Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

11. Holhoornen

Een angstaanjagend, hoog keelgeluid bezorgt me bijna een hartverzakking. Alle haartjes in mijn nek komen in een mum van tijd overeind en voor ik het weet staan ook m'n armen vol kippenvel. Ik besef het meteen: dit is niet goed. Dit is helemáál niet goed!

Voor me zie ik Faelan verstijven. Hij kettert met een asgrauw gezicht een vloek die ik liever niet luidop herhaal. Snel scan ik de omgeving. De open vlakte voor ons is echt wel ópen: geen boom, geen struik, geen rotsblok, helemaal niets! Daar ergens een schuilplaats zoeken mogen we dus wel vergeten.

Het schrikwekkende gejoel, aangevuld met woedende kreten, wordt zeker wel honderdvoudig versterkt door een echo die kaatst, tuimelt, mengt en weer aanscherpt tot je oren ervan gaan tuiten.

De kloof! Als we daar kunnen terugkeren, hebben we tenminste nog een béétje rugdekking! Een snelle blik over mijn schouder leert me dat dit helaas allang geen optie meer is. Sterker nog, de grijnzende smoelen die me aanstaren doen me vermoeden dat het nooit een optie is geweest en we gewoon netjes, als makke schapen in een zorgvuldig opgezette val zijn gelopen.

"Alle klapscheten nog aan toe," mompel ik verongelijkt, als ik besef dat de enige richting die we uit kunnen, het midden van de open vlakte is.

De drakenmeester komt een fractie van een seconde eerder tot dezelfde conclusie. Nog voor ik het goed en wel besef sleurt hij me aan de arm mee, terwijl hij maar verwensingen blijft mompelen. Even heb ik nog de hoop dat hij ergens een passage heeft gezien, die we nu uit alle macht proberen te bereiken. Die hoop vervliegt snel wanneer we halfweg de open vlakte slippend tot stilstand komen.

"Blijf dicht bij me," gromt Faelan, terwijl hij met een losse kei snel een cirkel op de stenige grond om ons heen kerft. Met grote ogen zie ik hoe middelgrote, leverkleurige wezens, rechtopstaand op bokkepoten, ons steeds meer insluiten. Meteen begrijp ik waar ze hun naam vandaan halen. Hun woedende tronie wordt nog meer geaccentueerd door de lange baarden en scherpe hoorns, die veelal gekruld zijn en glimmen alsof ze pas gepoetst zijn.

Pure horror overmant me als ik, door hun bogen en pijlen te zien, maar al te goed besef dat ik over niets, maar dan ook helemaal niéts beschik waarmee ik me tegenover deze menigte Holhoornen kan verdedigen.

De Pulta werkte uitstekend tegen de Serpentarius, maar zelfs al had ik wel nog bolletjes over gehad, tegen deze meute zou het zijn alsof je met een aardappelschilmesje een zwaardgevecht aangaat. Mijn handen bibberen tegen m'n bovenbenen, koud zweet breekt me uit. Ik overweeg mijn opties. Hier liggen eerst en vooral geen stenen genoeg om mee te gooien. Daarbovenop weet ik niet eens hoe ik aan een één op één gevecht zou moeten beginnen.

Ik beslis prompt om serieus aan mijn conditie en spieren te gaan werken, eens ik weer thuis ben. Als we hier ooit wegraken, tenminste...

Het gejoel wordt intenser en naarmate ze dichterbij komen, verandert ook de frequentie van het geluid. Ik huiver. Had ik nog geen kippenvel gehad, dan zou dat anders nu zeker het geval zijn geweest! Het lijken wel... oorlogskreten. Ik slik. Mijn keel voelt als schuurpapier.

Ik hoor Faelan achter mij van alles mompelen, terwijl ik niet anders kan dan als verlamd toekijken hoe de Holhoornen zich organiseren en hun bogen spannen om ons elk moment te bestoken met pijlen.

"Faelan?!" Mijn stem klinkt vreemd hoog. "Wat kan ik doen, wat moet ik doen? Ik kan niet - Auw!" Een vlammende pijn vlak boven mijn oor doet me ineenkrimpen. Wankel grijp ik naar de drakenmeester, in een poging mijn evenwicht te bewaren. Daarmee haal ik hem gelukkig niet uit zijn concentratie, integendeel. Hij lijkt nog vastbeslotener om af te maken met met wat dan ook hij mee bezig is.

Met het gooien van de scherpe steen die me net vol op het achterhoofd raakte, lijkt de aanval te zijn ingezet. De Holhoornen zetten een woeste krijgsdans in, rondom het punt waar we ons bevinden en komen steeds dichterbij. Ik zie talloze pijlen onze richting uit flitsen. In een reflex duik ik op m'n hurken en maak me zo klein mogelijk, mijn ogen stijf dicht geknepen.

Oh god, oh god... dit is het einde!

Paniek raast door mijn hele lichaam. Ik adem zó snel, dat de hele wereld binnen de kortste keren begint te tollen. In de hoop op wat stabiliteit, laat ik instinctief een knie op de grond zakken. In een flits zie ik mijn huisbibliotheek voor m'n geestesoog voorbij komen.

Het besef dat ik hier nooit meer zal wegraken en nooit meer besluiteloos voor mijn boekenkast zal staan, twijfelend of ik voor de zoveelste keer de Harry Potter-reeks zal herlezen, of toch maar voor een misdaadthriller zal gaan, slaat in als een tienvoudige Hiroshimabom.

Ik hoor mezelf kreunen en schrik er zelf een beetje van.

"Noa! Noa!!"

Waarom hoor ik Faelan roepen? Dan begint het me te dagen: die pijlen hadden hier allang moeten zijn. Ik, nee, wij allebei, hadden allang morsdood moeten zijn. Of dan toch tenminste heel pijnlijk getroffen, net zoals met die steen van net.

Het eerste moment denk ik dat er een waas voor mijn ogen hangt, als ik door een spleetje rondkijk. Troebel zie ik hoe die Holhoornen verwoede pogingen blijven doen om ons te bestoken met stenen, gegooid vanuit slingers, en met pijlen die met uiterste precisie onze richting uit worden geschoten.

Ik knijp mijn ogen weer stijf dicht en zet me schrap voor de impact als een bijzonder driest exemplaar mijn richting uit zoeft.

"Noa!"

De adem die ik onbewust had ingehouden laat ik zachtjes ontsnappen.

"Ja?", antwoord ik, me er ineens erg van bewust dat ik Faelan goed kan horen en het gejoel naar de achtergrond lijkt te zijn verdwenen. Dan begrijp ik dat de waas voor mijn ogen niet van mezelf komt, maar van de zinderende lucht die ons omgeeft en uit de haastig gekraste cirkel lijkt te komen. Die barrière zorgt ervoor dat elk projectiel dat onze richting uitkomt, met een doffe 'pok' tot stilstand komt en gewoon werkloos naar beneden valt.

"In m'n tas... pak mijn tas," klinkt het dringend. Stram kom ik overeind. De drakenmeester staat met gespreide benen, opgeheven armen en de handpalmen naar boven stevig geaard op de rotsige ondergrond. Uit zijn geklauwde handen schieten af en toe witte flitsen richting de tegenstander, die ze op hun beurt momenteel wel weten te ontwijken. Met stijve vingers open ik de schoudertas op Faelan's heup.

"Je tas is open." Mijn stem klinkt even ruw als mijn keel aanvoelt.

"De Beikenbladbollen! Pak de Beikenbladbollen en gooi ermee naar de Holhoornen!"

Verbaasd graaf ik in zijn tas. Beikenbladbollen? What the fudge zijn dát nu weer?! Het enige wat ik helemaal onderaan vind, is een grote bruinlederen buidel. Zonder al te veel plichtplegingen snok ik het open. De opluchting die ik voel is onnoembaar, als ik de, in boomblaadjes gedraaide en muntstukgrote bollen zie.

"Hebbes!"

Na een paar pogingen heb ik de handeling te pakken. De buidel heb ik, net zoals toen met de Pulta, aan mijn riem bevestigd. De Serpentarius lijken een eeuwigheid geleden.

Zonder woorden nemen we elk een kant voor onze rekening, in een constant draaiende, cirkelvormige beweging. Het lijkt wel of onze ruggen vergroeid zijn met elkaar. Het grootste verrassingseffect bekom ik als ik in een rechte lijn gooi naar de wezens recht voor me, en in een boogje richting de wezens aan Faelan's kant. Telkens ik een Holhoorn raak, ontploft de bol met veel rook in een regen van sterretjes. Daarna valt het wezen met een grote bons achterover, verstijfd in de beweging die het net maakte.

Op een onbedachtzaam moment raak ik de wonde op mijn achterhoofd aan. Het blijft immers maar prikken en ergens hoop ik dat het zal beteren als ik de buil zelf kan voelen. De onaangename sensatie van een plakkerige vloeistof op mijn vingertoppen doet mijn maag keren.

Bloed.

Dat zo te voelen langs mijn hals naar beneden sijpelt... Het maakt me angstig en nóg vastbeslotener tegelijk. Met vereende krachten zal het ons lukken, daar ben ik zeker van! Ik ben niet voor niets hierheen gehaald! Enkele welgemikte Beikenbladbollen bevestigen me in mijn overtuiging.

Even later ben ik er al veel minder van overtuigd. Met z'n twee strijden we heldhaftig, maar de overmacht is groot. Té groot, vrees ik. De bollen zijn zo goed als op en het beschermende schild dat Faelan rond ons probeert in stand te houden, wordt steeds dunner. Hoewel de gegooide stenen en afgeschoten pijlen veel minder talrijk onze richting uit komen, zorgen ze nu op de plaats van impact wel voor een serieuze deuk in het oppervlak. Eerst keerde alles nog vlot terug naar een normale, gladde toestand, maar dat doet het nu allang niet meer.

De sporadische witte flitsen die Faelan nog afvuurt zijn hoe langer hoe minder nauwkeurig en de openingen die ze maken om door ons schild heen te komen, worden steeds groter en blijven steeds langer open.

Met de voorlaatste bol in mijn hand, ben ik net aan het overwegen waar ik deze tactisch het beste zal gooien, als een koude windvlaag de haren op mijn armen doet rechtstaan. Plots klinken de enthousiaste kreten van de Holhoornen me bijzonder luid in de oren.

"Aaargh!"

Geschrokken door de pijnlijke kreet van een voelbaar wankelende Faelan, gooi ik de Beikenbladbol in een lukrake richting, voor ik de drakenmeester nog net op tijd kan tegenhouden. De bol komt onverrichter zake neer in een rookwolk van vallende sterretjes.

"Alles ok?", fluister ik, met mijn ogen op de resterende Holhoornen gericht, die nu wel heel snel dichterbij komen.

"Steen tegen m'n schouder, alles ok," fluistert hij terug. "Stil nu."
Ik voel mezelf knikken.

Daar staan we dan. Bezweet en hijgend, rug aan rug.
En compleet ingesloten door de vijand.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro