Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 1


Lucia

De ochtend is nog jong en dat is duidelijk te zien aan de variatie van grijstinten die de lucht verven. Al mijn hele leven heb ik willen weten hoe de zonsopgang er echt uit ziet, met alle kleuren van dien. Oranje, roze, geel – kleuren die ik ken, maar die ik nog nooit in de lucht door elkaar heb gezien.

  Soms zou ik willen dat mensen meer gebruik maken van hun gaven. De Donkerroden, die zichzelf kunnen transformeren, doen dat altijd, dat weet ik. Ze willen er zo mooi mogelijk uit zien, want mooi is de definitie van populair. Veel mensen vergeten het, maar mijn kleurenblindheid is een soort voordeel. Ik kan kleuren zien, maar enkel als iemand van die kleur zijn gaven gebruikt. En ik zou zoveel meer willen zien dan zwart, wit en donkerrood.

  Vandaag is het eind van de vakantie. Ik moet weer naar school.

  Ik fatsoeneer mijn haar snel in de spiegel en strijk mijn witte blouse — die deel uitmaakte van mijn schooluniform — strak.

  Bijna vergeet ik het belangrijkste, maar de lege plek op mijn linkerborst is niet te missen. Ik grijp naar de speld met de witte roos, mijn eigen, persoonlijke roos. Op de achterkant staat mijn naam gegraveerd; Lucia Chandler. Men zegt dat de achterkant van goud is. Ik heb geen idee wat ik me daarbij moet voorstellen, behalve geld misschien, want goud is erg kostbaar. Al ons goud komt uit Arsene, het rijkste hof van het Rosarium. Mijn moeder heeft me eens verteld dat goud een prachtige kleur heeft. 'Geel,' zei ze, 'maar dan glanzender. Geel met een oranje ondertoon.' Toen zuchtte ze. 'Een beetje zoals je haar.' Ze gaf me een aai over mijn hoofd.

  Ik pin de speld vast. Het wit van de roos valt niet erg op tegen het wit van mijn blouse, niet zoals het opviel bij de anderskleurigen, waar ik een donkerdere kleur bij zie. Maar ik vind het niet erg. Ik hoef niet op te vallen om blij te zijn. Integendeel, ik houd er niet van als alle ogen op mij gericht waren.

  Ik kan dat echter niet altijd voorkomen, want Witten zijn zeldzaam in het Rosarium. Net zo zeldzaam als de Zwarten en net iets minder zeldzaam dan de Paarsen en Blauwen.

  Paarsen zijn vaak koninklijk, of in het andere geval hebben ze een andere belangrijke functie in het bestuur. Royals liggen nou eenmaal niet voor het grijpen, en bovendien gaan de weinige Paarsen naar andere, elitaire scholen. Als er echter eentje te zien is, dan kan die zeker op aandacht en geroddel rekenen. Vooral van Rozen, die gek zijn op beroemdheden.

  Blauwen hebben echter een gave, machtiger dan  andere, en daarom zijn zij de buitenbeentjes geworden. Zij kunnen spelen met tijd. Ze kunnen de tijd ook stopzetten. De Blauwen waren vroeger niet geliefd om de trucjes die ze uithaalden. Enkelen gebruikten hun gave nooit, maar de meesten maakten groot misbruik van hun situatie. Er wordt verteld dat ze de tijd te pas en te onpas stop konden te zetten. In de klas, of als iemand iets zei of deed wat ze niet fijn vonden. Als martelende reactie vertraagden ze de tijd, en, als ze echt sadistisch waren, pakten ze iets af of gebruikten ze zelfs geweld.

  Maar het allerergste was niet dit onschuldige geplaag. Dat was de executie bij het koninklijk paleis, gelegen in het vergulde Arsene. Er zou een kroning plaatsvinden, de kroonprins stond op het punt koning te worden. Toen hij naar het altaar liep om de kroon aan te nemen, gebeurde er iets vreemds. Hij verlamde, en daarmee alle omstanders. Omdat men wel kan nadenken tijdens het stopzetten van de tijd, was de gebeurtenis nog erger, want men kon niet ingrijpen, alleen maar toekijken.

  Een Blauwe, iemand die tegen het koninklijk huis was, had de tijd stopgezet. Vervolgens liep hij naar het altaar en trok hij zijn mes. Hij was de enige die niet in de betovering gevangen zat.

  Met een kleine glimlach naar de toeschouwers hakte hij het hoofd van de kroonprins er af. Hij rende weg en pakte zijn paard, vermoedelijk op weg naar een verlaten hof als Deserto of Sinope. Pas daar aangekomen liet hij de betovering varen, die nog steeds de toeschouwers van de koninklijke moord in de ban hield.

  Dat was toen de regering besloot dat de Blauwen geëxecuteerd moesten worden. Natuurlijk konden ze niet iedereen te pakken krijgen. Maar de meesten wel.  De huidige Blauwen zijn zo slim om hun krachten niet te laten zien, want dat kan tot directe executie leiden.

  Ik verlaat mijn kamer. Ik strijk mijn rok strak. Ik weet dat ik eruit zie als een typisch schoolmeisje, met mijn witte blouse, zwarte rok en witte haarband. Tegelijkertijd zijn dat voor mij de meest opvallende kleuren.

  Soms vraag ik me af hoe de Donkerroden er echt uit zien. Ik weet dat ze zichzelf een specialer, mooier uiterlijk geven. Dat kan ik zien, omdat ik altijd als er een Donkerrode langsloopt, een donkerrood vlammetje zie flikkeren. Het kost te veel energie om je kracht maar elke keer weer te gebruiken, dag in en uit, hoewel gedaanteverwisselingen minder energie kosten dan het onderhouden van een vlam, zoals de Roden kunnen. Ik denk niet dat ze hun hele verschijning veranderen. Daarvoor is hun gavelicht te zwak. Vermoedelijk passen ze de kleine dingetjes aan. Je puistjes verhullen, je ogen een beetje feller laten schijnen of je wimpers een tandje langer maken kost geen moeite en heeft het gewenste effect.

  Ik neem afscheid van mijn ouders en loop voor ik naar school vertrek nog even naar de achtertuin, waar een stal staat met twee paarden, onze paarden. De gitzwarte merrie, Eos, van mijn ouders, en Aphrodite, die van mij is. Mijn ouders hebben mij verteld dat Aphrodite een palomino is, een paard met een goudkleurige vacht. Het schijnt een erg mooie kleur te zijn.

  Ik geef Eos snel een aai en wend me tot Aphrodite, die haar oren vooruit steekt bij mijn aankomst.

  'Ha, meisje.' Ik streel haar over haar nek. 'Ik ga je missen, schat. Binnenkort gaan we weer op trainingskamp en dan mag je mee.'

  Ik probeer een zucht te onderdrukken. Ik wil niet naar school. School is gevuld met drukte. Ik ga de rust missen. Op school is er zo veel geroddel en stress, en daar houd ik gewoon niet van.

  'Ik ga, Dite. Hou het hier in de gaten.'

  Aphrodite briest instemmend.

  Ik loop met een klein glimlachje weg, naar school toe. Des te dichter ik het dorp in loop, des te drukker het wordt. Ik zie meer meisje in hun uniforms en ook de jongens, die in plaats van een zwarte rok een zwarte broek behoren te dragen. Een groepje meisjes, vermoedelijk Gelen en Oranjen lopen voorbij, druk met elkaar pratend. Een van hen, een klasgenoot van mij, ziet me en zwaait. 'Hé, Lisa!'

  Mijn naam is Lucia, maar ik weet dat ze het niet slecht bedoelt, dus ik besluit gewoon terug te zwaaien.

  Ik kom al bijna bij school aan. Vlak voor het hek staat een Donkerrode, leunend tegen de muur, vast omringd door Rozen en Roden. Ze heeft een klein glimlachje op haar gezicht en draait aan een glanzende pluk haar. Ze heeft haar witte blouse extra diep in haar rok gestopt, waardoor haar rok hoog opgetrokken is en heel hoog valt.

  Ik zou niet zo naar haar kijken als zij mij niet zo bekijkt, met die priemende ogen. Maar ik verlies toch, want uiteindelijk wend ik mijn blik af.

  Soms heb ik een hekel aan mijn gave. Waar anderen iets bijzonders kunnen doen, iets speciaals, iets wat een normaal mens niet kan, kan ik alleen duistere kracht in lichte kracht omzetten. En iedereen weet dat dat nutteloos is, want je doet er in principe helemaal niks mee. Dat is waarom wij Witten altijd buitenstaanders zijn.

  Mijn moeder zegt dat ik trots moet zijn, omdat er maar weinig Witten zijn, maar ik weet ook wel dat niemand ons mag. Ze vinden ons te braaf en saai. Ik ben dan misschien niet brutaal, maar ik ben ook weer niet helemaal achterlijk. Ik weet heel goed dat ze ons verachten.

  'Hé, Wit!' De Donkerrode lijkt het tegen mij te hebben, dus ik ga nerveus stil staan. 'Is er iets aan de hand?'

  Ze smaalt. 'Ben jij toevallig Lucia Chandler?'

  'Uh, ja, dat ben ik. Hoe weet je dat?'

  'Ik zag dat ik dit jaar bij een Witte in de klas zat, en er zijn niet zo veel laatstejaars Witten, dus ik dacht dat jij dat wel zou kunnen zijn. Ook al zie je er niet heel erg laatstejaars uit, maar goed. Ik had ook al zo'n andere Witte aangesproken, maar die was het niet. Ik bedoel. Ze keek me zo raar aan, met zo'n verwrongen gezichtje, weet je wel. Zo suf!' Ze gniffelt.

  'Wel... ik ben blij dat ik je heb kunnen helpen,' zeg ik met een geplakte glimlach op mijn gezicht. 'Hoe heet jij?'

  Ze draait tevreden om een lok haar. 'Daar zal je snel achterkomen.'

  'O. Tot straks, dan.'

  'Dag, Sneeuwwitje.'

~O~O~O~

Het is warm in de aula, met al de laatstejaars onder het zwarte dak. Ik ben niet de enige die er last van heeft. Ik blijf besluiteloos staan totdat ik Caenna Mellow in het oog krijg. Caenna is een Lichtroze, een redelijk klein meisje met een smal gezichtje, en de beste vriendin die ik heb. Ik ga naast haar zitten. 'Hé, Caen,' begroet ik haar.

  Ze kijkt op. 'Lucia! Hoi, hoe gaat het?'

  'Goed. De vakantie was heerlijk.'

  'Ja, die van mij ook! Het was heerlijk om gewoon weken lang aan het strand te liggen en me nergens zorgen om te maken.'

  'Je straalt helemaal. Ik ben blij voor je!' Ik geef haar een kneepje in haar hand, oprecht blij dat ze het zo fijn heeft gehad. 'En je bent echt bruin geworden.' Dat kan ik natuurlijk niet zien, maar ik zie gewoon dat haar teint donkerder is geworden.

  'Vind je? Dank je!' Caenna strekt haar arm uit en bestudeert de kleur. 'Ik vind het echt jammer dat we niet bij elkaar in de klas zitten, dit jaar.'

  'Ja, ik ook.' Ik rimpel mijn neus. 'Maar we kunnen elkaar tijdens de pauzes zien!'

  'Gelukkig wel.'

  Cayenne en ik zitten in dit jaar niet meer bij elkaar in de klas, onder andere omdat ik op iets hoger niveau examen zal doen.

  'Mag ik jullie aandacht, leerlingen?' vraagt de conrector van ons jaar om de menigte stil te krijgen..

  Ik vestig mijn ogen op haar en luister naar haar gepraat over het komende jaar. Dan worden onze klassen hardop voorgelezen.

  'Lucia Chandler.' Ik word als een van de eersten genoemd wegens de C in mijn achternaam.

  Na een tijdje wordt de naam Mae Roosevelt genoemd. Het Donkerrode meisje met het glanzende haar staat op. 'Dat ben ik,' zegt ze met een glimlachje op haar gezicht. Ze draait een beetje overdreven met haar heupen. Een paar jongens beginnen te fluiten, wat altijd gebeurt als er een Donkerrood meisje wordt geroepen.

  Ze voegt zich bij onze klas, sterker nog, ze komt bij mij staan. 'Hai, Lucia Chandler.'

  'Het is dus Mae,' antwoord ik beleefd.

  'En hoe.' Ze tikt mijn roos aan. 'Sneeuwwitje.'

  We begeven ons naar ons lokaal en ik ga bij het raam zitten. Ik ben er aan gewend om alleen te zitten, dus ik staar uit het raam en probeer me voor te stellen hoe de blauwe kleur van de lucht er in het echt uit ziet.

  Ik hoor een geluid vlak links van me. Ik draai me om. Tot mijn verbazing heeft Mae zich op de stoel naast mij gevleid. Ze glimlacht naar me.

  Ik kijk om me heen om te zien of alle plaatsen al bezet waren, maar nee, er zitten nog genoeg meisjes alleen, ook knappe meisjes, waar Mae vast veel liever naast zou zitten.

  'Uh, hai,' zeg ik.

  'Hallo,' zegt ze met een onleesbare glimlach.

  Ik glimlach terug en pak mijn spullen uit mijn tas, mijn etui, mijn agenda en een schriftje.

  'Je ogen zijn mooi.'

  'Sorry?'

  'Ik vind dat je een mooie oogkleur hebt. Zo fel blauw.'

  'O. Dank je.' Ik weet dat ik blauwe ogen heb, maar hoe ze er precies uit zien zou ik niet kunnen vertellen. Ik heb nog nooit een Blauwe zijn kracht zien gebruiken, dus hoe de kleur er uit ziet is gissen. Toen ik het aan Caenna vroeg, zei ze dat het een mix is van paars en groen, maar toen ik me dat voorstelde verscheen er een lelijke grauwe kleur voor mijn geestesoog.

  Ik herinner me dat het onbeleefd is om niets terug te zeggen. 'Maar jouw ogen zijn ook mooi. Zo... Zo helder.' Wat probeer ik te zeggen?

  'Mijn ogen zijn gewoon saai bruin.'

  'Echt?'

  'Ja.' Ze smaalt. 'Ben je blind of zo?'

  'Kleurenblind.'

  Ze bestudeert me fronsend. 'Wacht, serieus?'

  'Ja, echt waar.'

  'O.' Ze neemt me met een kritische blik op. 'Dat wist ik niet. Sorry.'

  'Geeft niet. Je bent niet de enige.' Het blijft even stil voordat ik zeg: 'Ik heb geen idee hoe bruin er uit ziet.'

  Ze klakt met haar tong. 'Natuurlijk. Het is de kleur van vuiligheid, de kleur van modder... Je weet natuurlijk ook niet hoe modder er uit ziet.'

  Ik schud mijn hoofd.

  'Het lijkt me heel vreemd om te leven zonder kleur, zonder enig idee hoe de wereld er echt uit ziet.'

  'Ik weet wel hoe sommige kleuren er uit zien.'

  'Wat? Hoe? Is het niet aangeboren of zo?'

  'Als mensen hun gaven gebruiken, dan zie ik de kleur van hun gave oplichten. Ik weet dus niet hoe blauw er uit ziet, omdat geen Blauwe zijn gave durft te gebruiken, of bruin of zo. Maar ik weet wel hoe rood er uit ziet, of geel. Paars ken ik ook niet goed, omdat ik bijna nooit iemand die heb zien gebruiken.'

  'Echt waar? Dus je... Je kan zien dat ik...'

  'Ik zie een Donkerrood licht naast me, ja. Ik weet dat je je gave gebruikt.'

  Ze kijkt aangedaan, maar haalt dan haar schouders op. 'Ach. Ik denk dat je er het recht op hebt, door je kleurenblindheid.'

  Het is fijn dat ze zo aardig doet, maar wat wil ze van me, van zo'n buitenstaander als ik? Ik ben geen feestbeest, ik ben niet abnormaal knap, ik ben niet populair. Als je dat niet bent, lijken de Donkerroden niet veel aan je te vinden. Hoewel, misschien zit ik fout en ben ik degene die stereotype denkt. Dat veel Donkerroden zo denken, betekent immers niet dat het van toepassing op de individu is.

  De lerares komt binnen lopen, en een paar foute woorden verlaten Mae's mond. Ik vestig mijn blik op de lerares. Wat is er zo bijzonder aan haar? Typisch lerarenuniform, diepe wenkbrauwen en een strakke mond. Een beetje dreigend, ja, maar meer dan dat is het ook niet.

  'Wat is er?' vraag ik.

  Het is makkelijk te zien wat er in Mae's hersenen gebeurt. Eerst vraagt ze zich af waarom ik het niet door heb, dan herinnert ze zich dat ik kleurenblind ben. Ze knikt naar haar roos. 'Ze is een Paarse.'

  'O.' Ik krab nerveus achter mijn oren. Ik heb nog nooit een Paarse leraar gezien. Waarom zou iemand met zoveel invloed zo'n laag ingeschatte baan willen?

  Ze klapt in haar handen. Als een soort van toverspreuk vallen we stil, uit pure angst voor de krachtige vrouw.

  'Ik ben jullie docente. Noem me mevrouw Mistwood. Ik wil graag jullie namen horen. We beginnen linksvoor en eindigen rechtsachter.'

  Een jongen steekt zijn hand op. 'Als we een kennismakingsronde doen, dan moeten we ook altijd een feit over onszelf vertellen. Doen we dat nu ook?'

  Met getuite lippen en priemende blik kijkt mevrouw Mistwood naar de jongen, die met een angstige blik terugkijkt.

  'Ze heeft paarse ogen,' vertelt Mae mij.

  Nog vijf seconden blijft de lerares zo kijken. Dan knippert ze met haar ogen. 'Dat mag.'

  De jongen linksvooraan begint. 'Ik ben Panos Giotis.' Hij lacht ondeugend. 'En ik ben geen maagd meer.'

  Een paar meisjes slaken kreetjes en de jongens lachen. Zijn buurjongen klopt hem op zijn rug.

  'Een Oranje,' fluistert Mae. 'Typisch Oranje, van die kinderachtige grapjes.'

  Mevrouw Mistwood lacht helemaal niet, maar kijkt Mick strak aan. 'Is dat zo, meneer Giotis? Vandaag ben je ook geen leerling uit mijn klas meer. Daar is de deur.'

  'Maar...' stotter Panos. 'Ik maakte een grapje. Daar kan ik toch niet om weggestuurd worden?'

  'Dat durf ik te betwijfelen. Pak je tas en vertrek.' Een paars licht doemt op bij Mistwood; ze gebruikt haar gave. Panos' ogen flikkeren en hij pakt zijn tas in; zich verzettend tegen de kracht, waardoor hij lijkt op een marionet.

  Als hij eindelijk vertrokken is, gaan we verder met de namenronde, dit keer bescheidener. De jongen naast Panos schraapt subtiel zijn keel. 'Ik ben Stan Jones. Ik, eh, ben geadopteerd.'

  Mae fluistert in mijn oor: 'Gebruikt hij zijn gave erg? Hij ziet er fantastisch uit.'

  'Hoe bedoel je?'

  'Zie je dat dan niet? Hij is Donkerrood.'

  'Ik zie niets.'

  'Dus hij gebruikt zijn gave niet eens.' Ze lacht. 'Dan wil ik hem nog eens zien als hij zijn gave wel gebruikt.'

  Stan kijkt in het rond en even kruizen onze ogen elkaar. Als hij mij aankijkt, met die diepe ogen van hem, slaat mijn hart een slag over. Ik voel me aangetrokken door die stoere Donkerrode jongen die zijn gave niet eens gebruikt, die Donkerrode jongen die geadopteerd is. Hij gaat dieper dan de andere jongens, dat voel ik nu al.

  Hij trekt zijn mondhoek omhoog. Ik lach verlegen terug, maar hij heeft zijn blik al verplaatst naar Mae, die uitdagend teruglacht.

  Dan weet ik dat.

  Bij iedereen die aan bod komt, vertelt Mae welke kleur die heeft. Zodra ik aan de beurt ben, spelen de zenuwen parten. 'Ik...' begin ik, me opeens bewust van al die starende ogen, 'Ik ben Lucia Chandler.'

  Iedereen kijkt me nog steeds emotieloos aan. Ik vind de ogen van Stan en door een soort aantrekkingskracht moet ik hem wel aankijken. 'Ik ben kleurenblind.'

  Stans wenkbrauwen schieten omhoog. Beschaamd kijk ik weg.

  Onze lerares is echter nog even stoïcijns als eerst. 'En de dame met de koperen haren naast Lucia.'

  Mae gooit haar haren naar achteren. 'Ik ben Mae Roosevelt en ik ben momenteel vrijgezel.'

  Dat lokt de gewenste reacties uit — gefluit en gegrinnik — maar Mistwoods wenkbrauwen hebben een nog diepere V-vorm gekregen.

~O~O~O~

De deur klapt achter ons dicht als Mae en ik het lokaal verlaten. Hoewel Mae verdacht aardig doet, voel ik me ongemakkelijk bij haar.

  'Hé, kreng,' klinkt er opeens in mijn oor. 'Hoe gaat het?'

  Ik kijk op om te zien dat er een slanke Donkerrode voor mijn neus staat, die het overigens tegen Mae had en niet tegen mij.

  'Maria? Hé, schat! Hoe gaat het met jóú?'

  Maria lacht. 'Mijn vakantie was heerlijk, als je dat bedoelt. Ik bedoel, kijk eens hoe bruin ik ben geworden!' Ze geeft Mae een knipoog. 'Hoef ik het tenminste niet de hele tijd te betoveren.'

  'Dat is zo herkenbaar! Ik haat het dat ik zo langzaam bruin word.'

  'Weet je wat ik haat? Dat we niet meer bij elkaar in de klas zitten.'

  'Ja, inderdaad! Heb jij al nieuwe vriendinnen?'

  'Mae, schat, je kent me toch? Natuurlijk. Ik ga met ze naar de markt op Plaza vandaag. Zin om mee te gaan?'

  'Wat denk jij dan?'

  Maria lacht naar Mae en bekijkt dan mij, alsof ze me eerst niet opgemerkt had. Haar opgetrokken wenkbrauwen geven me een ongemakkelijk gevoel. 'Wie is dat?' vraagt ze dan.

  'Dit is Lucia uit mijn klas.'

  'Ze is een Witte.'

  'Ja, dat klopt.' Gelukkig laat Mae geen afkeer blijken.

  Maria bekijkt me nog een keer. 'Oké, vooruit. Neem haar ook maar mee, dan.'

Zo lopen we dus even later over de feestelijke pleinen van Celeia. Het is er hier druk en het bloeit van de kleuren, niet alleen Donkerrood, maar ook kleuren zoals Geel en Roze, mensen die door hun gaven te laten zien geld proberen te verdienen.

  We zijn met z'n vijven. Maria heeft twee vriendinnen, een Rode en Roze, meegenomen. De twee praten met elkaar, net zoals Mae en Maria. Ik loop er achter, verlangend naar huis, naar een kleine rit met Aphrodite na deze eerste schooldag.

  'Ik zeg cocktail,' zegt Maria. Ze wendt zich tot de Roze. 'Xene? Kun jij even snel vijf cocktails bestellen? Jij kan dat altijd zo snel. Je weet welke we willen, toch?' Ze kijkt naar mij. 'Witte, wat was je naam ook alweer?'

  'Lucia.' Ik glimlach voorzichtig.

  'Lucia, goed. Welke cocktail wil je?'

  'Eh... Maakt niet uit, hoor. Doe maar wat jullie hebben.'

  Ik drink nooit cocktails, maar ik denk niet dat ik indruk maak met zo'n opmerking.

  Al gauw komt Xene terug met vijf cocktails. 'Volgens de verkoper heeft hij er zelf de vlam ingestoken. Het was best een knappe Rode. Misschien iets voor jou, Roula?' Ze stoot het Rode meisje aan.

  Roula grijnst. 'Ik sta voor alles open.'

Maria en Mae begeleiden ons naar de fontein om daar te gaan zitten. Er zit een stelletje op de rand dat elkaar smoezelig dingen in het oor fluistert. Bij de jongen duikt een rood lichtje op. Hij begint het water te vervormen met zijn gave, zodat het op een hartje lijkt.

  'Ah, hoe schattig,' zegt Maria scherp. 'Rood en Geel. Water en vuur en aarde en wind. De elementen zijn weer herenigd.' Ze laat zich op de rand neerzakken en begint met haar rietje te spelen. 'Ik bedoel, zoek een kamer.'

  De anderen grinniken. Ik neem een slokje van mijn cocktail. Meteen begint mijn keel te branden en ik adem scherp in. De vloeistof brandt in mijn keel.

  Mae heeft het in de gaten. Ze geeft me enkel een knipoog.

  'Ik was dus aan het strand in Nymphaea,' begint Maria weer,  'en soms zou ik echt willen dat ik daar woonde. Het is er serieus altijd wel feest. Al die festivals zijn geweldig. Celeia is soms gewoon zo saai.'

  Ik vind Celeia juist te druk, met al die markten. Terwijl Xene en Roula heftig instemmen, laat ik mijn hand afwezig door het water glijden.

Tot ik het voel. Voor anderen is het niet op te merken, maar voor mij, als Witte, is het onmisbaar. Ik krijg het meteen benauwd en er verschijnt kippenvel op mijn benen. Ik kijk net zo lang rond tot ik het zie. De pikzwarte stip van een Zwarte die zijn gave aan het gebruiken is.

  'Zwart,' breng ik uit. Ik heb bijna de adem niet om te praten, zo beklemmend is de aanwezigheid van de pure duisternis. Alleen bij het echte kwaad krijg ik zo'n gevoel. Maria doet alsof ze me niet hoort, maar Xene draait zich om. 'Sorry?' Ze kijkt me een beetje onbegrijpend aan, gemengd met afkeur.

  'Er is...' Ik hap naar adem. 'Er is een Zwarte hier.' Hij is bezig met het betoveren van anderen. Eigenlijk zou ik op hem af moeten stappen en hem tegenhouden – dat is immers het enige waar ik goed in ben – maar laf als ik ben, wil ik maken dat ik weg kom. 'We moeten hier weg. Die Zwarte is niets goeds van plan.'

  Ik heb Maria's aandacht. 'Ik merk anders niets.'

  Ik houd het niet uit, en dat moet ze aan mijn gezicht zien, want ze zegt: 'Maar misschien heb je gelijk. We kunnen een beter gaan. Ik heb toch niet zo'n zin in al die ranzige stelletjes, weet je.' Ze draait haar ogen bij het zien van het koppeltje dat ook bij de fontein zat.

  We lopen weg en dan opeens klinkt er een gil. Vlammen likken aan de kraampjes, precies op de plaats waar de Zwarte stond. Mensen rennen weg. De Rode jongen, vast en zeker bezeten door de duistere kracht van de Zwarte, probeert zijn vuur nog verder op te stoken. Een paar jongens komen aangerend. Een andere Rode probeert met zijn waterkrachten het vuur te blussen en een Oranje gebruikt zijn enorme kracht om de pyromaan tegen de grond te slaan.

  Xene en Roula gillen, Maria vloekt en Mae is bleker geworden. 'Weg!' schreeuwt ze. 'We moeten hier weg!'

  En terwijl de dikke rook zich in onze neusvleugels dringt, vluchten we weg van de markt.


~O~

Ja, ik weet het ik heb al heel lang niet geüpdatet. Mijn hoofd zit gewoon vol met ander werk en ik moet het hoofdstuk ook nog editen als ik klaar ben. Bovendien had ik laptop-problemen. Dus het spijt me, maar hier is-ie dan eindelijk. Ik moet eerlijk zijn: ik weet niet of ik hier echt tevreden mee ben. Ik ben gewoon een twijfelaar, dus ik hoop dat jullie dit hoofdstuk goed genoeg vinden.

Dit laatste stuk klinkt wel heel pessimistisch. Hm. Appelvlaaislagroomdingestaart dan maar? O en ja, dit hoofdstuk is wel aan de lange kant. Ik weet niet of ik daar trots op moet zijn.

Rosa, die nu zin heeft in taart. Uit.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro