Hoofdstuk 9: Niet opgeven
Hey hoi lieve lezers,
Hierbij hoofdstuk 9. Dit is een langggg hoofdstuk en het wordt super spannend. Hehe. I hope you like it. Pleasseeeee reageer ff als je het gelezen hebt. Ik ben erg benieuwd naar jullie mening. :))
Om niet te vergeten. Het volgende hoofdstuk is het laatste hoofdstuk van boek één (Niet Alleen). Na hoofdstuk 10 komt boek twee dat ik ook in dit boek ga publiceren. :)
Boek twee heet "In de schaduw"
Enjoy!
******************************************************************
De nacht zo zwart als roet is aangebroken en ik wacht in spanning af. Ik dwing mijn lichaam wakker te blijven. Wat als ze toch niet komt? Of die monsters hebben haar door? Of erger, ze hoort bij hun en is dit voor niks geweest. En de andere meiden dan? Blijven die hier of bevrijdt ze hun ook? Of ben ik de enige die ze gaat bevrijden? Talloze gedachten borrelen in mijn hoofd en ik kan niet meer helder nadenken.
Met mijn handen in elkaar gevouwen en mijn rug leunend tegen de koude muur, wacht ik af. De maan die bijna vol aan de hemel staat, schijnt door het kleine raampje mijn cel binnen. Het is zo stil. Het enige wat je hoort is de wind die zachtjes waait. Geen vogels, geen geluid, het is doodstil en dat maakt me nog banger.
"Kom op, meisje. Ik wil hier weg", schreeuw ik in mijn hoofd.
Ineens hoor ik een alarm afgaan en ik sta meteen op. Mijn hart klopt snel niet wetend wat er gebeurt. Ik sluit mijn handen om de ijzeren stalen tralies en kijk naar de deur. Al weet ik dat het geen zin heeft, trek ik alsnog aan te tralies. Er is geen beweging in te krijgen en het slot zit goed op slot.
En dan heb ik een idee en loop snel naar de hoek van mijn cel en pak de soepkom en lepel. Ik dwing me mezelf er niet te lang over na te denken en loop weer naar de deur van mijn cel.
Met beide handen houd ik de glazen kom vast en breng hem boven mijn hoofd. Snel geef ik de deur nog een laatste blik of de kust veilig is en sla zo hard ik kan met de glazen kom op het slot. De kom breekt meteen en ik voel meteen wat glasscherven in mijn hand gaan. Met een pijnlijk gezicht, trek ik snel een stuk glas uit mijn hand. Meteen begint mijn hand te bloeden en ik veeg snel mijn hand af aan mijn witte jurk. Ik bijt op mijn lip en schud mijn hoofd om de pijn te negeren en pak een stuk glas. Met al mijn kracht die ik heb, probeer ik het slot open te krijgen, maar het werk niet. Wanneer het na een aantal pogingen nog steeds niet lukt, pak ik de lepel en probeer het om te buigen. Het is van dik staal. Met de kracht die ik nog heb, lukt het me om de lepel een klein beetje om te buigen. Helaas is het niet goed genoeg om het als hefboom te gebruiken en ik houd de lepel buiten mijn cel en duw zo hard ik kan de lepel tegen de tralies. Met blote voeten zet ik me af tegen de tralies zodat ik mijn volledige gewicht kan gebruiken om de lepel om te buigen. Langzaam voel ik de stalen lepel tussen mijn vingers van vorm veranderen. Mijn handen glijden weg en ik val op de grond. Alle lucht verdwijnt uit mijn longen en ik hap naar lucht. Proestend kruip ik omhoog en sta op.
Ik moet het proberen. Het moet.
Het zweet staat boven mijn lippen. De lepel ligt naast me en in pak het op. Als sleutel en hefboom probeer ik het slot open te krijgen. Maar na enkele pogingen werkt dat niet en diep van binnen begint iets te koken.
Het alarm ruist door mijn oren en een stem zegt in mijn hoofd 'Waar blijft ze?'
Ik moet hier weg en wel nu. Ik blijf het maar herhalen in mijn hoofd en mijn hoop wordt steeds minder.
Ineens hoor ik iemand bij de deur rommelen en de deur vliegt open. Een klein figuur staat in de deuropening en ik kan haar gezicht niet zien. Maar aan het postuur kan ik zien dat zij het is.
Mijn hart maakt een sprongetje en het gevoel van vrijheid verspreidt zich in mijn borstkas.
Ze is te vertrouwen.
Ze rent naar mijn cel. Nu ze zo dichtbij staat, zie je dat ze er slecht aan toe is. Ze zit onder de blauwe plekken en er stroomt bloed over haar gezicht.
Ik slik moeizaam en een knoop voel ik in mijn maag.
Met trillende handen wringt ze de sleutel in het gat en draait de sleutel om en de deur klikt open.
"Waar zijn de anderen?" vraag ik wanneer ik mijn cel uitloop.
Het meisje zegt niks en ik bijt op mijn lip, wetende dat dit niet goed nieuws betekent.
Ik moet nu kiezen, ga ik nu de anderen halen of ga ik voor mezelf. Het meisje grijpt mijn arm stevig vast en ik stop met lopen.
"Nee, je kan niks voor ze doen. Ik heb alles geprobeerd maar... Je moet nu voor jezelf gaan", fluistert ze in mijn oor.
Een gevoel van verdriet en pijn verspreidt zich door mijn hele lichaam. Ik moet voor mezelf gaan en de anderen achterlaten. Achterlaten bij deze monsters en morgen...
"Ik wil dit...n... nee..." tranen stromen over mijn wangen.
Het meisje pakt mijn arm nog steviger vast.
"Leona, je moet dit doen. We hebben meer kans om samen hier weg te komen en veilig thuis te komen dan zij. Ik ken deze mensen al een tijdje en ik weet hoe ze denken. Je moet nu voor jezelf gaan, zij zouden dat ook gedaan hebben", zegt ze en mijn gezicht wordt nog witter.
Mijn benen beginnen in beweging te komen zonder dat ik dat wil en ze trekt me het schuurtje uit.
Buiten is het ijskoud. Nog kouder dan binnen en het enige wat ik hoor is het pompende geluid van mijn hart.
"KOM NU. Ze gaan het alarm zo uitzetten en kijken of je er nog bent. We moeten nu weg!"
Het meisje trekt me het bos in en we beginnen te rennen. Het harde geluid van het alarm wordt langzaam zachter wanneer we verder het bos in rennen.
Het enige licht die de maan ons geeft, verdwijnt langzaam door de vele bomen om ons heen.
Ik kan steeds minder zien. Ineens hoor ik water stormen en hoe verder ik ren hoe harder het geluid wordt.
"Wacht, gaan we naar...?" vraag ik benauwd en stop met rennen.
"Ja. We moeten springen, anders kunnen ze ons nog makkelijker volgen."
"Maar Milas..."
Het meisje kijkt mij verbaasd aan en trekt me met zich mee. Het geluid van stromend water komt steeds dichterbij en ik wil stoppen maar mijn benen willen dat niet. Wanneer we bij de waterval zijn, kijkt het meisje me nog een laatste keer aan en springt.
Met grote ogen kijk ik haar na en zie haar weer boven water komen. Ze wordt meteen met de stroming meegevoerd.
Ik bal mijn handen tot vuisten en neem een grote hap lucht.
Ze heeft gelijk. Ik moet dit doen. Snel kijk ik nog even naar beneden en sluit daarna mijn ogen en spring. Net op dat moment grijpt iemand me bij mijn haren en word ik naar achteren getrokken.
Een wit masker verschijnt boven mijn hoofd en mijn lichaam verstijft.
"Jij gaat nergens heen", zegt een lage stem en mijn nekharen gaan overeind staan.
Het is de man.
Uit alle macht probeer ik los te komen. Met mijn handen probeer ik mijn haar los te krijgen maar hij heeft mijn haar zo goed vast dat ik me echt niet kan los wringen. Hij begint langzaam het bos weer in te lopen en trekt mij aan mijn haren mee. Ik begin te gillen van de pijn en sla om me heen.
Zo snel ik kan zet ik mijn nagels in zijn hand en een gil ontglipt uit zijn mond en hij laat mijn haar even los. Dit is het moment. Ik begin te rennen en ik aarzeling niet en spring. Wachtend op de harde klap die gaat komen hoor ik hem mijn naam door de lucht schreeuwen.
Water omringt me en het voelt net alsof mijn lichaam op een stuk beton valt. Mijn longen schreeuwen om zuurstof en mijn hoofd voel steeds lichter aan.
Ik beweeg mijn armen en probeer omhoog te zwemmen. De stroming voert me mee en ik word heen en weer geslingerd.
Met alle macht lukt het om boven water te komen en neem snel een hap lucht. Ik kan niet om me heen kijken want de stroming sleurt me verder en verder met zich mee.
Uiteindelijk lukt het me toch om mijn hoofd boven water te houden en adem de frisse lucht in. Mijn lichaam is moe en mijn hoofd voel aan als lood. Ik moet zo snel mogelijk aan de kant zien te komen.
Ik dwing mezelf om al mijn energie die ik nog heb te gebruiken om boven water te blijven en om me heen te kunnen kijken. Het licht van de maan schijnt op een paar voorwerpen in het water niet ver van mij vandaan. Dit is mijn kans.
Ik laat me meevoeren met de stroming en pak wanneer ik er langs kom de tak die daar ligt. Water stroomt hard tegen mij aan als een muur waar ik tegen moet vechten.
Het enige wat ik in mijn hoofd hoor is: "Ik moet hier weg."
Ik moet hier weg zien te komen en niet opgeven.
Het lukt langzaam en met veel kracht naar de kant toe te komen. Alle spieren in mijn lichaam protesteren maar ik zet door.
Uitgeput en al, kruip ik verder uit het ijskoude water.
Het enige wat ik hoor is het stromende geluid van de rivier totdat er een krijsend geluid door de lucht vliegt. Zeven meter naast mij kom iets neer en aarde vliegt door de lucht. Adrenaline stroomt door me hele lichaam.
Ze willen me neerknallen, schreeuwt een stem in mijn hoofd en ik sta wankelend overeind. Weer een krijsend geluid komt boven het geluid van de rivier uit en de kogel komt zo'n zes meter voor mij neer.
Ik begin weer te rennen en ga het donkere bos weer in. Het geluid van honden hoor ik achter me en ik ren nog harder. Het bos houdt niet op en mijn voet blijft haken achter een wortel en ik struikel bijna.
Wanneer mijn benen niet meer kunnen beginnen tranen over mijn gezicht te stromen. Ik wil niet weer terug bij die monsters. Niet nog een keer.
Ik stop met rennen en laat me tegen een boom vallen en zak in elkaar.
Het geluid van blaffende honden hoor ik dichterbij komen. Snel kijk ik nog een keer om me heen. Er is geen verstopplek meer te vinden. Of ik moet nu verder gaan of ik blijf hier en verstop me zo goed mogelijk.
Ik zucht diep en veeg de tranen van mijn gezicht. Ik moet het proberen.
Snel sta ik op en begin weer te rennen. Dit keer ligt er een te grote wortel voor mijn voeten en ik val. Mijn hoofd valt tegen een boom en ik voel me draaierig worden.
Het geluid van blaffende honden hoor ik nog dichterbij komen.
Ik heb het geprobeerd. Nu kan ik niks meer doen. Ik kan gewoon niet van ze ontsnappen. Nee, nooit.
Een traan valt over mijn wang. In de verte in het donker, zie je ineens lichtstralen van zaklampen schijnen.
Het licht van de zaklampen en voetstappen komen nog dichterbij. Ineens hoor ik een hond naast mijn oor blaffen en weet dat ik te laat ben.
Ik doe mijn ogen dicht. Ineens schijnt er een zaklamp op mijn gezicht.
"We hebben er een", zegt een stem en mijn ogen springen open.
Dit zijn niet de monsters.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro