Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 24 - Raine

De dertig minuten durende wandeling leek zowel te kort als te lang. Raines vingers en benen trilden met de minuut harder en ze had het moeilijk om zich te concentreren. Twee keer viel ze bijna over een scheve steen op het voetpad, nog een andere keer werd ze bijna aangereden door een dronken fietser.

In gedachten zag ze de oostpoort voor zich. Het grote traliehek. De prikkeldraad. Het bedieningspaneel dat ze onmogelijk zelf kon kraken.

De telefoon die ze vermoedelijk van één van Isabella's handlangers had gekregen leek te branden in haar broekzak. Ze was zich heel bewust van de manier waarop het toestel tegen haar been schuurde wanneer ze een stap vooruit zette.

Aan Maddie dacht ze ook. Aan haar stem toen ze de telefoon opnam. De manier waarop Raines hart was gebroken toen ze besefte dat ze beter wel langs was gegaan, dat ze zo dom was geweest en ze zich over haar twijfels heen had moeten zetten.

Ze wilde er niet bij stilstaan, bij de "wat als", maar ze kreeg het niet uit haar hoofd. Wat als ze geweigerd had Isabella te helpen? Wat als Madelyn haar eerder verteld had dat ze haar pak had?

Ze viel bijna weer over een losse steen. Ze bleef staan, sloot haar ogen, ademde diep in. Na een paar keer in en uit geademd te hebben, balde ze haar handen tot vuisten. Al haar stress en nervositeit balde ze tot een prop tussen haar ribben. Ze kon de draden voelen, het vuur, de knopen die gelegd werden terwijl ze alles samenduwde.

Toen haar vingers en benen eindelijk gestopt waren met beven, stopte ze met proppen en ontwarde ze de draden weer. Ze hakte ze in twee en stuurde ze naar haar armen, met pure wilskracht, concentratie en controle.

Haar vingers vulden zich met vuur, haar handpalmen werden platformen. Ze opende haar ogen weer. Haar vingers gloeiden oranjerood in de duisternis. Op haar handpalmen balanceerden nu twee vlammen. Ze liet ze groeien, krimpen, over haar handen glijden en uiteindelijk langs haar vingers uitdoven.

De kou beet aan haar huid toen de warmte verdwenen was. Ze zette haar muts weer goed op haar hoofd, plooide wat aan de rand waarmee ze later eventueel haar gezicht zou bedekken en stak vervolgens haar handen in de zakken van haar jas. Handschoenen was ze helaas vergeten.

Er was niemand in de buurt. Niemand riep dat ze een mutant was. Niemand had het gezien.

Ze zette haar weg voort. Ze was inmiddels bijna in twee derde van haar wandeling, bijna bij het park waar ze haar telefoon en chip achter zou laten bij een bankje of in een vuilbak. Hopelijk was dat niet te verdacht.

Zolang ze maar genoeg tijd had om de mutanten uit te breken. Eens dat gebeurd was, mocht de AMO haar wel komen zoeken. Dan zouden ze haar niets meer kunnen maken.

Toen ze bij het park aankwam, schuilgaand in de schaduwen, hoorde ze op een afstandje muziek door boxen knallen. Mensen feestten, lichtjes brandden, lakens lagen verspreid over het gras. Het leek de nasleep van een filmavond met groot scherm te zijn.

Ze neuriede het nummer dat aan het spelen was zachtjes mee, terwijl ze over de paadjes tussen de bomen doorliep. Bij een bankje onder een kale treurwilg stopte ze. Dit was haar favoriete plekje. Afgezonderd. In de zomer kon ze zich achter de bladeren verstoppen in haar eigen cocon. De meeste mensen zaten tenslotte liever op de open plek.

Raine haalde het plastic zakje uit haar broekzak tevoorschijn. Ze had nog twintig minuten voor ze bij de gevangenis verwacht werd. Tijd genoeg.

Haar vingers jeukten om haar telefoon uit het zakje te halen zodat ze kon kijken of Madelyn nog gebeld of gestuurd had. Het mocht niet. Dan zou ze misschien de neiging krijgen om rechtsomkeer te maken. In plaats van haar telefoon nog een blik waardig te keuren, legde ze het zakje op de grond tegen de poot van het parkbankje.

Het was beter zo. Ze ging het overleven. Ze ging slagen. Dan kon ze nadien rechtstreeks naar Maddie's appartement gaan.

Het was beter zo.

Ze liep het park uit. De straat over. De volgende afslag naar rechts. Rechtdoor, naar links, meer rechtdoor en naar rechts. De laatste straat liep in een rechte lijn naar de gevangenis. Ze had een papieren kaart bestudeerd tot ze de route uit haar hoofd kende, maar toch golfde er een vlaag van opluchting door haar heen toen het gebouw voor haar opdoemde.

Het was een enorm gebouw met gevels van bruine steen. Drie aaneengeschakelde blokken met vijf verdiepingen. Onder het plat dak stond in grote letters: Ad captandum vulgus.

Zij had in het westelijke gebouw gezeten, op de derde verdieping. Een rilling trok door haar heen bij de gedachte aan haar kleine cel. Het eten. De andere kinderen, sommigen nog jonger dan zij. Het was er zo kaal vanbinnen. Zoveel bewakers. De wapenstokken.

De opluchting die ze eerder gevoeld had, maakte plaats voor draaierigheid en pure, tintelende angst. Ze probeerde haar ademhaling onder controle te houden. Haar vingers duwde ze stevig tegen de telefoon, toen ze die uit haar broekzak haalde. Met haar andere hand schoof ze de muts over haar gezicht, slechts twee cirkels ter hoogte van haar ogen bleven vrij.

Het was bijna zover. Nog vijf minuten. Ze kon de klok haast horen tikken, terwijl ze de laatste meters naar de hekken aflegde.

Er was zo goed als geen beschutting meer aan deze kant van de straat. In de eerste helft hadden nog huizen gestaan, dicht op elkaar, amper verlicht. Langs de andere helft bevonden zich jammer genoeg enkel parkings, een eenzame nachtwinkel en lege grasvelden waar ze ooit van plan waren geweest te bouwen.

Ze voelde zich bekeken. Meermaals wilde ze opzij en achterom kijken om te zien of ze gevolgd werd, maar ze wist het nare gevoel tegen te houden en voor zich uit te blijven kijken. Het zou verdachter zijn als ze zich zou gedragen alsof ze iets verkeerd deed.

Als ze nu iemand tegenkwam, wat moest ze dan zeggen? "Ik had het zo koud dat ik mijn muts maar meteen over mijn hele hoofd heb getrokken"?

Het was geen probleem om langs de gevangenis te willen wandelen. Het was maar een gebouw. Het was maar een straat zoals een andere. Als ze dat maar vaak genoeg dacht, zou ze het misschien nog echt gaan geloven.

Twee minuten voor middernacht kreeg ze een paar berichtjes binnen van een onbekend nummer.

Middernacht is wissel van de wacht. Dan open ik de poort.

Je hebt vijf minuten om aan de zijingang te geraken. Blijf links, rechts loop je meer in het zicht.

Handig.

Ze liep over het voetpad langs de hoge omheining. Gewoon een wandeling. Een meisje dat in gedachten verzonken is. Niets aan de hand.

De klokkentoren van de kerk sloeg middernacht.

Zoals gezegd schoof de oostpoort open.

Raine had verwacht dat het zoveel lawaai zou maken dat de bewakers het meteen door zouden hebben, maar buiten wat zacht gerammel maakte de poort geen geluid. Ook de lichten, die normaal aan hoorden te springen, bleven uit.

Links blijven. De hele weg naar de zijingang kon ze naast traliehekken blijven lopen. Die zouden haar misschien toch nog een beetje aan het zicht onttrekken.

De grond begon licht te rammelen en ze hoorde een auto over kiezels rijden. Haar hartslag schoot de hoogte in en haar mond werd droog.

Ze zag nog geen wagen, geen lichten, dus bleef ze verderlopen. Rustig. Voetje voor voetje.

Er stonden een paar vuilnisbakken tegen de kant, een bestelwagen waar niemand inzat en aan de andere kant ook een kruiwagen met een berg aarde. Genoeg plaatsen waar ze zich zou kunnen verstoppen moest het nodig zijn.

Ze bereikte de zijingang zonder verdere problemen. De auto die ze gehoord had, zag ze niet. Er kwamen geen bewakers langs. Als haar ademhaling niet zo snel en raspend ging, had ze een speld kunnen horen vallen.

Ze kreeg een nieuw berichtje. Dit is de laatste deur die ik voor je kan opendoen. Iedere bewaker heeft een toegangskaart waarmee hij deuren en cellen kan openen. Ik schakel de camera's in die eerste kamer voor acht minuten uit, niet langer. Veel succes.

Adrenaline raasde door haar lichaam toen een klik haar liet weten dat de deur van het slot gehaald was. Ze legde haar hand op de klink en ademde diep in. Het was een zware deur en het was moeilijk om hem niet met een harde klap dicht te laten vallen toen ze eenmaal binnen was.

Meteen werd ze geconfronteerd met een agent die achter een tafel zat. Verstard keken ze elkaar aan, tot de man naar zijn portofoon en zijn geweer greep en Raine als vanzelf een werpbeweging maakte. Een vlam suisde als een speer naar zijn hand.

Cool.

De agent sprong op van zijn stoel en schoot, terwijl hij keer op keer herhaalde dat ze moest blijven staan en dat ze zich moest overgeven.

De kogel mistte op een haar na haar bovenarm.

Raine ontweek nog net een tweede kogel, terwijl ze de afstand tussen hen overbrugde. Ze gooide nog een vuurspeer op hem af, maar had geen idee hoe ze moest mikken. De derde vlam volgde de tweede snel en raakte het geweer langs de zijkant. Gelukstreffer.

De man trok zijn hand snel terug, liet het geweer vallen, maar de vlam had hem al geraakt.

Waren de acht minuten al om?

Opnieuw greep hij naar de portofoon aan zijn riem.

Ze sprong naar voor, greep zijn pols met een vlammende hand vast en legde hem tegelijkertijd neer op de grond. Met haar lichaamsgewicht hield ze zijn benen tegen, terwijl ze met haar handen zijn armen tegen zijn rug geklemd hield. In gedachten bedankte ze de AMO voor haar training.

De man kermde van de pijn, terwijl ze het vlees rond zijn pols uit brandde. Ze legde haar andere hand tegen zijn mond zodat zijn geschreeuw gedempt werd. Gelukkig hield haar muts de geur van verbrand mensenvlees toch nog een beetje tegen.

Het duurde niet lang voor hij het bewustzijn verloor. Ze maakte er een punt van om niet naar zijn pols of zijn lippen te kijken toen ze hem losliet. Overgeven stond niet in het plan.

Ze rolde de man op zijn rug, haalde de portofoon van zijn riem en hing hem aan haar eigen. Nu de kaart nog zoeken.

Ze liet haar vingers langs de rest van zijn riem glijden. Niets. In zijn broekzakken stak het ook niet. Ze zette zich wat rechter en rolde haar schouders. Daar. Een ketting aan zijn nek. Ze haalde het ding onder zijn hemd uit. De kaart hing eraan. Perfect.

Ze liet de ketting over haar hoofd glijden en keek om zich heen. Nog geen nieuwe bewakers. Geen alarm.

Als ze meer tijd had gehad had ze de bewaker van zijn kleren ontdaan en ze zelf aangetrokken, maar helaas. Ze stond op en besloot het lichaam terug op zijn stoel te zetten, alsof hij lag te slapen met zijn hoofd op de tafel. Het was moeilijker dan ze verwacht had, maar het lukte.

Ze betwijfelde dat hij snel wakker zou worden of nog iets zou kunnen doen behalve huilen om zijn vernielde arm. Dan had hij maar niet in haar weg moeten lopen.

Nadat ze het geweer van de grond geplukt had, voor de zekerheid, opende ze met het pasje de deur naar de volgende gang. Het was er leeg, een soort van tweede inkomhal met klapstoelen onder de ramen en slechts één deur aan de andere kant. Er hing een kaart van het gebouw naast de deur.

Isabella zou in de kelder zitten, waarschijnlijk op -2. Als Nick echt zo gezocht was als hij zelf zei, dan zou hij op dezelfde verdieping zitten. Het was alleen nog een kwestie van in de juiste gang geraken zonder het grote alarm af te laten gaan en dan nog de goede cel zoeken.

Haar handen werden steeds koud en weer warm en weer koud, terwijl ze met haar vinger de weg traceerde die ze zou moeten nemen. Als ze geluk had kon ze de patrouilles in de gangen ontwijken en had ze er pas weer mee te maken wanneer ze dichter bij de "gevaarlijke" gevangenen in de buurt kwam.

Ze moest met de trap naar beneden, dus dat deed ze ook. Het was een aparte gang, opnieuw leeg. Met twee treden tegelijk liep ze naar -2. Het beeld van een volledig verschroeide pols kreeg ze niet uit haar hoofd. Ze moest na één verdieping even stoppen, om niet duizelig de rest van de weg naar beneden te vallen.

Hoeveel bewakers zou ze nog tegen komen voor ze haar doel bereikt had?

De gang bleef leeg tot ze beneden was. Toen ze de deur opendeed naar de volgende gang, had ze links en rechtdoor vrij spel, rechts liepen er twee bewakers weg van haar.

Voorzichtig sloot ze de deur achter zich. Ze wachtte niet op de klik om verder door te lopen. Ze zou eerst rechtdoor proberen. Twijfelen zou kostbare tijd kunnen kosten.

Ze opende nog een deur. Tegelijkertijd werd de volgende deur – de deur naar de cellen – opengedaan door iemand anders.

Ze stond weer oog in oog met een bewaker. Een vrouw dit keer.

Raine aarzelde niet en gooide meteen een vlam naar haar gezicht. Gebruikmakend van de schok, vloerde ze de agente en sloeg ze haar met de portofoon bewusteloos.

Ze ademde diep uit en liet het toestel weer aan haar riem zakken. Haar handen waren opnieuw beginnen trillen. De adrenaline begon zich stilaan weer om te zetten in een knagend gevoel in haar buik.

Ze opende de deur langs waar de vrouw naar binnen was gekomen. Meteen zag ze langs beide kanten van de gang cellen staan. Hier hadden ze gewoon traliedeuren, maar Isabella zou in een meer weggestoken cel zitten. Misschien zelfs in een isolatiecel. Die waren verder de gang door. Als ze hier zelf nooit had gezeten, had ze dat allemaal niet geweten.

Zou ze deze gevangenen al vrijlaten? Wat als ze het alarm al liet afgaan voor ze de belangrijkste speler had bevrijd? Misschien zouden ze wel een goed afleidingsmanoeuvre zijn.

Het was en bleef donker in de gang toen ze verderliep. De meeste gevangenen lagen te slapen en bewogen nog amper, laat staan dat ze haar zouden zien passeren. Door één deur kwam echter een oranje gloed.

Met één blik naar binnen wist ze dat het Nicholas' cel was. Hij lag op bed, boven de lakens, met een boek opengeslagen en vlammen op zijn vingers om voor licht te zorgen.

Ze aarzelde niet meer en schoof haar pasje langs het slot aan de muur. Er gebeurde niets. Het scherm pingde even en toonde vervolgens toegang geweigerd. Verdorie.

Ze keek even rond en herinnerde zich de agente. Die had vast wel een pasje met de juiste bevoegdheid. Ze haastte zich terug naar de tussenruimte. Net zoals bij de eerste bewaker had ze een ketting met de kaart rond haar nek.

Toen ze weer voor Nicks cel stond, begonnen de alarmbellen eindelijk te schellen en kleurde het voorheen witte lichtje in de hoek van de gang oranje. Het had nog lang geduurd voor ze doorhadden dat er een indringer door de gangen liep.

Nick keek haar recht in de ogen en de vlammen op zijn vingers doofden uit.

Raine vloekte binnensmonds en schoof het nieuwe pasje langs het slot. Klik. Ze duwde de deur al een stuk open en besloot meteen de andere cellen ook open te maken. Het was nu toch al te laat. Het alarm loeide. De bewakers waren gegarandeerd al in massa's onderweg.

De gevangenen leken zonder verdere uitleg te begrijpen wat er aan het gebeuren was en keken niet meer naar haar om, terwijl de helft zich een weg baande naar de uitgang en de andere helft net dieper de gang in liep.

Raine volgde de laatste groep. Isabella zou ze waarschijnlijk die kant op vinden.

Terwijl ze aan een stevig tempo, met het pasje tussen haar vingers geklemd, verderliep, schoof ze haar muts weer goed op haar hoofd, weg van haar gezicht. Het maakte niet meer uit of ze herkend werd. Als ze gepakt werd dan zouden ze haar identiteit toch achterhalen en als ze niet gepakt werd dan was ze gewoon één van de vele mutanten.

'Wat is het plan?' hoorde ze Nick vragen.

Ze had niet eens gemerkt dat hij haar gevolgd was.

'Iedereen vrijlaten,' antwoordde ze zonder omkijken. Hier en daar stopte ze even om het kaartje langs een slot te swipen.

'Gebruik je vuur, Raine. Die kaart gebruiken is tijdverspilling.' Ze zag Nick vanuit haar ooghoek een bedieningspaneel in brand steken. Het ding ontplofte en de celdeur ging open.

Hij had een punt.

Samen ging het sneller en binnen een mum van tijd hadden ze iedereen in de gang bevrijd.

Achter haar kon ze mensen horen schreeuwen. Er viel geen onderscheid te maken tussen bewakers en mutanten. Zoals het hoorde. Ze hoopte alleen dat het de mutanten waren die aan het winnen waren. Dat zouden dan sowieso al minder bewakers zijn waarmee zij rekening moest houden.

Voor ze aan de zogezegd zwaarder bewaakte cellen waren beland, kwam Isabella hen al tegemoet met een brede glimlach.

Ze sloeg haar ene arm rond Nicks schouders en de andere rond die van Raine, om hen zo rechtsomkeer te doen maken.

Moesten ze de andere gevangenen niet meer gaan bevrijden? Of zouden de al vrije mutanten dat voor hun rekening nemen?

'Jij hebt toevallig geen rode lippenstift bij, lieverd? Ik leef nu al vier dagen zonder en het is een ramp.' Ze wachtte niet op Raines antwoord en wierp Nick een sluwe grijns toe. 'Heb je me gemist?'

Nicholas kon niet stoppen met grijnzen, maar gaf geen antwoord. Misschien hadden ze mentaal wel een conversatie. Met die rare gave van Isabella kon ze het zekere niet voor het onzekere nemen.

Raine betwijfelde dat die twee een heel veilige combinatie waren. Zeker aangezien ze elkaar al goed leken te kennen. Dat zag ze meteen aan de manier waarop ze elkaar aankeken.

Op hun weg terug naar de hoofdgang kwamen ze alleen maar bewegingsloze lichamen van bewakers tegen, geen levendige, geen andere mutanten die nog hulp nodig hadden.

Pas toen ze links afsloegen naar een volgende reeks cellen, werden ze geconfronteerd met een paar agenten die hen even simpel dachten neer te schieten.

Raine hoefde niet eens blikken te wisselen met Isabella en Nick om te weten wat ze wilden doen. Niet inhouden, niet weglopen, gewoon vechten. En dat tot ze iedere mutant hadden bevrijd.

Vandaag was de dag dat ze eindelijk opstonden. Vandaag was de dag dat de mutanten zouden winnen.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro