Hoofdstuk 23
Het is nu inmiddels drie dagen later.
Ik lig bibberend van de kou, de honger en dorst in de sloep.
Elke keer baal ik van mezelf dat ik minstens een brood mee had moeten nemen.
Ik trek het deken over me heen.
Ik bibber verschrikkelijk erg.
Dan zie ik dat het al weer avond is.
Ik leg mijn hoofd neer en val in een hongerige slaap.
••••
De volgende morgen kan ik geen vin meer verroeren.
Ik ben zo uitgedroogd en verhongerd dat ik eigenlijk op sterven lig.
Ik voel hoe de golven tegen mijn bootje bonken.
Het maakt me misselijk.
Ik lig maar een beetje te verhongeren als ik opeens een harde bonk voel.
Mijn bootje ligt stil.
Een zandbank!
Ik hoor voetstappen maar kan me niet bewegen.
Ik hoor een ademhaling bij mijn boot.
Dan voel ik opeens hoe handen mijn lichaam pakken.
Ik steun van de pijn.
'Het' legt me in zijn/haar handen en probeert me warm te maken.
Ik hoor een hartslag.
Blijkbaar lig in tegen iemand borst aan.
Ik hoor hoe een deur wordt geopend.
De voetstappen lopen door een ruimte.
Ook voel ik hoe de lichaamstemperatuur van 'het' wezen verdwijnt.
Ik krijg het direct weer koud en begin hevig te bibberen.
Terwijl ik hevig bibber hoor ik gestommel van ver komen.
Ook ruik ik een heerlijke geur.
Ik snuif diep in en krijg direct pijn.
Mijn maag verlangt naar eten.
Ik hoor hoe de voetstappen weer terug komen.
Ik kan mijn ogen net even open doen.
Net te kort om te zien wat het is.
Alleen dat het een mens is.
Hallo. Zegt een zachte stem.
Ik doe alle moeite om mijn ogen nog een keer te openen.
Ik doe ze open en zie als eerste een jongen staan naast de bank waar ik op lig.
Hij geeft me een glimlach, maar ik kan het niet terug doen.
Ik sluit mijn ogen weer.
Ik ga je even helpen om rechtop te zitten. Zegt hij.
Hij pakt me bij mijn schouders vast en trekt me zachtjes omhoog.
Ik zucht en wordt tegen een kussen gezet.
Ik zit nu rechtop.
Plots voel ik hoe hij met een lepel tegen mijn mond tikt.
Ik open langzaam mijn mond en voel hoe een heerlijke soep door mijn mond stroomt.
Ik slik het door en geef een zucht.
Ik kan mijn ogen weer een beetje openen.
De jongen begint gelijk te praten:
Ik heb je in een bootje gevonden.
Je was helemaal aan het bibberen en je was helemaal verhongerd.
O, ik heet trouwens Daniël Witerson. Maar noem me maar Daan.
Ik kan hem een glimlach geven.
Hoe heet jij? Vraagt hij.
Ik open mijn mond en zeg zachtjes:
Avery...
Mooie naam. Zegt hij.
Ik kan nog snel een glimlach geven, maar ik neem een hap van de volgende lepel soep.
••••
Zodra ik klaar ben met eten neemt Daan de kom mee naar de keuken.
Hij komt terug met een beker water.
Ik begin er van te drinken en voel me opknappen.
Bedankt. Zeg ik.
Geen dank hoor. Zegt hij terug.
Hoe oud ben je eigenlijk? Vraagt hij.
Waarom wil je dat weten?
Nou....eh.....gewoon.
20. Zeg ik.
Ik ben 22. Zegt hij.
Dan staat er een ijzige stilte in de kamer.
Daan kucht en ik tik op mijn glas.
Ik ben aan het bedenken wat ik zou kunnen zeggen.
Eehm... Hoe lang mag ik blijven? Vraag ik.
Zo lang je wilt. Zegt hij.
Ik kan wel wat gezelschap gebruiken.
Ik laat een traan vallen, maar veeg hem gauw weg.
Wat is er? Vraagt Daan.
Niks. Zeg ik snel.
Wat is er? Vraagt hij nog een keer.
Ik heb het gewoon moeilijk. Ik moet hier aan wennen. Zeg ik.
Ok. Zegt hij.
Ik ga je bed opmaken. Zegt hij opeens.
Ok.
Hij staat op en loopt naar de trap.
Ik ben zo terug. Zegt hij.
Ik knik en kijk hoe hij naar boven gaat.
Als hij boven is doe ik het deken weg.
Ik zet mijn voeten op de grond en adem diep in.
Ik sta op. Ik wiebel op mijn benen en val op de grond.
Het is een harde klap.
Ik zie Daan geschrokken naar beneden rennen.
Ik ga rechtop zitten.
Wat doe je? Vraagt hij.
Ik probeer te lopen. Zeg ik.
Dat moet je met hulp doen. Zegt hij. Heb je je niet bezeerd?
Nee. Gaat wel.
Ik probeer te staan.
Ik grijp de tafel vast en trek me omhoog.
Mijn knieën beginnen te wiebelen en ik val weer op de grond.
Ik hoor Daan zuchten en hij komt naar me toe.
Hij pakt mijn handen en trekt me omhoog.
Ik bonk tegen hem aan en begin weer te wiebelen op mijn benen.
Mijn knieën lijken weer uit te vallen.
Ik zak naar beneden, maar Daan houdt me vast.
Waarom lukt het me niet?! Schreeuw ik boos.
Je moet gewoon blijven oefenen.
Ik zucht en blaas mijn haar weg uit mijn gezicht.
Ik ga weer rechtstaan.
Direct vallen mijn knieën weer uit en ik zak in elkaar.
Ik voel hoe mijn ogen nat worden.
I-ik kan het niet. Zeg ik.
Je hebt nog niet genoeg kracht. Zegt Daan.
Hij tilt me op en zet me op de bank.
Blijf hier zitten tot ik terug ben. Zegt hij.
Ik zucht en luister.
Hij loopt naar boven en ik blijf alleen op de bank achter.
Dan kijk ik naar mijn arm.
Ik zie hoe ik ooit dit erop heb geschreven: James <3
Ik voel gelijk de tranen in mijn ogen prikken.
Ik kan het niet inhouden en begin te huilen.
Ook borrelt er woede in me op.
Ik begin woedend naar zijn naam te kijken.
Ik maak mijn andere hand nat en begin hevig te vegen.
Dan houd ik me niet meer in.
Ik begin te schreeuwen en krijsen van woede.
Ik pak een kussen en wil hem gooien als ik voel hoe Daan mijn pols pakt.
Wat is er? Vraagt hij geschrokken.
Ik begin te huilen en laat het kussen los.
Daan pakt me vast en begint me te troosten.
Het komt wel goed.
Je hebt waarschijnlijk een moeilijke tijd achter de rug. Zegt hij.
Ik veeg mijn tranen af en ga weer normaal zitten.
Sorry... Zeg ik zacht.
Het is niet erg.
Ik glimlach en zie hoe hij weer naar boven gaat.
Ik blijf nog op de bank zitten en staar naar mijn handen.
Mijn arm is rood van het vegen.
Ik zucht en ga achterover leunen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro