4. Als De Kroon Niet Past
3 JULI
"Waarom doe je zo geheimzinnig over het Zuidbal?"
Mariama keek me peinzend aan, alsof ze het antwoord uit mijn ogen zou kunnen aflezen. Ik keek weg van haar, en focuste me op het magazine dat op mijn schoot lag. Mariama kwam overeind uit de turquoise sofa, en kwam richting mijn bed gestapt.
"Vertel me liever hoe je examens geweest zijn."
Mariama zuchtte, en schudde haar hoofd. Het zorgde ervoor dat een van haar Franse vlechten over haar schouders vloog, maar ze negeerde het. Haar blik werd onderzoekend, en ze plantte haar handen in haar zij.
"Je komt hier niet zomaar onderuit, Victoria. Je loopt al twee weken rond met een grijns op je gezicht die me doet vermoeden dat er iets spannends gebeurd is in Caelia."
Ik haalde mijn schouders op in een poging om onverschillig over te komen. Ik had haar eigenlijk weken geleden al willen vertellen over mijn kus met Beatrice, maar Mariama wist niet eens dat ik op vrouwen viel.
"Er is niets..."
Ik twijfelde. Er was wél iets speciaals gebeurd. Ik wilde niet liegen tegen Mariama, maar ik was ook niet bereid om toe te geven wat er juist gebeurd was. Zelfs al weigerden de vlinders in mijn buik te gaan liggen.
"Ik geloof je niet. De internationale pers kan geen seconde zwijgen over je grote verdwijntruc na je dans met Emilio. Waar heb je de hele avond gezeten?"
Niemand had gemerkt dat Beatrice ook verdwenen was. Het enige waar de kranten het over gehad hadden, was mijn afwezigheid. Ze probeerden drama te creëren waar er geen was, en gingen zelfs zo ver om te zeggen dat ik me te goed voelde voor een hereniging met Caelia. Ze moesten eens weten. Het was Emilio waarvoor ik vluchtte, geen toekomst zonder ruzie met ons buurland. De artikels irriteerden me mateloos, maar eigenlijk was ik stiekem ook blij dat niemand de link gelegd had met Beatrice. Ik had me zo weinig mogelijk proberen aan te trekken van de pers, en hun eeuwige pogingen om interviews met me te regelen, maar mijn oma had het heel erg moeilijk gemaakt.
"Ik was in de binnentuin van het paleis."
Het was geen leugen, maar ook niet de volledige waarheid waar Mariama op doelde. Het was echter alles wat ze van me zou krijgen vandaag. Ze keek me onzeker aan, alsof ze niet zeker was of ik een grapje maakte. Ze was duidelijk niet tevreden met mijn antwoord, want haar gezicht vertrok in een frons.
"En die was het waard om de toekomstige relaties met Caelia op het spel te zetten?"
Ze had een punt natuurlijk. De stroeve relatie tussen Caelia en Breienbach dateerde al van meer dan vijftig jaar terug, en was er de laatste jaren niet op verbeterd. Mijn verdwijning van het bal had daar natuurlijk geen goed aan gedaan. Ik knikte, niet in staat om mezelf te verdedigen. Mariama's ogen verwijdden, en ze wees beschuldigend haar vinger in mijn richting.
"Er was iemand bij je in die tuin!"
Ik voelde mijn gezicht vuurrood worden, en ik wist dat ontkennen hopeloos was. Ik stond abrupt recht van mijn bed, waardoor het magazine in een rommelige hoop op de grond belandde. Ik schudde wanhopig mijn hoofd, en haalde verloren mijn schouders op.
"Ik moet nog enkele documenten in orde maken voor de ceremonie. Tijd om te gaan dus!"
Er verscheen een tevreden glimlach op Mariama's gezicht terwijl ze zich languit op mijn bed liet vallen. Ze leek niet van plan te zijn om te vertrekken, ook al zou ik de rest van de avond lintjes moeten uitdelen.
"Prima. Maar we zijn hier nog niet over uitgepraat."
Ik draaide met mijn ogen, wetende dat ze het onderwerp niet zou laten rusten. Mariama raapte lui het magazine op en bladerde erin, zonder mijn blik ook maar een tel lang te lossen. Ik haalde mijn schouders op, en liet haar alleen achter met haar zelfgenoegzame glimlach.
Ik dompelde me onder in de kalmte van de paleisbibliotheek en snoof opgelucht de boekengeur op. Ik sloot de deur achter me, ook al wist ik dat Mariama me niet zou komen zoeken. Mijn vader verscheen plotseling van achter een boekenrek, en glimlachte breed.
"Alles oké daar, Victoria?"
Hij had een knalgele das aan die vloekte met zijn donkerblauwe maatpak. Zijn rode haren lagen warrig, en het was duidelijk dat hij er meermaals met zijn handen doorgegaan was. Zijn glimlach deden lachkuiltjes verschijnen, en zijn bril, een dik, grijs montuur, zat laag op zijn neus. Hij zag er allesbehalve klaar uit voor de festiviteiten van zo meteen, maar dat leek hem niet veel te kunnen schelen. Zijn arme assistent zou op een dag nog eens een hartaanval krijgen, als hij zo bleef opdagen op officiële evenementen. Ik knikte als antwoord op zijn vraag, en wees naar het zware boek dat hij in zijn handen had.
"Wat ben je aan het doen?"
Mijn vader keek glimlachend naar de donkere leren kaft en toonde me vol trots zijn vondst.
"Je oma wilde graag onderzoek doen naar de koninklijke lijn van Caelia."
Oh, shit. Ik fronste en zette een stapje dichterbij zodat ik het boek beter kon bestuderen, en probeerde de storm in me te negeren. Het wapenschild van de del Leria's, een steigerende leeuw met vleugels, was in goud op de kaft gedrukt.
"Hebben we hier geen personeel voor?"
Mijn vader haalde zijn schouders op. Ik liet mijn vingers over de kaft glijden, maar kreeg er meteen spijt van toen het stof aan mijn vingertoppen bleef plakken.
"Ik had een beetje vrije tijd. Daarnaast, we weten allebei dat je oma niemand in het paleis echt vertrouwt."
Ik draaide met mijn ogen, maar wist ook wel dat hij gelijk had. Ze weigerde een assistent te nemen, omdat ze ervan overtuigd was dat het alleen maar gevaarlijk was dat iemand je hele agenda kende. Het was onzin, natuurlijk. Mensen werden grondig gescreend voor ze voor het paleis mochten komen werken. Louis was daar geen uitzondering op geweest, en ik zou niet weten wat ik zonder hem moest doen. Hij maakte mijn leven al makkelijker sinds ik zestien was, en ik hoopte dat hij dat nog enige tijd zou blijven doen.
"Waarom wil oma de del Leria's onderzoeken?"
Ik kon zo al voorspellen dat ik het antwoord niet leuk zou vinden. Het had ongetwijfeld iets met Emilio te maken, en met mijn uitval op het Zuidbal. Mijn vader krabde in zijn haren, en bracht ze nog meer in de war. Ik had geen idee hoe hij het voor elkaar kreeg, maar hij zag er nog slordiger uit dan daarnet. Hij knipoogde naar me, en overhandigde me het boek.
"Geen idee. Je kan het haar vragen als we het haar geven. Ze gaat ons opwachten in de grote hal."
Mijn ogen werden groot. Ik schudde paniekerig mijn hoofd en probeerde het terug in zijn handen te duwen.
"Nee! Je weet hoe ze is."
Hij knikte en vouwde zijn handen achter zijn rug. Daarmee kwam een einde aan mijn pogingen om het boek nog kwijt te raken, en ik fronste.
"Exact. Daarom krijg jij de eer."
Ik kreunde terwijl ik het boek omklemde. Mijn vader sloeg goedlachs zijn armen om mijn schouders, en trok me de gang op.
"Je moet doen wat ik zeg, Victoria, ik ben nu eenmaal de koning."
Ik draaide speels met mijn ogen, en gaf hem een lichte duw. Hij deed alsof het hem pijn deed, en klapte dubbel in het midden van de gang. Enkele bedienden keken raar op, maar hij negeerde het terwijl hij dramatisch naar me opkeek. Ik gunde hem echter geen medelijden, en schudde streng mijn hoofd.
"Nog even, en ik zal hetzelfde tegen jou kunnen zeggen, paps."
Hij kwam weer overeind met een brede glimlach op zijn gezicht. Er zat een trotse blik in zijn ogen.
"Ik kijk er al naar uit."
Ik werd warm van zijn woorden, en knikte dankbaar naar hem. Hij legde zijn arm weer over mijn schouder, en trok me de gang uit terwijl hij enkele tonen neuriede. Ik kon het liedje niet meteen plaatsen, maar mijn hart vulde zich met liefde. Wat had ik een geluk dat hij mijn vader was. Ik zou het voor geen geld ter wereld anders willen.
Mijn oma keek ongeduldig op van haar horloge. Ze werd vergezeld door Louis en mijn vaders assistent, maar ze negeerde hen compleet terwijl ze op ons afgestapt kwam.
"Julius, ik had je eerder verwacht. Ik moest al op weg zijn naar mijn afspraak."
Mijn vader zwaaide losjes met zijn hand. Oma richtte haar blik op mij, alsof ze me niet verwacht had, en keek dan meteen weer naar mijn vader. Ik knikte kort als begroeting, ook al kon ze me niet meer zien. Ook goedendag voor jou, oma.
"Ach, de barones van Ohterbach kan heus wel even wachten."
Mijn oma zuchtte diep, maar reageerde niet. Ze keek weer naar mij, en liet haar blik naar het boek glijden. Ik stak het in haar richting, maar ze negeerde het en zette haar handen in haar zij.
"Ik zie niet in waarom jij dit jaar mensen moet adelen."
Ik beet op de binnenkant van mijn wangen. Ze had deze discussie al meermaals willen voeren sinds het Zuidbal, maar mijn ouders hadden haar telkens weer duidelijk gemaakt dat ik de ceremonie mee zou volgen dit jaar. Of ze daar nu akkoord mee ging of niet. Dit was een van de vele stappen richting kroon, en ze zou zich erbij moeten neerleggen.
"Na het fiasco van het Zuidbal, denk ik wel dat je de laatste bent die Breianen kan complimenteren voor hun goed gedrag."
Ik proefde bloed. De spieren in mijn kaken waren pijnlijk gespannen terwijl ik mijn lippen in een glimlach perste. Mijn vader nam het boek van me over, en zuchtte diep.
"Word je niet ergens verwacht, moeder?"
Hij overhandigde haar het boek zonder haar de kans te geven om het te weigeren. Haar blik bleef op mij gericht.
"Tijd om te gaan."
Hij signaleerde naar zijn assistent, die meteen in actie schoot om mijn oma naar haar auto te begeleiden. Ze zuchtte diep, duidelijk niet akkoord met de gang van zaken, en ik voelde me plots genoodzaakt om mezelf te verdedigen.
"Ik ga mijn uiterste best doen om het niet te verpesten. Dat beloof ik!"
De ceremonie was belangrijk. Er waren fotografen aanwezig, en burgers die naar ons opkeken. Ik was niet van plan om fouten te maken. De mensen die hun titel kregen vandaag, hadden zich op uitzonderlijke wijze onderscheiden van andere Breianen, en ik zou niet degene zijn die dit belangrijke moment voor hen zou verknoeien. Mijn oma schudde kort haar hoofd, en draaide zich om.
"Je hebt al vaak genoeg bewezen dat je best doen niet goed genoeg is, Victoria."
Daarmee liet ze ons alleen achter. Ik keek verward naar de deuren die achter haar gesloten werden. Mijn handen trilden van woede, en ik had even zin om te beginnen schreeuwen. Ik wist echter dat er mensen naar me keken, dus ik boorde simpelweg mijn nagels in mijn handpalmen. Ik wilde mezelf wijsmaken dat ze mijn woede niet waard was, maar het lukte me niet.
Mijn vader straalde in zijn rol. Hij knikte beleefd terwijl hij naar de verhalen van onze onderdanen luisterde, en gaf hen stevige handdrukken. Onze gasten keken hem vol bewondering aan, en ik vroeg me af of ze voor mij ooit hetzelfde zouden doen. De woede voor mijn oma zinderde nog na, en hoewel ik mijn best deed om me te focussen, dwaalden mijn gedachten telkens weer af. Ik volgde mijn vader, schudde onze gasten de hand, en knikte naar hen. Ik wilde dolgraag weten wie ze waren, en waarom ze hier waren, maar ik kon me niets meer herinneren van de documenten die ik doorgenomen had. Ernaar vragen durfde ik niet. Ik had minder dan de helft van mijn vaders tijd nodig om tot bij onze laatste genodigde te komen. Het was een jonge vrouw, hoogstens enkele jaren ouder dan ik. Ze had een bruine huid, en korte, zwarte haren. Een fijn, gouden ringetje sierde haar neus. Ik probeerde me wanhopig te herinneren wat ze gedaan had, maar mijn hoofd bleef leeg.
"Bedankt voor de uitnodiging, uwe koninklijke hoogheid."
Ze had een stevige handdruk. Ik knikte en glimlachte vriendelijk. Ik wilde haar hand loslaten en me bij mijn vader voegen, klaar om vandaag achter me te laten, maar ze hield mijn hand stevig in de hare.
"Ik apprecieer het heel erg dat u me voor mijn ontdekking wil adelen."
Ik knikte opnieuw, en probeerde een naam op haar gezicht te plakken. Het lukte me niet. Ik hoopte dat ze het niet zou merken, maar er zat iets uitdagends in haar blik, en ik wist meteen dat ze me doorhad. Ongerustheid spreidde zich in mijn buik, en ik moest moeite doen om haar in de ogen te blijven kijken.
"U lijkt niet heel erg geïnteresseerd in ons. Had u het te druk?"
Ik hapte naar adem. Ik keek snel om ons heen, maar het zag ernaar uit dat de andere genodigden haar niet gehoord hadden. Ik slikte, en probeerde een antwoord te verzinnen, maar er kwam niets in me op. Mijn wangen werden warm, en ik schudde wanhopig mijn hoofd.
"Dat is niet..."
Ze kreeg een verveelde blik in haar ogen, en ik wist dat ze me niet zou geloven. Ik trok zachtjes mijn hand los, en haar donkere wenkbrauwen gingen de lucht in. Ik veegde mijn warme handen af aan mijn broek, en schudde opnieuw mijn hoofd, kalmer dit keer.
"Het is niet mijn dag vandaag, blijkbaar. Het spijt me oprecht. Als u contact opneemt met mijn assistent, dan wil ik u graag nog eens opnieuw ontmoeten, op een moment dat ons allebei beter uitkomt."
Er verscheen verwarring in haar ogen, en even leek het alsof ze me weer op mijn plek zou zetten. Ik begon mijn geduld te verliezen, want hoewel ze me niets misdaan had, had ik geen zin in gedoe. Vandaag moest perfect verlopen. Mijn oma zat in een auto richting Ohterbach, maar ik was er zeker van dat ze vanavond een uitgebreide briefing zou krijgen over mijn gedrag. Ik balde mijn handen tot vuisten, en probeerde haar te vergeten, maar dat bleek niet zo eenvoudig. De vrouw voor me haalde haar schouders op.
"U heeft niet eens een idee of ik iets oprecht goeds heb gedaan. Wat als je het niet eens bent met mijn verwezenlijkingen?"
Ik beet op de binnenkant van mijn wang. Ik had geen oordeel te vellen over juist of fout. Ik zou een kroon krijgen, en daarmee verloor ik alle rechten op publieke meningsuiting. Ik besloot er niet op in te gaan, en knikte kort.
"Denk je dat je concessie onterecht is?"
Ze schrok een beetje van mijn vraag, maar verborg het meteen weer en rechtte haar schouders.
"Ik apprecieer de titel en het lint, maar uiteindelijk helpt het mijn onderzoek niet veel verder."
Oh. Ik herinnerde me plots haar dossier. Sofia Ribeiro! Ze was op haar vijfde van Brazilië naar Breienbach verhuisd, en was op haar zestiende gestart aan de universiteit van Saalbrunn. Ze was amper zesentwintig, en stond ondertussen aan het hoofd van een onderzoeksteam naar een gen dat mensen beschermde tegen dementie. Haar gezicht had vorig jaar nog de cover van verschillende belangrijke magazines versierd, om nog maar te zwijgen over de vele kranten die lovend over haar geweest waren.
"Mevrouw Ribeiro, stuur een mail naar Louis. Als je een fonds nodig hebt, dan weet ik zeker dat ik dat voor je kan regelen."
Als ze al verbaasd was omdat ik me haar naam terug herinnerde, dan toonde ze het niet. Ze knikte kort, en plantte een glimlach op haar gezicht die haar ogen niet helemaal bereikte.
"Ik ben eens benieuwd, uwe hoogheid."
De twijfel in Sofia's stem viel niet te ontkennen. Ik kon het haar niet eens kwalijk nemen. Na alle artikelen die de laatste tijd over me verschenen waren, kon ik niet geloven dat mensen nog veel vertrouwen in me hadden. Misschien had mijn oma wel gelijk. Misschien was ik niet geschikt om koningin te worden, misschien had ik mezelf wel overschat, en was ik helemaal niet klaar om het van mijn vader over te nemen. De taak waarvoor ik opgeleid was te groot, en ik niet sterk genoeg om de kroon te dragen. En als de kroon niet paste, wat zou er dan nog van me overblijven? Ik voelde me plots heel erg klein naast Sofia, ook al was ze in werkelijkheid meer dan een kop kleiner dan me. Ze had grenzen verlegd, terwijl ik al die jaren diep verscholen in het paleis geleefd had. Ver weg van de wereld, en nog veel verder weg van de mensen die Breienbach maakten wat het was. Ik wist niet wie mijn onderdanen waren, had geen idee wat Sofia ertoe gedreven had om onderzoek te doen naar dementie. Ik wist helemaal niets.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro