Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

14. Nevelgrens

Het is moeilijk om te bepalen hoelang we daar blijven zitten. Voorzichtig nippen we, elk aan onze bijna lege veldflessen. Op een bepaald moment durf ik haast zweren dat de kleurloosheid rondom ons ineens een tint donkerder wordt, al ben ik daar na enkele tellen alweer niet meer zo zeker van. Ik verklaar het als een gevolg van de lichamelijke vermoeidheid en schuif het van me af.

Mijn geest is echter klaarwakker. M'n gedachten springen van hot naar her en geloof me: niets is zo vervelend als van alles te willen ondernemen maar letterlijk tegengehouden te worden door een lijf dat niet mee wil.

Faelan leunt zwaar tegen me aan. Ik vrees dat, als ik me ga verroeren hij als een zoutzak naar achter zal vallen, nog voor hij de tijd krijgt om zijn stramme spieren in werking te zetten.

Ik schraap mijn keel. Het duurt even voor ik beweging voel.

"Kan... kan je..." Faelan krijgt het haast niet gezegd.

Een golf van ontzetting spoelt over me heen. Hij klinkt veel zwakker dan ik vermoedde en het maakt me ongeruster dan ik hem wil laten merken.

"Moet ik je ergens mee helpen?" Het lukt me niet helemaal om de bezorgdheid uit m'n gefluister te houden. De drakenmeester verschuift wat, ik voel de druk tegen mijn rug afnemen en maak van de gelegenheid gebruik om recht te krabbelen.

Faelan steunt op zijn armen, het hoofd achteruit en de ogen gesloten. Zijn gelaat is zo bleek en zo mat als pas geoogste was. Het zorgt ervoor dat de brede donkere kringen onder zijn ogen en de diepe groeven in z'n voorhoofd nog meer opvallen. Ik dacht dat ik na onze ontmoeting met de Draugen al een uitgeputte drakenmeester had gezien, maar deze keer is het nog veel en veel erger.

"Faelan, gaat het?!"

Ik bijt op de binnenkant van mijn wang en geef mezelf een standje. Nee, tuurlijk gaat het niet! Dat zie ik toch zó ook wel?! Het enige wat hij nog nauwelijks over zijn lippen krijgt, is een haast onhoorbare zucht en wat gelispel.

"Mar..."

Ik kan mezelf bijna voor de kop slaan dat ik er niet eerder aan heb gedacht. Waar heb ik hem die Marisa ook alweer zien wegsteken? Haastig hurk ik naast hem neer. Wat zenuwachtig gefrunnik later slaag ik er eindelijk in de wassen omslagdoek uit zijn tas te peuteren en zelfs om zonder al te veel verdere obstakels de ponjaard op te diepen.

Hoewel ik het wapen al eerder in mijn handen heb gehad, sla ik nu pas acht op het vlijmscherpe lemmet en een ongemakkelijk gevoel nestelt zich ter hoogte van m'n maag als ik terugdenk aan de clash met die Draugen. Ik heb verdómd veel geluk dat ik nog al mijn vingers heb!

Enigszins stijf snij ik zo zorgvuldig mogelijk enkele dunne plakjes van het rode fruit. Ik duw de stukjes tegen Faelan's op elkaar geperste lippen, maar het is alsof hij helemaal niets voelt.

"Faelan! Hier, eet wat."

Gelukkig reageert hij daar wel op en herkent hij de urgentie in mijn stem. Zijn lippen wijken net ver genoeg uiteen om er een stukje Marisa tussen te duwen. Hij begint er meteen op te zuigen. Mijn opluchting is groot wanneer er binnen enkele tellen een iets gezondere blos op zijn wangen verschijnt.

Ik blijf hem stukjes van het fruit voeren tot hij weer redelijk bij zijn positieven is. Tussendoor werk ik er ook enkele naar binnen. Het fruit mag dan wel de builen en blauwe plekken niet helen, mijn energiepeil is tenminste wel weer voldoende aangevuld om genoeg moed te verzamelen en de tocht verder te zetten, eens Faelan ook opnieuw op de been is.

📖 📗 📖

"Ik denk dat we maar weer eens verder moeten."
We zijn een tijdje geleden verkast van het midden van de open vlakte, naar een groot rotsblok aan de verste rand ervan. Alhoewel het Faelan is die deze opmerking geeft, maak ik me nog steeds zorgen over hem. De hoeveelheid Marisa die hij naar binnen heeft gewerkt is behoorlijk indrukwekkend voor iemand van zijn lengte, zeker als je nagaat dat we na de Draugen niet eens elk een half stuk fruit hebben gegeten.

Toch ziet hij er nog steeds bleek uit onder die flauwe blos op z'n wangen. De wallen zijn dan wel minder prominent aanwezig en de zenuw onder zijn oog is opgehouden met kloppen, maar zijn energieniveau lijkt nog steeds niet optimaal te zijn.

"Ben je zeker?" is het weinige dat ik hem vraag.

Het enige antwoord dat ik van Faelan krijg, is dat hij moeizaam recht staat en met gesloten ogen zijn evenwicht probeert te bepalen. Daarna opent hij zijn ogen. Eerst staart hij nog naar de Nevelgrens en kijkt dan naar mij.

"Beter dan dit zal het niet gaan worden," grijnst hij scheef, in de hoop wat van mijn spanning weg te nemen. Het werkt niet helemaal, maar ik ben al iets meer gerustgesteld dan net. Met een knikje sta ik ook op.

De Nevelgrens op zich is dichterbij dan ik had gedacht. Of het nu komt door het rusten en de opgedane energie, of doordat ik de afstand niet goed heb ingeschat, daar heb ik geen flauw idee van.

Feit is dat we van het ene moment op het andere in brede flarden van haast ondoorzichtige witte mist terechtkomen. Meteen klinkt alles veel gedempter, de wereld rondom ons lijkt een hoop compacter. Voetje voor voetje schuifelen we steeds hoger, de alsmaar steilere helling op.

De gestaag groter wordende waterdruppels aan mijn wimpers beginnen me het zicht te ontnemen. Als ik eindelijk met mijn ogen knipper, voel ik hoe ze zacht landen op mijn wangen en koel aan hun weg naar beneden beginnen.

Van zodra een flard nevel even wegtrekt, maak ik gebruik van de gelegenheid om het boek te checken. Er is opnieuw een tekening bij gekomen: het einde van de Nevelgrens, met daarboven de top van de Eothaoir, badend in een dof, naargeestig licht. Een kleine, donkere vlek rechtsboven de Nevelgrens trekt mijn aandacht.

"Faelan, kijk hier," toon ik hem de vlek. "Wat zou dit kunnen zijn?"

De drakenmeester bestudeert het enkele tellen in stilte en pijnigt ondertussen zijn hersenen.

"Ik weet het niet," geeft hij twijfelend toe. "Het is misschien niet meer dan een donker rotsblok of zo? Het enige wat ik weet, is dat daar ergens het Rebecq-volk woont en na al onze vorige ontmoetingen, zou ik toch willen opteren om er zo ver mogelijk van weg te blijven."

Met die woorden geeft hij het boek terug, recht zijn rug en begint weer te klimmen. Snel ga ik er achter aan.

De Nevelgrens houdt zo abrupt op als hij is begonnen.

Overrompeld door de plotse weidsheid voor ons, zoeken we, hijgend van de inspanning, steun bij elkaar. Eens we onze adem wat terug hebben gevonden, klimmen we verder, totdat de drakenmeester zich even later tegen een steile rotswand laat zakken. 

"Even... even bijkomen," kreunt hij. Oppervlakkig ademend leunt hij met z'n hoofd achterover. Ik frons mijn wenkbrauwen. We hebben al zoveel halt moeten houden. Of all people zou Faelan moeten weten dat de klok genadeloos verder tikt. Ik probeer mijn lichte wrevel van me af te schuiven en haal er, voor de zoveelste keer weer, het boek bij.

Nu we voorbij de Nevelgrens zijn, is de kans op een nieuwe tekening weer groter.

"Vertel me boekje, waar moeten we heen?" mompel ik, terwijl ik het zomaar ergens open sla. Het is alsof het boek wil vertellen dat ik het op de verkeerde plek heb opengemaakt. Ruisend slaan de bladzijden vanzelf om, tot bij een nieuwe afbeelding.

Een pentekening van een grote, imposante poort onder een indrukwekkende stenen boog springt haast van het blad. In de zware, donkergrijze stenen van de boog zijn geometrische figuren en symbolen gekerfd. De details op de tekening zijn zó accuraat, dat ik haast verwacht het reliëf te voelen als ik er met mijn vinger overheen ga.

De poort zelf is een echt staaltje vakmanschap. Onwillekeurig doen de krullen op de zware houten deuren me denken aan the Doors of Durin, uit de LOTR trilogie. Ik ril. Als ik er maar geen bloed op hoef te smeren om hem open te krijgen, zoals bij Harry Potter.

Pffff ik lees echt veel te veel boeken.

Onderzoekend kijk ik rond, in de hoop een glimp op te vangen van de afgebeelde poort. Daarna blader ik terug, terwijl het me daagt dat die zwarte vlek van net de doorgang moet zijn die we nodig hebben.

Naast me voel ik hoe Faelan stilaan weer wat bij zijn positieven komt. Stilletjes schuif ik het boek onder zijn neus.

"Weet jij wat dit is?"

Faelan fronst de wenkbrauwen. Als hij de tekening met zijn vingertoppen aanraakt, is het alsof er een elektrische schok door hem heen trekt. De drakenmeester hapt naar adem en kijkt me verwilderd aan.

"Ik... ik voel hem."
"Qoppa," verduidelijkt de drakenmeester, als hij mijn vragende blik ziet.
"Heel zwak."

Hij kijkt weer naar de afbeelding en wijst met een trillende vinger naar de poort.
"Daarheen."

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro