Hoofdstuk 13
'Samen sta je sterker,' zeg ik dan, de man aankijkend. Ik weet niet of het in dit geval ook geldt, maar ik zie het helemaal niet zitten om alleen door de donkere school te rennen. Niemand wil alleen sterven en als ik zonder hem vlucht is dat sowieso wat er gaat gebeuren.
De conciërge moet wel een manier weten om hier veilig uit te komen. Hij kent immers alle lokalen, gangen en uitgangen. Als iemand de weg naar buiten kent, is hij het wel.
De man knikt en komt overeind. Zijn rimpelige vingers klemmen zich stevig om de pvc-buis, alsof hem dat bescherming zal bieden. Alhoewel... het is beter dan niks. 'Laten we gaan.'
'Wat is het plan?' vraag ik. We gaan toch niet weg zonder plan? Wat als ons opwacht? 'Ze kan overal zijn.' Bijna smekend kijk ik de man aan. Sinds wanneer ben ik zo machteloos?
Hij is even stil, alsof hij het antwoord niet weet. Zijn schele ogen glijden door de duisternis, alsof de schaduwen hem kunnen vertellen wat te doen. Hij is er niet op voorbereid om midden in een schietpartij te zitten.
Zijn ogen glijden terug naar mij. 'Dan probeer je met haar te praten. Als ze naar iemand luistert, ben jij het.'
Hij mompelt een woord wat hem in een normale situatie een gesprek met de directeur zou opleveren. 'Wat hebben ze haar aangedaan dat ze tot zoiets in staat is?'
'Herinner je je die dag nog dat ik een extra set kleding ophaalde uit mijn kluisje, omdat er rode spetters op mijn kleding zat?' vraag ik. "Die dag" was eigenlijk vorige week, al voelt het alsof het een eeuwigheid geleden is.
'Ja, was dat geen ongeluk?' De ogen van de man worden groot.
Ik schud mijn hoofd. 'Nee, dat was verf. Ze hebben het over haar hoofd gegooid en erin gewreven.'
Hij kijkt me aan ontzet aan. 'En die rijkaards hebben zeker nooit wat gedaan.' Hij zet de pvc-buis naast zich neer. 'Is dit al lang gaande?'
Met stramme benen volg ik de man de trap op, mezelf opnieuw afvragend of we een plan hebben. Of het is het plan dat we geen plan hebben? 'Is ze er?' fluister ik naar boven.
'Het is stil,' antwoordt hij, terwijl hij voorzichtig door het pikdonkere theater loopt. Zijn met eelt bedekte vingers strijken langs de rode gordijnen. De stoelen vormen schimmen en de planken kraken onder ons gewicht.
Mijn adem stokt in mijn keel als ik over de het hout loop. De voetstappen weergalmen. Ik ben er bijna zeker van dat ze elk moment kiekeboe! kan schreeuwen en tevoorschijn kan komen. Blijf doorlopen, dwing ik mezelf. Als ik stil blijf staan, is het klaar en dat kan ik niet laten gebeuren. Daarvoor ben ik te ver gekomen.
Als twee schimmen sluipen we door de donkere school. Het is zo stil dat onze voetstappen klinken als donderslagen. Het idee dat we elk moment dood kunnen gaan, is vreemd. Elk moment kan onze ergste nachtmerrie werkelijkheid worden en zal wat we in al die jaren hebben opgebouwd tot stof vergaan. In een ogenblik voorbij kan zijn. Maar dat zul je vast niet begrijpen. Want jij kunt mijn wereld op een afstand houden.
De stem van de conciërge doorbreekt mijn gedachtestroom. 'Scarlet? Wat bedoel je?' De conciërge kijkt me niet-begrijpend aan.
De pas van de man hapert. Even is hij de stilte zelve, voor hij zijn hoofd schudt, alsof hij het zich heeft verbeeld. 'Als we nu doorlopen, dan zijn we zo bij de gymzaal. Het enige wat we dan hoeven te doen, is het veld over te steken, achterin de ruimte zit een deur. We zijn er bijna, Scarlet. Ben je er klaar voor?' Zijn hand rust op mijn schouder, maar kracht geeft het me niet. Heb ik het al opgegeven?
Het duurt enkele seconden, voordat ik zijn zware voetstappen achter me hoor. Dan voegt zich een tweede paar stappen bij de zijne. 'Ik kan je horen!' roept een akelig bekende stem. 'Ik vind je wel!'
Ik kijk niet achterom en blijf doorgaan. Mijn ademhaling is gejaagd, de wereld lijkt te draaien en toch blijf ik gaan, door de kleedkamers naar de gymzaal. Ik kan het bijna ruiken, de vrijheid. Ik weet dat ik mezelf voor de gek houd als ik mezelf vertel dat het goed komt zodra ik eenmaal buiten sta. Alsof alles dan wordt gereset. Ik weet dat het zo niet werkt en toch is er een deel van mij dat zo denkt.
Daar staat ze. Haar ogen zijn zwart als de nacht. De traansporen die haar mascara over haar wangen heeft getrokken zijn de enige tekenen van emotie. In haar hand ligt een wapen en ze lacht. 'Ik heb op je gewacht, Scarlet.'
'Ruby. Ruby wacht, i- ik begrijp het niet.' De stem klinkt niet als de mijne en toch voel ik mijn lippen bewegen. 'Ik weet dat ik meer had moeten doen om je te helpen, maar... het is nog niet te laat. Leg dat wapen weg en dan praten we erover, oké? I- ik houd van je, Ruby.'
'Je kunt de tijd niet ongedaan maken.' Haar stem galmt door de ruimte. Ze heft het wapen, maar het is niet op mij gericht, maar op degene achter me. Het bloed op haar uniform vertelt me dat ze niet zal aarzelen om de trekker over te halen. 'Je hebt me verraden.'
Kan je klaar zijn om te sterven? Kan je accepteren dat het einde nabij is als je die ochtend nog met elkaar gelachen hebt, alsof er niks aan de hand was?
Nee, maar het moet. Want net zoals hij, ben ik slechts het bijpersonage in jouw verhaal.
Het enige wat ik nog kan zeggen is: 'Het spijt me voor alles wat ik gedaan heb en niet gedaan heb. Je verdiende beter.'
'Mij ook,' fluistert Ruby's ijzige stem. Langzaam stapt ze op me af. Het pistool glipt uit haar bebloede handen, maar het is geen overgave. Haar lichaam raakt het mijne en haar rode handen glijden naar mijn keel, die hem daarna stevig vastgrijpen.
Ik sluit mijn ogen en laat nog een keer de lucht in mijn longen stromen. Haar geur dringt mijn neus binnen. Kamille met een vleugje citroen en een restje kokos shampoo. Er ligt een kleine glimlach op mijn lippen, als ik voel hoe de lucht niet langer meer door mijn longen kan stromen.
Misschien had ik mezelf meer moeten vertrouwen in plaats van iemand die niets te verliezen heeft.
Mijn leven stond op het spel. Wat heb jij te verliezen?
Einde verhaal
Ga terug naar HOOFDSTUK 9
Of begin helemaal opnieuw in HOOFDSTUK 6
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro