Hoofdstuk 11
Ik verstop mijn hoofd en ben aan het huilen.
Ik hoor de vloer kraken.
Dan staat James op en zet me neer op het matras in de slaapkamer.
Hij begint de muren af te breken.
Wat doe je?! Schreeuw ik.
Ik ga een roeiboot maken.
Zegt hij.
Dan hoor ik nog een bonk.
Ik verstijf.
Dan begint de vloer te kraken.
Plots is het doodstil.
James gaat snel door met de roeiboot.
Het is verdacht stil.
Dan zie ik een vin uit de grond schieten.
James! Schiet op!
Ik begin te hyperventileren.
Klaar! Zegt hij.
Hij loopt richting het gat in de muur en gooit de roeiboot in het water.
Ik sta op en ren erheen.
Dan breekt de vloer open en de haai springt naar boven.
Het vlot begint gelijk te zinken.
Ik struikel en klap op de grond.
Ik zie dat James al in het vlot zit.
Hij is al weg gedobberd.
Hij springt eruit en zwemt naar mij.
Dan voel ik een pijn in mijn been.
Er verschijnen sterretjes en dan val ik weg.
••••
Ik hoor iets.
Een soort gezoem.
Ik doe mijn ogen even open en zie helemaal niks.
Dan hoor ik dat irritante gezoem weer en sla bij mijn oor.
Het verdwijnt.
Dan ga ik langzaam een beetje bewegen.
Ik ga rechtop zitten en probeer mijn zicht te verbeteren.
Dan wordt het een klein beetje scherper en zie dan dat ik in een klein kamertje zit.
Ik sta op en probeer een deur te vinden.
Dan voel ik de pijn in mijn been.
Ik negeer het en ga verder.
Ik schop hem open zodra ik hem gevonden heb.
Ik zie James verschrikt opkijken.
Waar zijn we? Vraag ik.
We zijn op een eiland.
Dit is een pirateneiland.
Dan kijk ik om me heen en zie allemaal andere piraten.
Ze zitten met bier achter tafeltjes.
Ze kijken allemaal naar me.
Wat! Schreeuw ik.
Sommige draaien hun hoofd weg.
Ik loop naar James en ga naast hem zitten.
Ken je deze gasten? Vraag ik.
Ja. Zegt hij.
Kunnen we hier een schip regelen?
Ik denk het wel. Zegt hij.
We kunnen ook wel een groepje bemanning bij elkaar sprokkelen.
Ik sta op en loop naar de bar.
Een bier graag. Zeg ik.
De barman trekt een wenkbrauw op.
Vraag ik iets geks?! Schreeuw ik.
Ik trek mijn zwaard.
Hij lacht en pak een bierglas.
Ik grom en leun met mijn handen op de bar.
Dan komt hij terug en ploft hij hem voor me neer.
Ik gris hem van de bar en storm richting James.
Wat is er toch? Vraagt James zodra ik terug ben.
Ik walg ervan hoe die piraten doen tegenover vrouw piraten. Zeg ik.
Dat is wat ze doen. Zegt James.
Dus het boeit je ook echt niet als ze me helemaal verrot schelden! Schreeuw ik.
Nee. Zegt hij.
Wij piraten hebben geen medelijden.
Je moet er maar mee leven.
Ik zucht en neem een slok bier.
Ik zal het proberen. Zeg ik.
Dat is mijn meisje. Zegt hij.
Ik rol met mijn ogen.
Hij grijnst en loopt naar de bar.
Hij komt even later terug met een biertje.
We beginnen allebei uitgebreid te drinken.
••••
Ik plof neer op het bed.
We hebben een kamer gehuurd.
Ik leg handen op mijn hoofd.
Ik ben een beetje duizelig.
Ik heb teveel bier gedronken.
James komt dan ook binnen.
Hallo schat. Zegt hij.
Hij wiebelt een beetje en lacht erg dom.
Hij gooit zichzelf op bed.
Doe even rustig. Zeg ik.
Hij lacht en geeft me een zoen.
Hij blijft maar door gaan en gaat op me liggen.
Ga.van.me.af. Zeg ik.
Ik duw hem van me af.
Hij lacht en wil weer terug.
Maar ik duw hem weg en geef hem een trap.
Hij lacht en valt, omdat hij zo dronken is, van het bed.
Ik zucht en ga naar beneden.
Zodra ik bij de balie ben vraag ik aan de man erachter: mag ik een eenpersoonsbed huren?
Hij knikt en loopt naar een soort magazijn.
Dan komt hij terug met een inklapbaar bed.
Hij tilt hem voor me naar boven en zet hem in de kamer.
Dan ziet hij James hartstikke dronken op de grond liggen.
Hij trekt een wenkbrauw omhoog en lacht.
Ik snap jou wel meissie. Zegt hij.
Hij loopt lachend naar beneden.
Ik doe de deur dicht en til het bed naar de hoek van de kamer.
Ik klap hem open en leg het matras goed.
Ik pak een deken en kussen uit de kast en leg ze op het bed.
Dan loop ik naar James en til hem met moeite op.
Ik gooi hem op bed en trek het deken over hem heen.
Ik zucht en loop naar mijn bed.
Ik ga liggen en val gelijk bijna in slaap.
••••
De volgende morgen wordt ik wakker van gesnurk.
Ik schrik en schiet rechtovereind.
Dan zie ik James snurkend als een zeug in bed liggen.
Ik zucht en wrijf in mijn ogen.
Ik sta op en merk dan dat ik in mijn kleren heb geslapen.
Ik trek de deur open van de badkamer en begin mijn haar te borstelen voor de spiegel.
Dan loop ik weer naar de slaapkamer en loop naar James.
James! Wakker worden! Schreeuw ik.
Zijn ogen schieten open.
Wat is er! Zegt hij.
Dan trekt hij zich terug.
Ik heb z'on koppijn. Zegt hij zachtjes.
Wat verbaast me dat. Zeg ik sarcastisch.
Hij kijkt me verbaast aan.
Je moet niet zoveel bier drinken. Zeg ik.
Ik geef hem een beuk tegen zijn zij.
Hij lacht.
Wat is er zo erg aan? Vraagt hij.
Ik ben een piraat en die doen dat.
Ik vind het erg dat je hartstikke vies bent als je dronken bent.
Hij trekt een wenkbrauw op.
Ik begin hem het hele verhaal te vertellen.
Hij grijnst.
Wat? Vraag ik.
Ik zou willen dat ik het me herinner.
Zegt hij.
Ik geef hem een stomp.
Hij lacht en ik ook.
Hij gaat rechtop zitten en trekt me op zijn schoot.
Hij fluistert in mijn oor: we zijn zo dichtbij.
Waarbij? Vraag ik.
Bij dat we een schip en bemanning krijgen.
Ik glimlach.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro