Hoofdstuk 15
15
Vale
HET IS GRAPPIG hoe snel een mens gewend raakt aan dingen die hij nooit voorspeld had.
Ik raak gewend aan het heerlijk warme bed, zo groot dat ik er onmogelijk uit zou kunnen vallen. Ik raak gewend aan de harde training en aan het falen, net zolang tot ik het werkelijk kan. Maar bovenal wen ik aan de kille vechtersmentaliteit die hier hangt. De wetenschap dat men zal boeten hun daden.
Ook hierin heb je verschillende groepen. Je hebt bijvoorbeeld Pandora, of Nero, de Zwarten die zo geboren zijn of anderskleurigen die in een Zwarte familie zijn opgegroeid. Zo zijn zij opgevoed, ze weten niet anders, dit is hun wereld.
Ik zit in de andere groep. Mensen van buitenaf. Zij die zo beschadigd waren dat dit hun enige optie was. Getraind om te vechten, te doden zelfs. Ik ben er klaar voor.
De trainingszaal is niet zo gevuld als normaal, omdat team 3 op pad is om onrust te schoppen en team 8 is opgeroepen in Deserto, waar de woestijn is en het hoofd van het Zwarte Verweer. Het gebeurt wel vaker dat we naar Deserto moeten komen, vooral nu er best wel wat nieuwelingen zijn.
Ik ben bezig met de messen, die ik nu aardig onder de knie krijg. Ignita vroeg of ik met haar wilde boogschieten, maar eigenlijk had ik daar geen zin in. Toen ben ik bij Pandora gaan staan. Het gaat haar een stuk beter af dan mij.
Als Pandora ziet dat ik naar haar kijk, stopt ze met gooien. Ze brengt haar mes naar haar mond en zet haar tanden erin. Vervolgens trekt ze haar staart strak en zwaait met haar hoofd, zodat het perfecte haar over haar schouders danst.
Pas op, wil ik zeggen, want ze bijt nog steeds op het snijvlak van haar mes. Ik houd me echter in, want ik weet dat ze me uit zou lachen als ik dat zou zeggen.
Ze trekt haar schouders naar achter en pakt het mes. Ze gooit, en het is echt indrukwekkend, alsof het haar geen moeite kost om het hart van de slappe dummy te raken.
Na een paar worpen worden we bij elkaar geroepen. Tijd voor het volgende onderdeel, een competitie, zo zegt Tryphon, onze aanvoerder. We krijgen allebei een mes en de degene die het eerste zijn mes tegen de keel van de ander zet, wint. Verwonden mag, als het maar niet ernstig is. Niet voor niets staan er twee Lichtroze dienstmeisjes klaar, hun handen eerbiedig samengevouwen en hun lichte haar in strakke knotjes.
Drie keer raden tegen wie ik mag. Het is niet Aelia. Jammer genoeg. Nee, het is Pandora, die me een sadistische grijns toewerpt als ze het hoort.
Ja, er is nog een essentieel ding dat ik geleerd heb bij de omgang van mensen bij het Zwarte Verweer. Goed met iemand overweg kunnen is geen garantie dat diegene niet je keel zou doorsnijden als het erom draait.
Ik twijfel of ik niet beter meteen op de grond moet gaan liggen en Pandora laten winnen, om onnodige verwondingen te voorkomen. Maar dan word ik gezien als zwak en gevoelig en dat zijn scheldwoorden bij de Zwarten. Bovendien weet ik wat er de vorige keer gebeurde toen ik "zwak" was, en ook dat die straf als genadig werd gezien.
Over Johanna gesproken, ik kan niet wachten om te zien hoe zij wordt ingemaakt door haar tegenstander. Dat is het Oranje meisje, Cassandra, zeker niet de sterkste, maar die moet in staat zijn iemand als Johanna tegen de grond te werken.
Ze stappen in de ring. Johanna trekt met haar neus. Cassandra lacht en stroopt haar mouwen op. Johanna volgt haar voorbeeld op.
Tryphon telt af van drie naar nul.
Cassandra stormt op Johanna af, die nerveus piept en weg probeert te duiken. Cassandra grijpt Johanna's arm vast. Cassandra mocht dan misschien giechelig lijken op dat feest, er is een reden waarom ze hier is. Het is geen genadig meisje. Met het handvat van haar mes duwt ze Johanna in haar buik. Het metaal weerkaatst de vlammen in de kandelaars.
Johanna valt achterover met een gilletje. Ze probeert in haar val Cassandra te raken met haar mes, maar die duwt het mes met haar eigen krachtig weg, zodat het op de grond klettert en Johanna ongewapend is.
Er rolt een golf van besef over Johanna's gezicht terwijl ze zich laat overwinnen van Cassandra. Ze vecht niet meer terug, maar laat Cassandra over haar heen komen. Die trekt met haar mes langs Johanna's pols. 'Oeps.' Ze grijnst.
Johanna vertrekt haar gezicht van pijn en eventjes, heel even maar, heb ik medelijden met haar. Maar dan denk ik aan de dingen die ze mij heeft aangedaan en het golft weg. Ik vind het leuk. Leuk om te zien hoe ze pijn heeft, datgene wat ze mij altijd heeft aangedaan. Sterker nog, ik zou willen dat ík tegen haar mocht vechten, dat ik haar pijn mocht doen.
Er gaan een paar andere gevechten voorbij en ik zie een grote hoeveelheid bloed stromen, die mijn zenuwen niet de wereld uit helpt.
De meeste wonden worden hierna weer geheeld door de Lichtroze meisjes. Ignita komt lachend de ring uit gelopen terwijl ze het bloed uit haar haar probeert te krijgen. Het gevecht van Cassandra en Johanna was nog zeer bescheiden.
Ook Aelia ziet er zeer angstaanjagend uit met dat donkere bloed op haar lichte huid. Nog steeds krijg ik de kriebels als ik naar haar kijk.
Nu is het de beurt aan Pandora en mij. Pandora gooit haar mes in de lucht en vangt hem weer op. Alles straalt zelfverzekerdheid uit. Haar ontspannen houding, haar zelfvoldane gezicht. Ik dwing mezelf sterk te zijn en geen angst te tonen. Dit gaat pijn doen, maar het zal niet blijvend zijn. Ik zal vernederd worden, maar ook daarin ben ik niet de enige.
'Laat me een tip geven,' fluistert Pandora als we langs elkaar lopen op weg naar de ring. 'Je moet de pijn niet vrezen, je moet het omarmen.'
Ik giechel door die opmerking. Niet omdat het grappig is, maar omdat ik echt niet weet wat ik er anders mee zou moeten doen.
Er wordt weer afgeteld door Tryphon. Ik ga op mijn plaats staan en probeer niet zenuwachtig met mijn voeten te schuifelen – tevergeefs.
Ik span mijn spieren aan op nul. Ik bereid me voor om omlaag te worden gehaald door Pandora.
Ik voel niets. Pandora blijft staan op haar plaats, terwijl ze het mes laat draaien.
Ik zou moeten weten dat het niet zo makkelijk zou zijn, maar het is zo aantrekkelijk om haar aan te vallen. Ze lijkt helemaal niet gefocust op de situatie.
Natuurlijk is ze dat wel.
Zodra ik haar aanval, springt ze weg. Ze komt achter me en duwt haar mes met de botte kant in mijn rug. Ik duikel voorover maar weet mezelf staande te houden. Ik probeer zo snel mogelijk op adem te komen.
Pandora's mes slaat tegen mijn arm. Het scheurt door de zwarte stof en dan door mijn huid en wie weet welke pezen nog meer. Ik haal diep adem en probeer niet toe te geven aan de duizeligheid.
Ik móet haar tegen de grond aan krijgen. Nu.
Of zo.
Met alle kracht die ik heb duw ik mijn elleboog naar achteren. Ik hoor een kreun en een plof.
De energie stroomt door mijn schouders heen en even ben ik vreselijk sterk, zo voelt het, als ik Pandora op de grond zie liggen.
Maar nu komt ze kreunend overeind. De kracht uit mijn spieren stroomt weg, tegelijk met het bloed.
Ze zwaait haar mes tegen mijn enkel en ik val om. Even ben ik mijn gevoel voor zwaartekracht kwijt. Mijn hele linkerkant is gewond, mijn arm en ook mijn been.
Ik moet agressiever zijn, net als zij. Ze gebruikt het mes niet om me te verwonden ter verdediging, maar ter aanval.
Pandora hangt boven me. Ik grijp mijn mes, haal diep adem en steek hem in Pandora's dij. Haar linker.
Ze grijpt naar haar dij en ik probeer overeind te komen maar het lukt niet. Ik grijp het touw aan de rand van de ring en hijs mezelf overeind. Pandora trekt haar staart strak, waardoor er bloed aan blijft plakken.
Terwijl ik overeind probeer te komen, stormt Pandora op me af en ze duwt me weer, terwijl ze het mes op mijn hals legt.
Er wordt gejoeld.
Tryphon klapt in zijn handen en lacht trots, alsof we zijn paradepaardjes zijn. Pandora strompelt op eigen houtje de ring uit, maar ik weet niet overeind te komen met maar een goede arm en been.
Algauw verschijnt Nero's gezicht en pakt hij me onder me oksels. Hij trekt me overeind, zodat ik zit. Ik veeg mijn geklitte haar uit mijn ogen. Een van de twee Lichtroze meisjes komt op me af en duwt haar hand op mijn onderbeen. Het begint te tintelen. Ik wil haar hand wegduwen en mijn jeukende been krabben. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang tot het gevoel ophoudt en wordt ingewisseld door het zijdezachte gevoel dat haar hand me geeft.
Ik heb pas door dat ik mijn adem in houd als ik naar adem hap.
Zuchtend laat ik mijn arm ook verzorgd worden, maar het liefst wil ik weg van de ring en mezelf opsluiten in mijn kamer. Helaas moeten we hier blijven tot alle gevechten voorbij zijn. Ik let niet echt op, maar veeg afwezig over mijn denkbeeldige wonden, totdat Nero in de ring stapt tegen een andere jongen, een Gele.
Ik heb medelijden met hem, want Nero is sterk en bovendien ongenadig. Nero kijkt de ring rond. Zijn blik blijft even op mij hangen, maar ik beantwoord zijn arrogante grijns niet. Ik heb het hem nog steeds niet vergeven, van Johanna.
Hij knippert met zijn ogen en legt zijn blik dan op een giechelende Johanna, die haar vernedering alweer vergeten moet zijn.
Eikel. Ik kan er niet tegen. Laat hem en Johanna maar een stelletje zijn. Perfect. Soort zoekt immers soort. Ze zijn allebei van hetzelfde niveau.
En jij dan, zeurt een stemmetje in mijn hoofd. Waarom zou ik dan ook een haar beter zijn dan zij?
Ik scheur mijn blik weg van Nero's lijf en doe alsof ik mijn gerafelde nagels bestudeer. Ik weet zeker dat Johanna ze een ramp zou vinden. Ik kan haar niet ongelijk geven, maar ik kan ook niet zeggen dat het me boeit.
Nero steekt zijn borst vooruit en balt zijn vuisten. Zijn tegenstander doet hem na. Nero gaat met zijn hand door zijn haar en het enige wat ik kan denken, is uitslover.
Misschien doet hij het om indruk te maken op mij.
Ik duw de gedachte meteen weg. Het is al arrogant om dat alleen maar te denken. Misschien doet hij het om indruk te maken op Johanna, of Ignita, Pandora misschien wel. Het zou me niets verbazen als het echter zijn grote ego is die spreekt, die aan iedereen wil laten zien dat hij de sterkte is, de beste.
Wat het ook is, het heeft niets met mij te maken.
Ik haal een hand door mijn hevig geklitte haar terwijl Nero bijna letterlijk op zijn tegenstander inhakt. Johanna kijkt weg en staat op "omdat ze naar het toilet moet".
Pandora, die naast mij zit, draait met haar ogen.
De Gele jongen wordt algauw verslagen. Als alles eindelijk is afgelopen, ga ik naar mijn kamer. Tenminste, dat probeer ik. Ik vergeet echter dat Nero ervan houdt om uit het niets voor me op te duiken.
'Ga aan de kant, eikel,' snauw ik.
'Waarom zou ik?' Hij haalt zijn hand – weer – door zijn haar.
'Waarom zou je je tijd verspillen door voor mij te gaan staan?'
'Waarom niet?'
'Ga gewoon weg. Dánk je.'
Hij luistert niet, maar knijpt zijn ogen tot spleetjes en blijft naar me kijken. 'Waarom heb je zo'n hekel aan me?'
'Waarom niet?'
'Ik meen het, Vale.' Zijn stem klinkt smekend. Bijna wanhopig.
'Ik ook.' Ik strijk door mijn stroeve haar. 'Waarom zou ik geen hekel aan je hebben?'
'Omdat... ik knap ben?'
Ik klak met mijn tong en sta op het punt weg te lopen, maar hij grijpt mijn arm. 'Nee. Wacht. Alsjeblieft.'
Ik blijf staan met mijn armen over elkaar heen geslagen. Ik vind het heerlijk, die macht die ik over hem heb.
'Denk je dat dit allemaal simpel is voor mij, Vale?' Nero slaat zijn handen op. 'Weet je hoe het is dat mensen je vanaf je eerste ontmoeting niet mogen. Mensen denken allemaal dat ik per definitie een rotzak ben, maar...' Weer die hand door zijn haar. 'Maar ik ben gewoon Zwart. Daar kan ik ook niets aan doen. Weet je hoe dat is, dat je een label op geplakt krijgt, dat mensen geen moeite nemen om je te leren kennen, omdat ze denken dat ze toch wel weten hoe je in elkaar zit? Weet je hoe het is om nooit geaccepteerd te worden? Weet je dat, Vale?'
Na deze woorden valt er een kille stilte. Ik wil ja zeggen. Ja, ik weet hoe het is om gelabeld te worden, hoe het is om overal buiten te vallen, hoe het is om nooit geaccepteerd te worden. Natuurlijk weet ik dat.
Nero draait zich om voor ik kan antwoorden. 'Laat ook maar,' mompelt hij. Zijn handen zakken langs zijn zij en hij loopt weg.
'Wacht,' fluister ik.
Hij reageert niet.
Die middag breng ik door op mijn kamer en ik heb weer zo'n bui waarin ik wil huilen en schreeuwen tegelijk. Ik haat het wanneer ik huil. Het is een teken van intense zwakheid. En hoewel ik zin heb om te schreeuwen, ik ben geen klein kind meer. Ik moet sterk zijn, mijn emoties onder controle houden, niets laten merken.
Ik laat me op mijn bed vallen en staar weer naar het raam terwijl ik me afvraag wat dit leven voor zin heeft. Zelfs de gedachte van wraak doet me niet lachen. De gedachte van het bloed van mijn ouders maakt me zelfs een beetje droevig. Niet omdat ik om ze geef. Ik ben al lang geleden gestopt met het geven om mensen, inclusief mezelf. Het is alleen sneu dat de gedachte aan de dood van mijn ouders een lichtpuntje in mijn leven zou moeten zijn.
Ik ben een slecht mens. Waarom besta ik? Volgens de regels zou mijn soort allang geëxecuteerd moeten zijn. Misschien hebben ze wel gelijk.
Ik scheur mijn blik los van het raam en dwing mezelf naar iets anders te kijken dan die oneindige blauwe lucht, en dan zie ik het. Mijn schildersezel. Mijn hart maakt een sprongetje als ik opstap en het rustieke hout bewonder. Hij is zo groot, zo mooi, zo perfect.
Ik sta op en haal wat papier met een stevige structuur. Ik weet ook nog verf op te sporen. Het is niet veel. Alleen de basiskleuren zijn in de houten doos te vinden: zwart, wit, blauw, rood, geel.
Daar moet ik over nadenken. Als de wereld alleen maar uit die kleuren zou bestaan, zou het dus bestaan uit de gaven die de vier elementen, tijd, kwaad en goed beheersen.
Is dat ook niet het fundament van de wereld?
Het werk dat ik probeer te maken, is niet simpel. Het is een stuk land met een aardlaag en daaronder een laag van magma, vuur. Het grenst aan de zee, waar ik dus water in verwerk. De lucht is wat moeilijker aan te duiden, maar het lukt me door middel van wolken, golven en rimpelingen in het water.
Om het geheel af te maken, verwerk ik er een zonsondergang in, die begint bij zee en zich voorzichtig verspreidt over het land. Het staat symbool voor de tijd, maar niet alleen voor dat. Het staat ook symbool voor het kwaad dat het goede verdrijft.
De kleuren zijn veel gecompliceerder dan alleen rood, geel, blauw, zwart en wit, maar ik heb het vaker met een kleine hoeveelheid en goedkoop verf moeten doen, waardoor ik een expert ben geworden met mengen. Groene bladeren, of de subtiele oranje kleur bij het begin van de zonsondergang, het is geen probleem voor mij.
Op het land staat een meisje. Ze heeft niet per se met de kleuren te maken, maar ik moest haar erin stoppen. Het meisje staat bij een grote, groene boom. Haar haren vallen als een soort gouden aureool om haar hoofd. Ze is gekleed in een gerafelde witte jurk. Haar hand ligt op de stevige stam van de boom. Met wijd opengesperde ogen kijkt ze naar de zonsondergang, de duisternis die nadert. Ik zie voor me hoe ze wegrent, probeert te rennen van de duisternis, maar erin verstrikt raakt.
Ze komt me bekend voor, dat meisje. Ze komt me bekend voor, omdat ik haar ben – nee, ik wás haar. Ik was het lieve meisje met de blonde haren dat gaf om de gevoelens voor anderen. Het meisje dat voor anderen klaar probeerde te staan, dat de duistere wereld altijd een een beetje kleur probeerde te geven. Zij, die probeerde uit de greep van de overweldigende duisternis te blijven.
Het is haar niet gelukt.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro