Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

2. Jonge Wolf

Met een misselijkmakende doffe klap vliegt mijn achterhoofd tegen een solide oppervlak. Zwarte vlekken dansen voor mijn ogen, ik kreun. Het klinkt oorverdovend en een pijnscheut trekt door me heen tot in mijn kleine teen, wat me doet ineenkrimpen. Ik voel dat mijn hele lichaam pijn doet. Met gesloten ogen blijf ik liggen en probeer te vatten wat er net is gebeurd.

Ben ik uitgegleden? Ongelukkig gevallen? Beelden van een boek en kleine, vierkante blokjes komen aan de oppervlakte drijven. Nee, onmogelijk. Ik ben gewoon thuis uitgegleden en heb nu een lichte hersenschudding of zo. Mijn mond trekt automatisch in een grimas. Volgens Jos zou dit hét ultieme bewijs zijn dat ik wel degelijk hersens heb.

Geleidelijk aan kom ik weer bij mijn positieven, het lichte briesje dat mijn haar overhoop gooit doet deugd. Het duurt even eer ik besef dat er binnen in huis geen wind zoals deze kan zijn. Tegelijkertijd komt het beeld van een boek en kleine, vierkante blokjes weer opzetten, samen met het overrompelende besef dat ik net letterlijk uiteen ben gevallen. De misselijkheid slaat in golven om me heen. Wat is er gebeurd, waar ben ik beland? Ik probeer de paniek tegen te houden die zich als een olievlek vanuit mijn hart verspreidt.

Na een paar keer diep in en uit te hebben geademd, heb ik genoeg moed verzameld en probeer ik voorzichtig mijn ogen te openen. Eerst kleine spleetjes maar zodra ik merk dat mijn hoofd er niet méér pijn door gaat doen, vliegen ze helemaal open.

Ik kijk recht naar boven, langs de stam van een grote boom met ruwe bast, helemaal tot in de kruin met wel duizenden kleine takjes en grote zachtgele bladeren die eruitzien als ... printpapier? Ik knipper een paar keer met mijn ogen, het beeld verandert niet.

"Vast nog een effect van de knal op m'n hoofd net," mompel ik.
Voorzichtig voel ik aan de ondergrond. Die voelt normaal aan en als ik mijn hoofd draai, dan zie ik gras voor zover ik kan kijken. Behoedzaam probeer ik de rest van mijn lichaam ook te bewegen. De opluchting golft door me heen als ik op het eerste gevoel niets gebroken lijk te hebben. Stuntelig probeer ik rechtop te zitten, de buil op mijn achterhoofd klopt venijnig. Uiteindelijk weet ik me met mijn rug tegen de boom te installeren en kan eindelijk eens goed rondkijken, zonder al te veel bruuske bewegingen te moeten maken.

Zo te zien bevind ik me op een weiland dat grenst aan een bos met een, op zijn zachtst gezegd, vreemde begroeiing.

Hoge grijsgroene bomen met wat op wol lijkende blaadjes, bepalen de skyline. Hier en daar wordt het bladerdek doorbroken door toppen van iets wat ik alleen maar kan vergelijken met spitse sparren. Alleen hebben ze hier een nogal shockerende tint paars. Lage struiken met stengels die er uitzien als die van een aronskelk maar dan zeker zes keer zo groot zomen de bosrand af. Samen met groepjes kleine, donkergroene selder-achtige plantjes lijken ze een, op het eerste zicht vrij ondoordringbare, buffer te vormen.

"Waar-ben-ik-in-godsnaam-beland?"
Hoofdschuddend probeer ik te vatten wat ik allemaal zie. De buil op mijn hoofd protesteert dus ik hou er heel snel weer mee op. De boom waartegen ik zit is zowat de enige in het hele weiland, z'n blaadjes ritselen in de wind. Wanhoop nestelt zich diep in me, wat doe ik hier? Ik wil hier helemaal niet zijn!

Mijn oog valt op mijn tas en het boek ernaast dat met de achterkant naar boven ligt, even verderop in het gras. Op handen en voeten kruip ik er heen, onzeker of ik deze bewegingen wel aankan. Zodra ik er mijn handen op kan leggen, druk ik mijn tas heel dicht tegen me aan, alsof het de kostbaarste schat op aarde is.

Ik staar naar het boek en voel haat opborrelen: door dat stomme ding ben ik hier nu terecht gekomen!  Alleen, in een vreemde wereld en met een fikse buil op mijn hoofd!

De wind wakkert aan en blaast hard in mijn gezicht, de boom ruist en kraakt. Onder het plotse natuurgeweld schuift het boek steeds dichterbij, tot het tegen mijn been aan ligt. Daarna wordt de wind onmiddellijk weer een gewoon briesje.

Op slag zijn al mijn haatgevoelens verdwenen, een nieuwe gedachte komt in me op als een lichtbaken in het donker. Als het boek mij hier heeft gebracht, dan kan het me ook terugbrengen. Toch? Ik grabbel het van de grond, sla vol zekerheid de pagina met het kader open en leg mijn hand in de lege ruimte. Mijn zelfvertrouwen tikt even snel weg al de voorbijgaande seconden. Minuten gaan voorbij en nog steeds gebeurt er helemaal niets.

Stom boek.

Mijn hand valt slap naast mijn lichaam, tranen vertroebelen mijn zicht. Ik voel me ontzettend eenzaam.

Weer steekt de wind op en omhult me als een warme deken, alsof hij me wil troosten. Gek genoeg helpt het nog gedeeltelijk ook. De wind speelt wat in mijn haar, doet het boek ritselen en blaast een pagina om. Verdwaasd staar ik naar het woord dat er net nog niet was. Ik knipper met mijn ogen, tot ik weer scherp genoeg zie.

Faelan? Jonge wolf? Wat betek... wacht eens, ZITTEN HIER WOLVEN?!

Verstijfd en op mijn hoede scan ik de omgeving. Nu pas valt me op hoe stil het hier verder is. Een rilling kruipt over mijn rug en ineens voel ik de onbedwingbare drang om het bos in te gaan. Het doet me rechtspringen, de duizeligheid is op slag verdwenen samen met de misselijkheid. Mijn tas en het boek grabbel ik mee. Gehaast en zonder nadenken hol ik bijna het bos in, als ik daarna opeens stokstijf blijf staan.

Nee nee nee, dit is de laatste plek waar ik wil zijn als hier wolven zitten! Ik moet ... Plotseling kan ik geen voet meer verzetten. Het is te zeggen, ik kan niet meer terugkeren naar de boom, wat ik ook probeer. Verder richting het bos daarentegen, is een fluitje van een cent.

"Aaaargh! Wat voor zieke mindfuck is dit hier!"
Mijn stem klinkt hol, alsof ik in een grote grot sta en ik klap meteen mijn mond dicht, mezelf in stilte verwensend. Het laatste wat ik nu kan gebruiken is welke aandacht dan ook naar me toe trekken. En zeggen dat ik me net nog zo eenzaam voelde.

Er zit niets anders op dan verder te gaan in de enige richting die mogelijk is: het bos in.

Hoe dichter ik bij de bosrand kom, hoe minder ondoordringbaar het lijkt. Instinctief kies ik voor een wegeltje 🐲 dat pas begint als ik achter zo'n grootbladige struik over een bosje van die donkergroene selder heen stap. Waarom? Geen flauw idee. Maar het lijkt me het enige juiste om te doen.

Had je me verteld dat ik in plaats van een buik, een ingebouwd kompas heb zitten, dan had ik je na een tijdje waarschijnlijk nog geloofd ook. Op één of andere manier laat het me het ene na het andere paadje inslaan. Als een feilloze gids in deze wildernis, tussen omgevallen boomstronken en roze paddenstoelen waar zelfs Kabouter Plop nog jaloers zou op zijn, voorbij dikke bundels van die selder (hell, ze ruiken er zelfs een beetje naar) en rond spiegelachtige donkere modderpoelen. Het rare is dat vanuit zowat elke boomkruin lianen naar beneden hangen, behalve op de plek waar ik loop.

"Daar," mompel ik.

Een platte steen met wat mos lonkt uitnodigend om wat te rusten. Uit mijn tas weet ik nog een half flesje water op te diepen.
"Niet teveel."
Joost mag weten wanneer ik kan bijvullen. Ik kijk terug naar de richting van waar ik ben gekomen. Er is geen pad meer te zien, ondanks het feit dat ik er net voorbij kwam, nog geen twee min... Hoe laat is het eigenlijk?

Helaas doet mijn smartwatch het zo te zien niet meer. Ik haal mijn schouders op. Jammer, maar het is niet anders. De batterij waarschijnlijk. Ik frons mijn wenkbrauwen als ook het scherm van mijn mobiel helemaal donker blijft en voel me ineens afgesneden van alles en iedereen.

"Doe niet zo onnozel. Alsof je van hier iemand zou kunnen opbellen."
Het geluid van mijn eigen stem doet me toch al wat beter voelen.

Met een diepe zucht kijk ik nog eens naar de kant van waar ik ben gekomen. Ik zou durven zweren dat die lianen daarnet nog niet zo dichtbij hingen. Behalve dat de bomen en planten er hier helemaal anders uitzien, is er verder eigenlijk maar weinig verschil met de bossen die ik ken van thuis. Ik negeer de steek van heimwee die deze gedachte met zich meebrengt.

Het geluid is verrassend normaal, het geritsel van blaadjes in de wind overheerst en stelt me gerust. Het is tijd om verder te gaan.

Besef van tijd heb ik helemaal niet meer, ik heb echt geen flauw idee hoelang ik al aan het lopen ben maar op één of andere manier weet ik dat ik nog steeds de goeie richting uitga. Ik ben allang opgehouden om me over de omstandigheden te verwonderen, als ik aan de rand van een open plek aankom. Achter een hoge struik zet ik me op m'n hurken, ik vertrouw het niet helemaal.

Aan de overkant van de open plek staat, verstopt onder het dichte bladerdek, een vreemdsoortig bouwsel dat nog het best valt te omschrijven als iets wat het midden houdt tussen een scheve hut, een overwoekerde tent en koninklijke stallen. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro