Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 18

18

Lucia

'Je hebt wát?'

Mae slaat haar handen op naar de hemel. 'Je hoorde me wel. Ik heb me ook aangemeld voor het leger.'

'Dit meen je niet. Zeg me alsjeblieft dat dit een grap is. Alsjeblieft.'

Mae snuift. 'Ja, dat dacht ik ook toen ik hoorde dat ze jou hadden gevraagd naar het hof van verderf te gaan – en dat je ja had gezegd.'

'Denk je dat ik dit leuk vind, of zo?'

'Alsjeblieft zeg, je kan nog niet eens tegen bloed. Verdraaid, je zou jezelf nog snijden als je met een mes moest vechten! Niemand had het je kwalijk genomen als je nee had gezegd.'

'Nee, alleen half het Rosarium.'

'Niemand kan het je verwijten dat je jezelf niet halsoverkop in een onmogelijke missie gooit.'

'Ik ben maar een mens, Mae. Eén mens. Tegenover honderden levens die in gevaar zijn. Ik ben klaar met egoïst spelen.'

'Dan zou je prima moeten snappen waarom ik ook meega.'

Natuurlijk doe ik dat. Ik zou andersom precies hetzelfde doen. Ik wil haar niet kwijt. 'Als je me een echt een plezier wil doen, Mae, als je me echt wilt helpen, ga dan niet mee.'

'Als jij ook niet gaat, zal ik me terugtrekken.'

'Mae, sorry hoor.' Paniek golft door me heen. 'Maar wat hebben we aan jou? Je bent een Donkerrode. Hoe is dat nuttig tegen de Zwarten? We hebben je niet eens nodig.'

Mae staart me aan. Vijf, tien, twintig seconden. Dan dringt de inhoud van mijn woorden tot me door. 'Mae...'

Ze doet haar mond open, schudt haar hoofd en loopt weg.

Ik wilde haar ook alleen maar beschermen. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Stom, zo stom. Wat voor vriendin zegt nou tegen je dat je nutteloos bent?

Ik recht mijn schouders en zoek mijn weg naar mijn volgende les. Overal in school hangen advertentieposters voor het leger. Ons, als hoogste klassen, wordt gegarandeerde diploma's aangeboden en zelfs speciale aanbevelingen. Ik vraag me af hoeveel geld het leger de school heeft aangeboden voor deze deal.

In de klas zoek ik de plek naast Mae. Ze zit op ons vertrouwde plekje, in het midden van de rij bij het raam. Ik kom naast haar zitten. 'Mae, het spij...'

Ze staat op en gaat ergens anders zitten voor ik mijn zin af kan maken. Een paar meisjes trekken hun wenkbrauwen op.

Ik vraag me af wat ze denken. Iets in de trant van: heeft ze eindelijk die Witte gedumpt?

In de les behandelen we de gebeurtenissen van vorige week. We speculeren over wat dit van verwoestende invloed kan hebben op de maatschappij en komen tot de conclusie dat er ingegrepen moet worden.

De leraar lacht. 'En wie zijn nou beter bereid onze maatschappij te redden, dan sterke, getalenteerde jongeren? Steek eens jullie hand op, wie heeft zich al opgegeven voor de legerperiode?'

Het antwoord is indrukwekkend. De meerderheid van de jongens steekt zijn hand op, en ook de meisjes zijn goed vertegenwoordigd. Mae leunt achterover terwijl ze de nagels van haar linkerhand bekijkt met haar rechterhand hoog in de lucht gestoken.

Ik bijt op de binnenkant van mijn wang. Alsof Mae mijn gedachten kan lezen, kijkt ze mij aan, haar wenkbrauwen lichtjes opgetrokken.

Ik wend mijn blik af en pluk instinctief aan mijn nagelriemen.

In de pauze ga ik naast Mae zitten, al negeert ze me en lijkt haar glanzende haar al haar aandacht te trekken.

'Het spijt me, Mae, ik...'

'Weet je wat het is, Lucia? Iedereen heeft wel zijn redenen om zich op te geven bij het leger, maar die zijn echt niet allemaal nobel. Bijna al die jongens doen het omdat ze denken dat het stoer is, dat ze erbij willen horen of gewoon omdat ze met die domme hersenen nog steeds de jongensdroom hebben een soldaat te zijn. En dan de meisjes, hoor ik je denken. Sommigen hebben hetzelfde idee. Anderen doen het omdat ze er gewoon slecht voorstaan op school en het jaar niet over willen doen. Of neem Serena; het moet van haar ouders. En dan kom jij, verdraaid, en waar kom jij mee? Je gaat, "omdat het goed is om te doen". Meen je dat? Ik bedoel, echt waar? Je kan in veiligheid blijven, maar je gaat omdat je zogenaamd goed wilt zijn. Ik word er gewoon zo moe van.'

'Ik...' stotter ik. 'Het spijt me.'

'O, alsjeblieft. Zelfs nu probeer je aardig te doen. Scheld me gewoon eens uit. Je kan toch niet echt zo goed zijn als je jezelf voordoet.'

Het is net alsof er een vonk in mijn buik ontploft. Ze daagt je gewoon uit, vertel ik mezelf. Houd je in. Maar ik kan het niet hebben, ik kan het gewoon niet hebben dat ik telkens probeer te helpen en ja, goed probeer te zijn, en dat zij me daarvoor beklaagt.

Ik sta op zonder Mae aan te kijken en loop naar het toilet. Eenmaal daar realiseer ik me dat ik mijn tas bij Mae heb laten staan.

Aan het eind van de week worden de aanmeldingen gesloten. Mae en ik zijn allebei nog steeds ingeschreven. We zeggen er niets over tegen elkaar. We zeggen überhaupt vrij weinig tegen elkaar. Ik ben dit niet gewend. Ruzies met Caenna kwamen vrij zelden voor, en meestal zeiden we dan dat ruzie onzin was en onze vriendschap niet waard was. Dit, echter, is anders. Ik ben naar haar toegegaan en heb geprobeerd om het goed te maken. Ik kan het niet helpen Mae en Caenna met elkaar te vergelijken. Caenna had mijn excuses aanvaard en we zouden het goed hebben gemaakt. Maar Mae... Ik weet dat ik haar gekwetst heb, en toch gaat dit te ver. Ik heb het echt geprobeerd.

Dat maakt dan ook dat ik het eind van de week naar Caenna ga. Ik hoop dat ik haar kan uitnodigen voor een paardrijtocht dit weekend.

Echter, ik tref Caenna aan met een ander meisje. Ze lijken met elkaar in gesprek. Het meisje zegt iets en Caenna lacht, waarop ze mee lacht.

Een kleine steek drukt door in mijn buik, maar ik duw hem weg, walgend van mijn egoïstische jaloezie.

Het meisje ziet me en ze knippert met haar ogen.

'Uh, hoi!' stotter ik. 'Ik ben Lucia.'

'Luc!' Caenna merkt me nu ook op.

'Hai.' Ik glimlach.

Het meisje legt haar hand op haar borst en lacht. 'Ik zal me ook maar even voorstellen, dan. Ik ben Diana.'

'O. Mooie naam.'

'Dank je, jij ook. Kom er bij zitten!' Diane trekt aan de vlecht waarin haar lichte krullen vast zijn gebonden.

Ik ga zitten. Diana's ogen volgen mijn bewegingen. 'O, wauw! Je bent een Witte.'

'J-ja,' zeg ik.

Ik weet niet wat ik moet zeggen. Iets over haar kleur, maar ik heb geen idee wat dat is, behalve dat ze waarschijnlijk geen Donkerrode is. Ik heb alleen niet het gevoel dat "en jij geen Donkerrode" een gepaste reactie is.

Caenna grijpt in. 'Di, Lucia is kleurenblind.'

'O. Echt waar?'

'Nee, nou goed?' Caenna geeft Diana een duwtje en ze beginnen te lachen.

'Oké, goed,' zegt Diana. 'Dan moet ik zeker zeggen dat ik een Roze ben?'

Ik glimlach. Ik probeer iets gevats, iets aardigs te zeggen, maar die sociale vaardigheid heb ik nou eenmaal niet. Mae zou er moeiteloos op ingegaan zijn.

Zij wel.

'Cool,' zeg ik uiteindelijk. 'Dat is een... coole gave.'

Cool?

'Wel, bedankt.'

'Hé, maar waarom ben je hier, Luc?' vraagt Caenna.

'O, ik vroeg me af of je zin had om, uh, in het weekend samen te gaan paardrijden. Zoals vroeger. Dan mag jij op Eos.'

Caenna glimlacht. 'Natuurlijk. 'Ik heb morgen met Diana afgesproken, maar de dag daarna is prima voor mij. Hoe laat?'

'Na de lunch?'

'Oké, dan kom ik om half twee.'

Ik knik ter afscheid nog even naar Diana, die van mij naar Caenna terugkijkt. 'Leuk om je te ontmoeten,' zeg ik met een glimlach.

'Insgelijks.' Ze glimlacht niet, maar laat met haar lach haar stralende witte tanden zien.

De glimlach blijft op mijn gezicht vastgeplakt. Diana lijkt me best wel aardig, eigenlijk, en Caenna verdient een goede vriendin in haar nieuwe klas.

Twee dagen later staat Caenna stipt half twee voor mijn huis. Ik kan er niets aan doen als ik bedenk dat Mae nooit zo op tijd is. 'Je moet gewoon losser worden, schat,' zegt ze dan altijd.

Misschien heeft ze ook wel gelijk. Desalniettemin is het fijn dat iemand het nut van tijd beseft.

'Ik heb Eos en Aphrodite al geborsteld,' zeg ik.

'Echt? Had je niet hoeven doen. We hadden het ook samen kunnen doen.'

'Ja, ach, ik had toch niet zo veel te doen.'

Ik had wafels gemaakt voor ontbijt, met bessenvulling van bessen die ik de vorige dag zelf geplukt had in onze tuin en ik had sinaasappelsap van verse sinaasappels geperst. Ik vind het leuk om te koken. Na het ontbijt heb ik nog een tijdje in de keuken gestaan, terwijl ik probeerde pesto te maken. Het is niet echt gelukt, maar het was te eten. Daarna was het nog maar half een en besloot ik alvast Eos en Aphrodite te borstelen.

'Opzadelen dan maar?'

De zadels heb ik al aan het hek gehangen, dus het is een kwestie van ze op de paarden leggen en aansingelen. Aangezien ze allebei soepel zijn met het bit, kost het hoofdstel ook niet veel tijd en zijn we om kwart voor klaar voor vertrek.

'Je hebt nieuwe vrienden gemaakt,' zeg ik tegen Caenna. Ik bedoel het oprecht niet zo, maar mijn toon is bijna beschuldigend. 'Ze lijkt me een leuk meisje.'

'Dat is ze ook. Vroeger ging ze altijd om met Roden en Donkerroden en zo, maar die zagen haar als hun dienstmeisje, omdat ze Roze was en zo. Ze werd er gek van telkens maar voor ze te rennen en heeft afstand van ze genomen. Ik heb respect voor haar, dat ze zich niet laat leiden door de populariteit van die Donkerroden.'

Is dat een sneer naar mij? 'Ik heb ruzie gekregen met Mae,' flap ik eruit.

'Echt waar? Waarom?'

Ik vertel haar het verhaal. Het enige wat Caenna antwoordt is: 'Dan hoop ik dat wij niet ook ruzie gaan krijgen.'

'Waarom zouden we?'

'Wel... Ik heb me ook opgegeven.'

'Voor... bij het leger?'

Ik had gehoord dat jij zou gaan en ik dacht, ik kan je niet alleen laten gaan, niet na alles wat er gebeurd is. Het was oneerlijk van ze om het je überhaupt te vragen, na die brand en zo.'

'Ik heb de keuze zelf gemaakt. Ik heb geen bescherming nodig.'

'Iedereen heeft bescherming nodig.'

'Jij dus ook, en Mae ook.'

'Ik denk dat jij daar een uitstekende persoon voor bent.'

'Niet Diana?'

'Diana gaat niet.'

'Dat is... verstandig.'

'Ik ben er blij mee. Ik wil niet dat er een soort kettingreactie ontstaat, weet je wel.' Caenna giechelt maar de overtuiging mist.

'Jullie hebben geen moord gepleegd. Jullie horen niet te gaan.' Ik zie weer beelden van het meisje uit het Zwarte Verweer voor me, haar lichaam half verbrand van mijn duw in het vuur.

'Maar Lucia, jij handelde uit zelfverdediging. En niet alleen dat, je probeerde je vrienden te beschermen. Dat is geen misdaad. Waarom denk je dat je nog niet opgepakt bent?'

'Omdat justitie nog onderzoek moet doen. Er is in feite nog geen lijk door hen gevonden, en de school heeft me ook niet aangegeven.'

Ik walg van mezelf. Het meisje van bloed en as. Ik zou in de gevangenis gestopt moeten worden.

'O, alsjeblieft, houd op met dat schuldgevoel. Het is voorbij. Klaar.'

'We gaan in het leger, Caenna. Het is nog maar net begonnen.'

De stilte zegt meer dan woorden zouden kunnen.

'Galop?'

Ik spoor Aphrodite aan en samen vliegen we door het bos. Alsof we vluchten.

Ik snap niet waarom ik de neiging heb om te huilen, als ik thuis op de bank zit. Mijn moeder vraagt of ik zin heb om samen het diner te koken, maar ik schud van nee.

's Avonds ga ik vroeg naar bed. Ik slaap echter niet goed. Mijn keel is schor en ik ga meerdere keren uit bed om wat te drinken. Als ik uiteindelijk slaap, droom ik over Mae. We hebben weer ruzie. Ik schreeuw tegen haar – ik weet niet eens wat ik zeg, maar wel dat Mae zich gekwetst afwendt.

'Wacht!' roep ik haar na. 'Wacht!' Paniek stroomt door me heen, ik weet niet waarom.

Een voorgevoel, misschien.

Mae rent weg, haar haar wappert achter haar aan.

Het rennen gaat moeizaam. Dan past merk ik dat we in een woestijn zijn. Dé woestijn. Deserto.

'Mae!' gil ik.

Ik voel het. De duisternis die om ons heen zweeft. 'Mae, alsjeblieft, wacht! Het is niet veilig.'

Ze komt tot stilstand en doet een stap achteruit. Ze kijkt in de verte, naar iets boven ons.

Mijn adem stokt. Op een rots heuvels staan schutters. Drie, vier, vijf boogschutters. Een voor een spannen ze hun bogen, richten ze de pijlen op ons.

Ik trek Mae aan haar mouw.

'Laat me met rust.'

Alsof ze moet huilen, zo klinkt het.

Een scherp geluid zoeft langs ons. Links van ons. Een pijl.

De volgende is rechts van ons. Ik houd mijn adem in. Waarom vlucht ik niet?

Nog een pijl.

Hij vliegt in Mae's hart met ongelooflijke precisie.

Gelukkig word ik wakker. Mijn keel voelt rasperig. Ik neem een slok water en probeer tevergeefs de slaap te vatten.

'Mae.' Als ik haar op school zie, probeer ik haar bij te houden. 'We moeten praten.'

Ze draait zich om. Ik verwacht al half een snauw of een koele blik, maar ze kijkt me enkel aan. 'Je hebt gelijk.'

'Oké, ik ben hier echt niet goed in. Het spijt me serieus dat ik je zo gekwetst heb met die opmerking over Donkerroden. Dat was gewoon fout van mij, ik geef toe. Ik had dankbaar moeten zijn, dat je mij in bescherming wilde nemen. Je deed het voor een goede reden, en dat gaf mij geen reden om jou zo te behandelen. Dus mijn excuses. Ik hoop dat je die bereid bent te ervaren, niet zoals vorige week. Ik snapte dat je boos was, maar ik vind niet dat je dat zo had moeten zeggen.'

Een stilte. Dan Mae: 'Je moet diplomaat worden.'

'O.'

'Oké, nee, excuses aanvaard. Je hebt gelijk. We bedoelden het gewoon goed voor elkaar. We zaten allebei fout. Zand erover?'

Ik heb nog nooit zo simpel iets goedgemaakt. Caenna en ik hadden meestal een lang en diep gesprek, waarin we elkaar kwamen te begrijpen en vergeven.

'Ja, natuurlijk,' antwoord ik. Ik wrijf in mijn ogen. Ik ben moe.

Er volgt een ongemakkelijke stilte waarna Mae in haar handen klapt. 'Oké. Zullen we naar de klas gaan en onze de teamindeling bekijken?'

'Teamindeling? Zeg me alsjeblieft dat we geen sportcompetitie krijgen.'

'Nee, dat krijgen we niet.' Mae slaat haar ogen op. 'Voor het leger. Waar we naartoe gaan, met wie we zitten, wanneer onze trainingen zijn en wanneer we vertrekken.'

'O.' Ik schraap mijn keel. 'Dat is wel handig, ja.'

Mae grijpt mijn arm. 'Kom.'

Ik ben niet echt bang geweest voor al het legergedoe. Tot nu toe. Toch krijg ik nu een kriebel in mijn buik, nu het iets definitiefs heeft en dan realiseer ik me: ik ga in het leger.

Het is best toepasselijk, niet? Ik ben het meisje van bloed en as, dodelijk. Verachtelijk.

Maar ik wil niet dood.

Ik wil mijn ouders niet kwijt, en Mae ook niet, en de gedachte dat Aphrodite zelden meer bereden zal worden, ik haar nooit meer een uitgebreide poetsbeurt zal kunnen geven... het breekt mijn hart.

'Ik...' stotter ik. 'Ga jij maar alvast. Ik moet naar het toilet. Ik heb toch nog een paar minuten.'

'Zeker? Ik ga wel even mee.'

'Nee, nee, ga maar.'

Op het toilet weet ik niet eens wat ik wil doen. Ik hoef niet en ik zie geen reden om mijn haar te fatsoeneren. Ik werp een blik in de spiegel om te zien of er echt niets goed gestreken hoeft te worden, maar het zit allemaal keurig in mijn haarband achter mijn oren.

Ik draai de kraan open en spoel wat water op mijn handen en op mijn polsen om de hoofdpijn tegen te gaan. Ik smeer wat water op mijn hoofd en drink wat uit het putje van mijn hand.

Ademen, Lucia, vergeet niet te ademen.

Het helpt niet als ik het uitstel. Ik heb ja gezegd, het juiste antwoord gegeven, en nu moet ik ervoor uitkomen.
Mijn voeten voelen zo zwaar aan. Alles, eigenlijk. Zelfs mijn haar lijkt mijn hoofd naar beneden te trekken.

Heeft Mae daar nooit last van? Ze doet altijd vrolijk, opgewekt in ieder geval, en zelfs als ze dat niet is, handelt ze met overtuiging. Mijn meningen en standpunten komen echter overeen met mijn zicht: het valt allemaal in een grijs gebied.

Na deze overdenkingen ben ik bij ons klaslokaal. Ik ga naast Mae zitten, die me een papier overhandigt.

'Is dit het?'

'Ja.' Mae glimlacht.

'En ik kan niet meer terug?'

Mae trekt haar wenkbrauwen op. 'Nee. Dat zou jammer zijn voor onze teamgenoten.'

'Onze? Zitten we bij elkaar?'

'Natuurlijk, wat dacht je dan? Ze hebben gekeken naar wie vaak met elkaar omgaan, en de combinaties van gaven.'

Ik wapper met mijn armen als een of ander vreugdedansje. 'Ja! En met wie nog meer?'

'Kijk zelf, gekkerd.'

'Ja.' Ik haal diep adem. 'Ja, oké.'

Mijn ogen glijden over het papier.

We zijn de soldaten van commandant Legato, staat er. "We" houdt in: ik, Mae en nog zes anderen, waarom Caenna, Serena, Stan en Panos, de oranje jongen die de eerste schooldag uit de les werd gestuurd. De andere twee jongens ken ik niet, maar het zijn vast vrienden van Stan en Panos.

Daaronder staat vermeld dat we naar Deserto worden gestuurd, naar de hoofdvestiging van het Zwarte Verweer.

De training zal volgende week starten, het eind van de week krijgen we vrij om ons voor te bereiden. De komende drie dagen krijgen we les in strategie en wetenschap van de gaves, zodat we die kunnen gebruiken om het Zwarte Verweer te manipuleren.

Althans, dat staat er.

Onderaan staat nog een zin. Ik weet niet of ik ervan moet huilen of lachen.

Er staat: We hopen dat we jullie na jullie dienst nog terug kunnen zien.

In andere woorden: misschien gaan jullie wel allemaal dood.

~O~O~O~

Ik moet bekennen dat ik in een schrijfdipje zat toen ik dit schreef, dus dit is niet mijn beste hoofdstuk. Ik zit nu midden in mijn toetsweek (morgen Frans, natuurkunde en Nederlands mondeling), dus deze week heb ik het nog druk, maar daarna is het vakantie (oké soort van), en ik raak weer in een schrijfflow, dus hopelijk kan ik dan lekker veel publiceren. Ik ga ook bijna op kamp met school voor een week (sport-/survival, echt mijn ding. Om de rest van het jaar te ontmoeten voor volgend jaar, sociaal zijn dus, alweer een van mijn kwaliteiten...), dus dan kan ik niet schrijven. In ieder geval, iedereen succes met de laatste weken!

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro