Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

22. Voor Eeuwig

Met grote ogen kijk ik hem aan en eindelijk begint het te dagen. De Trí Sigh, de legende... Scanlan is diegene waar Aislin, de vijfde dochter van Koning Eogan de Eerste, op verliefd was geworden! Mijn brein is verward. Is die gast dan niet al massa's oud of zo? Hoe kan het dan dat hij hier nog steeds rondloopt? Hoe oud werd iedereen hier wel? Faelan is ook al zoveel ouder dan ik eerst dacht! Onwillekeurig gaan mijn gedachten naar de drakenmeester. Zou hij het al hebben gemerkt dat ik weg ben? Gaat alles wel goed met Qoppa?

Ik moet Scanlan echt koste wat het kost blijven bezighouden...

"En wat gebeurde daarna?" De spanning knijpt bijna mijn keel dicht.
"Daarna?" grauwt Scanlan kortaf.
"Daarna werd ik bij nacht en ontij als een laffe hond de bergen ingejaagd. Met de Koning zelf als mijn persoonlijke begeleider. Wat een eer," schampert hij.
"Dágen heb ik rondgedoold, half gek van woede en verdriet. Tot ik werd opgevangen door die kleine kereltjes. Toen heb ik gezworen dat ik wraak zou nemen! Wraak over het onrecht dat ons werd aangedaan!" 

Scanlan springt recht. Met een krankzinnige blik in zijn ogen strekt hij zijn armen wijd uit, terwijl hij deels achterover leunt.
"En dit, dit is mijn wraak op de wereld! Als Qoppa valt, dan valt iedereen! Als ik in de eeuwige duisternis moet leven, dan leeft iedereen maar in de eeuwige duisternis. Als wij elkaar niet mogen liefhebben, dan mag niemand dat!" Zijn stem rommelt als een vulkaanuitbarsting in de dieptes van een ravijn.

Niet dat ik er eerder aan twijfelde, maar nu weet ik het zeker: die vent is zo gek als een deur.

In een vlaag van impulsiviteit besluit ik een poging te wagen om weg te komen, nu zijn aandacht toch niet meer bij mij ligt. Met veel moeite trek ik me recht aan de rotswand. Met bibberende benen probeer ik wat gewicht op mijn enkel te zetten maar een vlijmscherpe pijnscheut doet opnieuw de tranen in mijn ogen springen en laat me scherp naar adem snakken.

'Komaan Noa, je kan dit!'

De interne peptalk die ik mezelf geef, helpt helemaal niets. Er is iets heel erg mis met mijn enkel en dat veegt al mijn hernieuwde plannen om mezelf te bevrijden van tafel.

Dan keert Scanlan zich weer naar mij en is het moment voorbij. Om het niet teveel laten opvallen dat ik eigenlijk aan een ontsnappingspoging was begonnen, knik ik hem toe en stel de vraag die me onbewust al de hele tijd bezig houdt: "Die kleine kereltjes, hebben zij je geholpen?"

Dat kunnen niet anders dan de Rebecqs zijn. Wie anders is er 'klein' te noemen? 'De Serpentarius,' zeurt het stemmetje in mijn hoofd.
'Ach, hou toch op met je gemierenneuk,' leg ik die stem binnen de seconde het zwijgen op. 'Serpentaria kan je bezwaarlijk een intelligente levensvorm noemen.'

De lijnen op mijn armen tintelen als ik aan de koning van de Rebecqs denk. Het zou me heel erg verwonderen mocht hij de kans hebben laten liggen om iemand aan zich te verbinden. Sterker nog, het zou zelfs een en ander kunnen verklaren!
De leeftijd van Scanlan, bijvoorbeeld. Oh nee...
Alle kleur trekt uit mijn wangen weg. Is het eeuwige ronddolen de prijs om hier te moeten blijven? Ik kreun verslagen. Als dat zo is, dan belooft het een lange 'voor altijd' te worden.

Scanlan kijkt me onderzoekend aan en komt met opeengeklemde kaken enkele passen dichterbij. Hij doet zichtbaar moeite om zich kalm te houden.
"Het is maar wat je helpen noemt," haalt hij uiteindelijk kort zijn schouders op. Met een blank gezicht wacht ik gespannen af tot hij verdergaat.

"Ze hebben me uit de goot geraapt, op het moment dat ik het diepste zat. Ik wilde niet meer verder met leven en was op weg naar de top van de Eothaoir om daar een einde te maken aan... aan alles. Pure woede en brandende haat waren het enige wat me nog enigszins recht hield terwijl ik verdoofd was van verdriet. Ik moest voorbij het grondgebied van die kereltjes en werd er onthaald als een belangrijke gast."

Het is alsof Scanlan dwars door me heen kijkt. Nietsziend staart hij naar de rotswand achter me. "Opeens keerden mijn kansen. Ik was niet langer het uitschot dat zogezegd de naam van een koningsdochter had bezoedeld. Ik werd gevoed, gekleed en verzorgd. Ik mocht mee aanschuiven bij de koning en voor het eerst in mijn leven kreeg ik het gevoel dat ik het in me had om de wereld te gaan veranderen."

Hij snuift luidruchtig en spuwt een grote klodder speeksel op de stoffige rotsbodem.
"Redbad deed me uiteindelijk een voorstel dat ik niet kon weigeren."

De verwarring staat duidelijk op mijn gezicht te lezen. Redbad? Wie in hemelsnaam is Redbad nu weer? Even later kom ik tot de conclusie dat dit niet anders dan de koning van de Rebecqs kan zijn. Scanlan kijkt me schuin aan en vervolgt trots: "Ik ben onsterfelijk."

Geschokt kijk ik hem aan. Mijn hersenen doen overuren, is dat serieus het prijskaartje dat eraan vasthangt om verbonden te zijn aan het rijk van de Rebecqs? Moet ik, net als Scanlan, gek worden van eenzaamheid? Zijn ogen flikkeren krankzinnig.
"Indrukwekkend, vind je niet?" legt hij mijn gelaatsuitdrukking verkeerd uit. "Ik moet wel binnen een bepaalde perimeter blijven..." Net als ik, flitst door mijn hoofd. "... en kan dus niet terugkeren naar waar ik vandaan kom."

Ik meen een vleugje bitterheid in zijn stem te kunnen ontdekken.

"Bij mijn pact met de Rebecqs zat ook een beetje magie. Het heeft lang geduurd eer ik er achter kwam dat het met Qoppa had te maken. Het was pas wanneer dat vervloekte beest in de buurt was, dat ik de magische krachten onder mijn huid voelde borrelen. Dankzij de hulp van de Holhoorns heb ik hem eindelijk te pakken gekregen. Wist je dat die domme misbaksels dachten dat ik ze zou laten heersen in elke stad?" Elke zin klinkt iets luider dan de vorige. "En nu is dat beest in mijn macht en kan het elk moment zijn laatste adem uitblazen."
Scanlans woeste lach schalt over het rotsplateau.

Onverwacht hap ik naar adem. De lijnen op mijn onderarmen prikken ineens zo fel dat de tranen me in de ogen springen, ik voel hoe het bloed uit mijn wangen trekt. Scanlan vindt mijn vochtige ogen in eerste instantie alleen maar vermakelijk, daarna zie ik een glimp van twijfel in zijn blik verschijnen. En dan stelt hij bruusk die ene vraag waarvan ik nog steeds niet weet hoe ik er tegen hem op moet antwoorden: "Wat hebben jij en dat stukje drakenmeester moeten opgeven om voorbij de Rebecqs te komen?"

Woordeloos hap ik naar adem, als een vis op het droge. Wat vertel ik hem? Mij werd nooit magie beloofd... Enkel de vaag uitgesproken hoop dat ik mijn offer beter zou gebruiken dan diegene die ooit eerder zijn toegang had verkregen.

De puzzelstukjes vallen in elkaar. Natuurlijk! Die Redbad had het over Scanlan! Mijn gedachten flitsen alle kanten op, mijn ogen schieten naar Scanlan. Die lijkt echter allang niet meer geïnteresseerd te zijn in mijn antwoord en maakt een wegwerp handgebaar.
"Ach, dat maakt niet meer uit. Het is een kwestie van minuten, nee wat zeg ik, enkele téllen, voordat die verdomde Qoppa ein-de-lijk het loodje legt en deze wereld samen met mij naar de verdoemenis gaat. Dan ga ik Aislin eindelijk terug in mijn armen kunnen houden!"

Ik hou mijn hoofd schuin en frons mijn wenkbrauwen. Voor ik dingen uitspreek, overweeg ik zorgvuldig elk woord. Door diep na te denken probeer ik te vatten wat Faelan me vertelde.

"Maar... Aislin is al lang dood, toch?"

Met een ruk kijkt Scanlan op. "Je liegt!" Ik schud het hoofd.
"Ik denk het niet," zeg ik langzaam. "Het verhaal van Aislin en haar geliefde - jij dus, blijkbaar - gaat terug tot aan het begin der tijden. Wat dus al..." Ik denk na, hoe lang zou dat geleden kunnen zijn? Ik ben helemaal niet bekend met de tijdrekening hier. "... al heel lang geleden is, aangezien Koning Eogan de Eerste ook allang niet meer leeft."
Ik hoop stilletjes dat hij mijn gebrek aan kennis niet doorziet.

"Nee nee, je liegt!"

"Wist je trouwens," vervolg ik, nu goed op dreef komend, "dat ze je achterna kwam?"

"Nee!" brult Scanlan. "Je liegt!" Speekselvlokken vliegen in het rond, zijn baard trilt.

"Nee, ik lieg niet. Ze was jullie afspraak niet vergeten hoor. Nadat je was verbannen, bleef ze ontroostbaar," doe ik er nog een schepje bovenop. "Op een nacht verdween ze gewoon, op zoek naar jou. Niemand heeft haar ooit teruggezien."

"Aaaaaaargh!" Scanlan grijpt mijn bovenarmen stevig vast, iets wat me een gedempte pijnkreet ontlokt. "Nee, nee! Je liegt!" Hij brult nog steeds, toch zit er een smekende ondertoon in zijn stem.

Ik kijk hem recht in de ogen. "Ik Lieg Niet", zeg ik zo langzaam mogelijk en leg de nadruk op elk woord. "Ze kon je niet vinden omdat jij niet meer mocht terugkeren door het pact met de Rebecqs. Je bent verdoemd, Scanlan. Alles is voor niets geweest. Ze is dood."

Een oorverdovende schreeuw buldert over de vlakte en wordt honderdvoudig weerkaatst door het omliggende gebergte. Hardhandig kwakt Scanlan me tegen de rotswand, alle lucht die ik nog in me had, wordt daarmee uit mijn longen geslagen. Ruw sluit een hand zich om mijn keel. Ik probeer alles wat ik kan om zijn vingers los te krijgen, maar het lukt me met geen mogelijkheid.

Mijn rug schrijnt van de impact met de rotswand, mijn longen snakken naar lucht en m'n keel brandt van de druk die hij zet. De lijnen op mijn onderarmen prikken genadeloos, m'n hersenen registreren amper de zwakke lichtblauwe gloed die zachtjes onze mouwen verlicht.

"Aaargh! Ik neem jullie allemaal met me mee! Denk maar niet dat je boekje je nu zal redden!"

De druk op mijn keel verhoogt, kleine explosies van licht verschijnen achter mijn intussen gesloten ogen. Raspend haal ik adem. Met veel moeite kijk ik Scanlan weer aan.

"Wie zegt dat ik het boek nodig heb?" Het klinkt dapperder dan ik me voel. Een fractie van een seconde verslapt zijn greep. Ik maak er dankbaar gebruik van om een teug adem binnen te halen.

"Je bluft."

Uitdagend kijk ik hem recht in de ogen. "Dat zeg jij..." Spreken gaat erg moeizaam, er dansen gekleurde lichtvlekken voor mijn ogen. "... ik weet beter."
Ik slaag er zowaar nog in om een glimlach te produceren.

Scanlan knijpt zijn ogen tot spleetjes.
"Ik geloof je niet," fluistert hij treiterend in mijn oor.
De druk op mijn keel neemt weer toe. Langzaam vervormen de vlekken in mijn gezichtsveld zich tot een waas. Het voelt alsof mijn hele lijf in brand staat, al is het prikkende, schrijnende gevoel op mijn onderarmen nog het ergst van allemaal.

Met veel moeite probeer ik bij te blijven, maar ik voel hoe mijn lichaam wegglijdt in een donkere leegte. Als een film die zich afspeelt in een donkere zaal, zie ik in gedachten ineens wat er zou moeten gebeuren om Scanlan voor eens en voor altijd een halt toe te roepen.
Zijn donkere ziel moet zich gaan verbinden met mijn ongeschonden en helder exemplaar. Dat kan alleen maar gebeuren door de blauwe lijnen op zijn en mijn armen met elkaar te verbinden.

Ik vervloek mezelf dat ik niet eerder stil heb gestaan bij de tekens en de woorden waarmee de koning van de Rebecqs me verder op pad stuurde. Het hernieuwde respect dat zich in mijn achterhoofd voor het mannetje begint te vormen, moet maar even wachten. Het is nu, of nooit meer, om iets met dit nieuw verkregen inzicht te gaan doen.

Alles of niets...

In een allerlaatste krachtinspanning doe ik een poging en klauw naar Scanlans armen, voordat ik helemaal als een lappenpop in zijn ijzeren greep hang. Maar het is te laat!

Intense lichtflitsen verschijnen achter m'n gesloten ogen, het suizende bloed in mijn oren klinkt oorverdovend.

Voor me zie ik het gezicht van een breed grijnzende Jos, de pretlichtjes in zijn ogen worden nog versterkt door de zon die op zijn gelaat schijnt. Met een flauwe glimlach om mijn lippen verdwijn ik in de vergankelijkheid van het leven.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro