Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

In de maag van de Minotaurus

LorraineMorgen

Hier is de eindopdracht! Hopelijk hoef ik alleen wat mensen op te offeren aan de Minotaurus :). Hij is 1060 woorden. 

EDIT: heb het geëdit en 1200 woorden XD dit is de eind versie voor de opdracht! 

In de maag van de Minotaurus

We werden met z'n veertienen verscheept naar Kreta op een zonnige dag. Het water was zacht en de weerspiegeling van de golven glinsterde als sterren op de zee. Toen wij, gereisd uit Athene, aankwamen bij Knossos was de zon al gaan dalen en de sterren op het water waren veranderd in een deken vol goud.

We wisten dat dit het laatste was dat we konden zien voor onze dood. We zagen geen kans meer om weg te rennen, ook al hoopte we op zo'n wonder.

We zaten vastgeketend tussen de soldaten in.

Ironisch als je bedenkt dat ik, Periboa, een dochter ben van de koning van Salamis.

De soldaten volgden de fakkels in het donker. Ze verdwaalden niet en ze lieten geen van ons gaan. Elke gezette stap was dichterbij het labyrint en dichterbij het monster. Ik bereidde me al voor het gehijg boven mijn schouders en ik schrok toen per ongeluk op mijn enkels werd getrapt door het meisje achter mij.

De muren van het labyrint waren koud en van somber grijs steen. De opening ademde een duisternis uit. Stapje voor stapje, tegenstribbelend en geduwd, liepen we de maag van de Minotaurus binnen. Het was als mijn verbeelding van Tartarus.

De duisternis omhulde ons. Ik hoopte dat alles maar snel over zou gaan, maar de Minotaurus was die nacht diep verstopt in zijn hol. Dus we wachtte maar in de kilte.

We lagen met onze veertienen tegen de koude muur aan en probeerden te slapen, maar elk geluid dat we hoorden spitste onze oren. Ik hield mijn ogen open in het duister en ademde diep in en uit. Maar het was dom om te denken dat ik de hele nacht kon wakker blijven.

Het was hier altijd nacht.

Om de minuut verslapte mijn nek en zakte ik onderuit, maar ik hield mijzelf wakker door weer rechtop te zitten en te voelen aan de kilte van de muur. Het was misschien makkelijker om gewoon te slapen, maar iets aan het weten dat ik in mijn slaap kon sterven zonder iets te weten, beangstigde me.

De beelden vloeiden door de stilte in elkaar over. Mensen sliepen en werden kort wakker, misschien was de zon al gaan rijzen.

Voetstappen naderde.

Het waren rustige voetstappen en het was niet zo lomp en zwaar als ik ze had verwacht. Ik stond op, gaf een zachte tik aan de slapende mensen naast me. In mijn ooghoek zag ik een fakkel.

Het waren twee gedaantes.

Twee mensen? Soldaten? Andere kinderen?

Dan was er foutje, een misvatting voor onze opoffering. Of misschien moesten we dieper in het labyrint, alsof we niet al verdwaald waren.

Maar hoe dichterbij de gedaantes kwamen, hoe duidelijker het was dat het geen volwassenen waren, maar kinderen. De jongen was voorop met een fakkel in zijn hand en het meisje achter hem deed iets met haar handen. Ik hield mijzelf tegen om hen niet te roepen, maar dat was niet nodig om iedereens attentie te hebben.

Pas toen ze pal voor me stond kwam ik erachter dat ze een draad vast hield. Ze fluisterde:

'We gaan jullie redden Theseus gaat hem verslaan!'

Ik herkende haar gezicht en zag de prinses van Kreta. Haar vader had ons hierin gestopt, dit zou hij niet leuk vinden. Ze moesten wel dwazen zijn om zich hier te begeven.

'Ariadne,' stamelde ik twijfelend.

'Niet zo hard,' fluisterde Theseus tegen mijn oor. Hij droeg een klein zwaard bij zijn middel en ik rook de angst door zijn bezweette gezicht. Maar misschien roken wij allemaal naar zweet.

Theseus nam de draad over en knoopte het bij zijn middel.

Ariadne tikte hem aan om gedag te zeggen, maar hij had al zijn aandacht op zijn taak en liep verder het Tartarus binnen met een vlam van hoop.

Wij waren weer in de duisternis. Ariadne liet zich naast mij tegen de muur zakken en haar tranen stroomden zonder geluid over mijn hand. Ik voelde andere kinderen tegen ons aanleunen. Hoe dom deze kans ook was, er was een kans dat we hieruit kwamen en dat maakte iedereen opgewonden.

'Dat is de prinses,' zei een jongen verbaasd.

Ariadne snikte.

Ik streelde haar schouder. Ze ging dichter tegen mij aan liggen.

'Ik wil hem niet dood,' zei ze.

'We kunnen het redden door hem,' zei ik op een niet al te hoopvolle toon.

'We gaan dood,' riep iemand in de duisternis.

'Niet zo hard,' siste ik.

Het was een mooi moment. Mooi op een manier dat stromend bloed fascinerend is of het verwelken van een roos. Alles liep ten einde tegen de kille muur en toch was dat niet het einde.

'Je bent voor hem gekomen,' fluisterde ik.

'Ja,' fluisterde ze, 'ik kan niet zonder hem.'

'Jullie gaan het redden,' zei een jong meisje naast Ariadne.

'We gaan het redden,' herhaalde Ariadne zacht.

We hoorden een ijselijke schreeuw. De draad onder onze voeten schoot naar achter.

'Nee!' riep ze.

En het echode maar door tegen de wanden en tussen het steen.

Ik nam haar steviger in de armen en suste haar.

De rest raakte in paniek. Ze stonden op, renden weg alle kanten op.

Ik durfde niet te schreeuwen.

'Het komt goed,' huilde ik.

En de echo echode.

Uren en uren.

Hij kwam niet terug uit de maag van het monster, maar dit wilde ze niet geloven.

'Sta op,' zei ik tegen Ariadne.

Ze weigerde.

Het begon lompe voetstappen te echoën.

We voelden het snuiven en gebulder naast ons, achter ons, voor ons. Ik was hier niet voorbereid ik kon dit niet aan.

'We gaan,' zei ik tegen de kinderen die overbleven.

Geschreeuw.

'Theseus!' riep Ariadne vol hoop.

'Ariadne!' schreeuwde ik.

De voetstappen klonken harder, we renden.

Hij was achter ons, voor ons, naast ons.

We hielden het draad in ons hand en keken achter naar de overgebleven kinderen. We hoorden een voor een geschreeuw. Een voor een viel om als dominostenen.

Doorrennen.

Naar het licht en de opkomende zon.

We liepen naar buiten.

Ik en Ariadne.

De minotaurus rende harder achter ons. Meer kinderen werden meegesleurd het hol in.

Pas toen het licht ons omhulde zagen we de bewakers met speren. Ze schreeuwde en riepen met angst.

'Waar is Theseus!'

'Ik weet het niet,' zei Ariadne vol tranen, maar haar stembanden werkten niet meer door de angst.

De soldaten grepen hun speren, maar keken afwachtend naar elkaar.

En mijn gedachte waren: 'we halen het, gooi die speer in zijn duivels kop,' maar dat zei ik niet.

'Dood het!' klaagde ik.

En de speren vlogen sierlijk in onze richting terwijl we renden als Zeus gegeven bliksems. Als goddelijke schepsels die ons kwamen bevrijden.

Ze kwamen eerder dan verwacht.

Een speer schoot in mijn ooghoek. Ariadnes hand glipte van mij weg.

Schietend draaide ik om.

De speer sneed in haar ogen, trok haar naar achter en stak in het zand.

Bloed spoot als een duivels fontein omhoog vast aan een spies. Ze gilde, maar de echo was er niet meer. Ik wilde niet kijken, niet huilen, niet stoppen.

Maar ik knielde voor haar neer als de tweede fontein.

Een bulderend lawaai stormde op ons af, proestend en woest; klaar voor de sprong.

Ik verstijfde.

En de speer ramde in zijn kop als een derde hoorn. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro