Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 11


Vale

ALS JE MIJ vorige week had verteld dat Johanna mijn bediende zou worden, zou ik je keihard uitgelachen hebben – en daarna hopeloos hebben verlangd dat het op een of andere manier waar zou kunnen zijn.

  Maar als je mij vanochtend had verteld dat Johanna op dit moment nog zou leven, had ik je met gefronste wenkbrauwen verteld dat jij dan maar eens goed op moest letten.

  Je had gelijk gehad.

  Door het geraas van de chaos op het Westplein heen, beveel ik Johanna dat ze mee moet komen, en vooral niet moet zeuren. Eenmaal op het plein zelf is Johanna te bang om naar me te luisteren. 'Straks worden we gepakt,' zegt ze, haar stem trillend van angst. 'Of we worden neergeschoten, of gestoken! Wat dan?' Nu is het de hysterie die overheerst in haar stem.

  Ze stinkt naar angstzweet.

  'Ik hoor bij hen. Denk je dat ze mij zouden doden? Ik ben hun machtigste wapen, Johanna, ik ben een Blauwe. Bedank me maar, want dankzij mij ben je veilig.'

  Johanna kijkt me aan met grote ogen. Haar ogen schieten in het rond, naar de straat waar haar huis staat, naar de omgevallen kraampjes, naar de dunne steeg links van ons. Ze rukt haar pols los en struikelt voorover.

  'Dat dacht ik dus niet.' Zonder er ook maar over na te denken heb ik Johanna in mijn greep. Eventjes overweeg ik haar toch af te maken maar zodra die gedachte in mijn hoofd opkomt, voelt het mes zwaar in mijn handen.

  Ik laat de tijd rondom haar lichaam weer lopen. 'Ik geef je één seconde om naast mij te komen staan,' dreig ik.

  Ik houd mijn mes gereed, want ik weet hoe koppig – en dom – Johanna kan zijn. Gelukkig gehoorzaamt ze me meteen. Ik houd mijn mes omhoog, op ooghoogte. 'Nog een woord, een gil, een geluid, en je krijgt te maken met mijn vriend. Je mag dan misschien een kreng zijn dat weet hoe ze anderen moet manipuleren, ik ben tot veel ergere dingen in staat. Je mag blij zijn dat ik je heb gespaard, en je mag hopen dat dat zo blijft. Dus wat zeg je dan?'

  'Uh... sorry?'

  Ik lach. 'Ik was gewoon benieuwd wat je ging zeggen. Het goede antwoord was niets. Ik had je al veel eerder de mond moeten snoeren.'

  Johanna doet haar mond open, maar zodra ze mijn blik ziet, valt hij weer dicht en staart ze naar de grond.

  'Goed zo.'

  Ik loop samen met een zwijgende Johanna naar het punt waar we afgesproken hadden, een paar blokken voor het plein. Daar ga ik op een bankje zetten. Ik laat Johanna stil zijn door rondom haar de tijd stop te zetten, zodat ik geen last meer heb van het getril van haar handen en het schichtige heen-en-weer geschiet van haar ogen.

  Langzaam komt team vijf naar deze plek, terwijl ik speel met mijn mes – ik probeer hem steeds naar diezelfde gedeukte baksteen in het huis te gooien.

  De meesten leden van team vijf geven mij geen aandacht, maar als Ignita en Nero terug komen, lopen ze op mij af. Ik gooi glimlachend het mes in de lucht en vang het weer op, terwijl ik een zelfvoldane lach steeds probeer te onderdrukken.

  'Is dat haar?' Nero bekijkt Johanna. 'Dat is meer dan ik verwacht had.' Hij laat zijn ogen over haar heen glijden.

  'Waarom reageert ze niet?' Ignita knipt met haar vingers voor Johanna's gezicht. 'Is ze doof of zo?'

  'Niet precies.' Ik laat de betovering gaan. 'Johanna, zeg eens hallo.'

  Haar mond valt open. 'H-hallo...?' stottert ze.

  'Schattig,' zegt Ignita.

  'Zeg dat wel.' Nero grijnst. Johanna kijkt hem onzeker aan, maar glimlacht dan langzaam en voorzichtig. Ze mag dan misschien wel bijna zijn gedood, ze is nog steeds verachtelijk mooi. Een vreemde kriebel meldt zich in mijn buik.

  'Doe normaal,' snauw ik tegen Nero.

  Hij wiebelt met zijn wenkbrauwen. Ik kan me niet voorstellen dat hij diezelfde geconcentreerde, ongrijpbare jongen was die op het plein anderen verduisterde.

  Hij zit naar me te kijken en daar schrik ik van. Ik herstel me snel en staar terug, maar hij blijft me aankijken. Ik zuig mijn wangen naar binnen, want ik voel ze branden. 'Heb je me niet gehoord, of zo? Ik zei: doe normaal!'

  Johanna giechelt. 'Hoe hard je ook zegt van wel, Vale, je bent nog steeds niets veranderd.'

  Mijn mond valt open. Hoe durft ze? Ik heb haar gespaard! Ik zou haar kunnen doden, en zij zegt dit? Ik tast naar mijn laars, naar mijn mes. Ik haal hem eruit, glanzend in het zonlicht.

  'Ah, Vale, doe niet.'

  Ik kijk Nero dreigend aan. Hij kijkt terug, een denkrimpel in zijn voorhoofd.

  'Ze is veel te knap om af te maken. Durf je dat wel?'

  'O? Wil je zien hoe knap ze echt is?' Ik kijk naar dat vreselijk perfecte gezichtje. 'Met je scheve neus,' snauw ik.

  Er heeft een zekere verandering plaats gevonden op haar gezicht. Haar verhoudingen zijn nu nog perfecter, haar wimpers nog langer en haar lippen zien er zacht, roze en vol uit, terwijl ze met haar wimpers naar Nero knippert.

  Ze probeert hem gewoon te versieren, dat kreng. En Nero trapt er met open ogen in.

  'Dus jullie zijn...?' vraagt ze.

  'O, alsjeblieft,' grauw ik.

  'Ik ben Nero, en dat is Ignita.'

  'En jullie horen bij het Zwarte...?'

  'Het Zwarte Verweer. Voor rechtvaardigheid en vrijheid.'

  'O, echt?' Johanna kantelt haar hoofd en kijkt Nero glimlachend aan. 'Ik heb die begrippen altijd fascinerend gevonden.'

  'Dat is mooi, want je gaat volle rechtvaardigheid krijgen,' sneer ik. 'Die vrijheid laat even op zich wachten.'

  'Vale...' Nero legt zijn arm op mijn schouder.

  Ik draai met mijn ogen en duw hem eraf. 'Wat staan we hier nog? Laten we gaan.'

  'Wacht,' zegt Johanna.

  'Waarom zouden we? Kom mee, of we dwingen je ertoe.' Ik kijk dreigend naar Nero om aan te geven dat hij zich er niet mee moet bemoeien.

  Ik hoor het geklapper van Johanna's hakken als ze met ons meegaat en ik blijf me maar afvragen waarom ik dat kreng genade heb gegund, en waarom ze zo dom is zich nu als de koningin van de groep te gedragen. Lang zal het gelukkig niet meer duren, want over niet al te lange tijd zal ze volgens de door Helene uitgelegde procedure een nietig dienstmeisje worden.

  Ik glimlach naar haar om haar te pesten. Ze glimlacht terug, maar niet bang of verlegen, het is haar ik-ben-zoveel-beter-dan-jij-en-dat-ga-je-merken-glimlach.

  Ze moest eens weten.

  Ik loop dus naar huis met de gedachte dat Johanna straks in een of ander dienstmeisjes-kamertje wordt gestopt, maar tot mijn grote verrassing neemt ze initiatief.

  'Ik ben heel goed in het manipuleren van mensen, weten jullie?'

  Ik snuif. 'O, dat weet ik.'

  'En ik ben altijd gefascineerd geweest door het Zwarte Verweer.'

  Het lef.

  'Jullie denken misschien dat ik nergens toe in staat ben, maar dan moeten jullie opletten.'

  Ik kan mijn oren niet geloven. 'Dat heb je gewoon van mij!'

  Nero maakt een proestgeluid en Ignita bekijkt Johanna nauwlettend terwijl ze aan een rode kruk draait.

  'Ik denk dat ik best een goede aanwinst voor jullie team zou zijn.'

  'Oké, nou is het genoeg.' Mijn stem klinkt hard en vast, anders dan normaal. O, en het voelt goed. 'Ik weet niet waar je denkt mee bezig te zijn, maar het moet ophouden. Ik had je geen genade moeten schenken.'

  Nero en Ignita wisselen een blik

  'Ik weet dat je graag sterk wilt zijn,' zegt Johanna, 'maar eigenlijk ben je gewoon een schat, Vale. Weet je nog, onze ontmoeting?'

  'Ik ken anders iemand die niet zo'n schat was na onze eerste ontmoeting. Toen haar neus recht groeide...' ik geniet van de onzekere blik van Johanna, 'groeide ook haar vermogen om krengerig te zijn. Wat heb je liever?'

  Johanna fladdert met haar wimpers terwijl ze zich naar Nero en Ignita omdraait. 'Wat hebben jullie liever, jongens? Ik ben nog veel erger dan Vale. Waartoe denken jullie wel niet dat ik dan toe in staat ben?'

  'O nee, voor geen cent,' sis ik, maar aan hun goedkeurende blikken te zien overwegen Ignita en Nero het serieus.

  'O, lieve Vale, toch, ik ben een en al duisternis, vind je niet? Of denk je dat ik niet vals genoeg ben?'

  Ze heeft me in het nauw gedwongen. Ze weet dat het mijn trots te na is te zeggen dat ze iets goeds in zich heeft, al dacht ik dat vroeger nog zo. Maar ik gun het haar zó niet een beter bestaan te hebben dan dat van een dienstmeisje.

  'Ik denk dat je te zwak bent,' zeg ik, maar de vastheid in mijn stem is verloren gegaan.

  'Wat denken jullie?' vraagt Johanna aan de anderen. 'Zullen we stemmen?'

  'Ik stem voor,' zegt Nero met die nare arrogante lach. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang en kijk naar Ignita, smeek haar met mijn ogen te weigeren.

  Ze knipt met haar vingers. 'Ze heeft wel vuur.' Haar ogen glimmen. 'Oké, ik ben voor.'

  Ik bijt zo hard dat ik bloed proef en ik overweeg Johanna te slaan om haar hetzelfde te doen proeven.

  'Niet te geloven.' Mijn stem is niet hard of sterk, maar toch ben ik onder de indruk van de toon. 'Ik zou haar doden. En nu geven jullie haar een prachtig leven. Wat een zakken zijn jullie.'

  'Je hebt haar niet gedood, schat,' zegt Nero. 'Daarmee heb je haar aan het Zwarte Verweer gegeven en mogen wij bepalen wat we met haar doen.'

  'O, ja? Heb ik haar aan het Zwarte Verweer gegeven met een briefje erbij dat ze van jullie is? Heb ik ooit toestemming gegeven?

  Ignita zucht. 'Je krijgt elke dag heerlijk eten en je leeft in een vreselijk luxe suite. Zie dit als een teken van dankbaarheid. Hoewel, de leiding vindt het vast geen probleem om je naar een kamer van vierde rang te degraderen, als je al bij de eerste keer niet meewerkt. Hebben wij toestemming gegeven dat zo'n nieuweling als jij een kamer van tweede rang krijgt, waarmee je onze kansen verkleint op zo'n kamer?'

  'Dit, zíj, gaat tegen jullie werken, let maar op. O, jullie gaan hier zoveel spijt van krijgen. En dan zal ik de eerste zijn om te zeggen: ik zei het toch.'

  Ik versnel mijn pas, weg van Johanna en haar hersenloze volgelingen.

  'Vale, wacht nou,' roept Ignita me na.

  Ik snuif. Wat denkt ze wel? Wat denken ze wel? Mijn hele lichaam schokt van woede. Het geeft me energie om vooruit te lopen, sneller dan de rest.

  Het volgende dat ik weet, is dat ik bij ons "kamp" ben aangekomen. Ik sla de deuren open en loop naar binnen, nog steeds kokend. Helene staat met haar broer Aias in de hal te praten. 'Hé, Vale,' zegt ze als ze mij ziet. 'Vale, wacht! Wat is er?'

  Ik negeer haar, want ik heb al helemaal geen zin in haar schijnheilige gedoe, ze laat me daarna toch wel vallen. Ik vergeet bijna het feit dat ze een Paarse is, maar ze vindt me gelukkig niet belangrijk genoeg om er iets mee te doen.

  Ik loop door naar de trainingszaal, al is het geen trainingstijd, al zou ik me voor het eten klaar moeten maken. Het is toegestaan om te oefenen buiten trainingstijden, weet ik. De deur is in ieder geval niet op slot. Het is er echter wel helemaal donker. Nergens branden toortsen of kandelaars om de hal te verlichten, alleen het vage zonlicht van de kleine ramen hoog in de muren.

  Alsof het mij uitmaakt. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en kijk waar het messenrek staat. Eenmaal gevonden pak ik drie messen en probeer ik de schietschijven te raken. Ik gooi mis. En nog een keer, en nog een keer, en ik word alleen nog maar bozer. Ik pak nieuwe messen en smijt ze nu in de stenen muur, waar ze met een klingelend geluid van af ketsen.

  Ik heb zin om te schreeuwen en iemands haren uit te trekken, en ik heb een vreselijke hekel aan Johanna.

  Ik pak een van de zwaarden in het rek en loop naar een stoffen pop die bedoeld is voor het oefenen van boksen en dergelijke. Zo zonder licht lijkt het best op een mens, en als het een mens is, waarom dan niet Johanna?

  Het is de eerste keer dat ik een zwaard hanteer, maar ik merk amper hoe zwaar die dingen zijn. Ik hak op de pop in en ik hoor stof scheuren.

  Dit had ik eerder met Johanna moeten doen. Ik sla heen en weer met het zwaard, probeer de pop te onthoofden.

  Ik merk niet dat het licht is geworden tot ik zo hard met het zwaard sla dat hij door zwaait en tegen mijn linkerarm aan komt.

  Ik geloof dat de pijn die bij een zwaardwond komt kijken, vaak onderschat wordt. Er trekt een siddering door mijn lijf en mijn arm begint te branden.

  Waarom, vraag ik me af terwijl ik de dikke stroom bloed weg probeer te vegen met mijn mouw. De tranen schieten in mijn ogen en ik bijt op mijn lip.

  Het wordt licht, en ik kijk op, de pijn verbijtend. Ik zie Ignita met haar vuur nog een andere toorts aansteken. 'Weet je hoe ze dat noemen?' vraagt Nero achter haar, terwijl hij naar mijn arm wijst.

  'Jouw schuld?' gok ik.

  'Bijna. Domheid.'

  'Ik heb een zwaard in mijn hand,' dreig ik. Het snijvlak zit onder het bloed. 'Ik ben niet zo lief als ik lijk.'

  'Wauw,' mompelt Ignita, wijzend op wat de pop moet zijn. 'Heb jij dat gedaan?'

  'Wie anders?' Met een opkomende vlaag woede duw ik het zwaard door het hoofd van de pop, dat al gescheurd op de grond lag. Het faalt, maar ik zie een mes op de grond liggen, dat ik daarnet naast heb gegooid. Ik pak het op en smijt het met een gefrustreerde schreeuw in een andere pop.

  Ignita fluistert iets tegen Nero, die knikt en wegloopt.

  'Wat?' schreeuw ik hem na. 'Ga je weer iets bedenken om me de grond in te boren, eikel?' Ik trek het zwaard uit de pop en hak er op in, niet luisterend naar Ignita's opmerkingen.

  Een tijdje ga ik zo door. Ik negeer de pijn in mijn arm, het kloppende gevoel alsof het afsterft.

  'Vale.' Die stem ken ik. 'Hou op.'

  Mijn hersenen luisteren niet, maar mijn lichaam wel. De spieren in mijn hand ontspannen – het zwaard klettert op de grond en Helene deinst achteruit.

  Ik glimlach traag naar haar. 'Heb jij me net zo gemist als ik jou?'

  Ze klakt met haar tong. 'We hebben geen tijd voor jouw spelletjes, Vale.'

  'Mijn spelletjes? Míjn spelletjes? Helene, je hebt me laten vallen zodra ik was waar je me nodig had; hier, kreng dat je bent. En jij denkt dat ik ook maar één seconde naar jou ga luisteren?'

  Helene schuift haar haar achter haar schouder, zodat haar Paarse roos goed zichtbaar is. 'Ja, dat denk ik.'

  'Fysiek kan je me dan misschien dwingen jouw onzinnige bevelen op te volgen, mentaal lig ik buiten je controle. Je mag dan schreeuwen dat je nog zo machtig bent, je bent geen Groene of Zwarte, of zelfs Witte.'

  'Wat voor punt wil je maken, Vale? Ik wil weten waarom je als een gek de trainingszaal binnenstormt en onze trainingsspullen vernielt.'

  'O, hou op,' zeg ik terwijl ik naar de lappen stof van de pop kijk. 'Weet je waarom? Omdat jullie me zeggen dat ik macht, wraak en rechtvaardigheid krijg. Maar dan wordt die wraak omgezet in het zien hoe degene die ik het meest haat, gespaard wordt en in de watten gelegd wordt.'

  'Jij hebt het laten glippen, Vale. Je had haar meteen moeten doden, als je zo witheet van woede was. Dat deed je niet. Je gaf genade. Wij zijn niet gediend van genade, dus dit is de straf die daarop volgt.'

  'Dus dát is waarom jullie Johanna opnemen? Om mij te laten zien dat ik te zwak ben geweest? Je had het ook gewoon kunnen zeggen. Weet je wat, geef me een mes, dan maak ik haar nu meteen af.' Ik buk om een mes te pakken, maar Helene houdt me tegen met haar vreselijk irritante gave.

  'Daarvoor is het nu te laat. Op het moment dat je het moest doen, heb je gefaald. Dat zal je voelen.'

  'Ik ben een Blauwe. Willen jullie de kans lopen dat ik niet meer mee ga werken.'

  'Wel, ben je voor ons tot nu toe van enig nut geweest?'

  'Ik ben mee geweest naar de markt.'

  'Om daar voor jezelf wraak proberen te nemen.'

  'Waardoor jullie een nieuwe aanwinst hebben.' Ik kijk Helene uitdagend aan.

  'Dus je stemt ermee in?'

  'Wat, nee!'

  Helene lacht voor de eerste keer. 'Je hebt genoeg gezegd, Vale. Ga naar je kamer en geniet van de luxe die anderen niet hebben gekregen.'

  Iedereen kijkt naar mij, in afwachting van wat ik ga doen, en ik haat die zelfvoldane blikken, dus loop ik weg. Want ze zijn me mijn tijd niet meer waard, en ik die van hen blijkbaar ook niet.

  Ik tril nog steeds als ik op mijn kamer ben. Silvia heeft het bed opgemaakt en ik laat me vallen op de zachte wollen dekens. Was er maar iemand bij wie ik kan uithuilen, bij wie ik mijn zorgen kwijt kan.

  Niemand houdt van mij.

  De gedachte is scherp en schokkend. Automatisch probeer ik mezelf gerust te stellen, te zeggen dat het niet waar is.

  Ik ga iedereen langs die ik ooit gekend heb en het tegendeel wordt niet bewezen.

  Ik heb lucht nodig. Ik sta op uit dat bloedhete bed en duw de gordijnen open, het raam.

  Het raam is groot en zonder blokkerende stangen of planken en dergelijke. Ik zou eruit kunnen klimmen.

  Wat als ik spring?

  De vriendelijkste woorden die over me gezegd zouden worden, zijn: Ze was een Blauwe.

  Maar ik kan het niet. Ik ben te laf. Opeens krijg ik het koud van die lucht. Ik sla het raam dicht.

  Ik mis mijn verf, en mijn papier. Het was niet veel, maar het was iets wat mij vreugde bezorgde. Dat was al erg zeldzaam in mijn leven, maar niet afwezig.

  Buiten mijn kamer hoor ik de stemmen van mensen die met elkaar af hebben gesproken en iets leuks willen maken van hun leven. Ik kan het niet aan en draai mijn deur op slot. Ik ga liggen op mijn bed en huil. Zachtjes, zonder geluid. Maar ik huil wel. Net zolang tot ik niet meer kan.


~O~O~O~

Eigenlijk is het best wel ironisch dat het rijk het Rosarium heet terwijl ik zelf gewoon Rosa heet. Een vriendin van mij had de naam ooit verzonnen en ik vond hem wel koel, haha. Overigens rekent mijn laptop het woord "vriendin" niet goed en nu word ik bang.

Rosa

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro