Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk zeventien

       'Je Ultieme Magie vorm zal altijd een herbivoor zijn, of een vredige carnivoor zoals een kat of een vogel. Alles wat agressief is zal nauwelijks verschijnen met deze soort Magie. En anders zal het je helpen het te temmen.''
       - Boek Magie van het Leven, bladzijde zeventien

       Ik neem de Doorgang naar een plek waar ik vaak geweest ben en verder nog geen enkele andere Weerwolf ooit een stap heeft gezet. Dit grote stuk zand spreidt zich verder uit dan de zandplek op het kasteel. Ook zijn er op sommige plekken gaten in de grond en op andere plekken is het juist meer een soort berg gebied.

       Dat doet me er weer aan denken hoe vader me vroeg waar ik oefende nadat hij de sterrenregen op me had afgevuurd. Ik vertelde hem dat het een veilige plek was en dat hij zich geen zorgen hoefde te maken.

       En ik loog niet. Het is de plek achter de grote bergen naast het dorp. Niemand heeft ooit het lef gehad om over de levensgevaarlijke bergen heen te klimmen en het geduld om er helemaal omheen te rijden, wat zelfs te paard zeker vier uur kan duren.

       Ik was negen en ik had zoveel moeite gedaan om het boek van de Magie van de Aarde uit de bibliotheek te smokkelen. Ik had een Doorgang gebruikt om te ontsnappen, anders was het me nooit gelukt om langs de bewakers te komen. Ik kan me nog herinneren dat de volgende dag dat ik daar kwam ze uitgekafferd werden door hun baas, waarvan ik nu weet dat het Hnall was.

       'Hoe kan je verdomme de enige ingang en uitgang bewaken en nog steeds een boek kwijtraken!' Schreeuwde hij tegen de mannen. Ik kan me nog herinneren dat ik me bijna schuldig voor ze voelde en de drang kreeg om het boek weer op zijn plaats terug te leggen.

       Maar ik deed het niet. Ik was te nieuwsgierig. Een paar jaar nadat ik het boek had gestolen en had gestudeerd besloot ik dat ik een plaats nodig had waar niemand me ooit kon vinden, zodat niemand erachter zal komen dat ik het boek had en het van me af zou pakken.

       Ik weet nog hoe ik naar de berg keek en toen naar het boek. Ik liep naar de berg toe en het creëerde een pad voor me, een lang een steil omhooggaand pad, maar het was begaanbaar. Begaanbaarder dan het echte landschap van de woeste berg. Ik deed er drie uur over om over de berg heen te komen en voelde de Magie van de Aarde aan mijn zijde staan. Toen ik eindelijk bij de andere kant aankwam zag ik hoe levendig het was, hoe het eruit zag alsof nog geen enkele Weerwolf de natuur hier had aangeraakt.

       Ik verkende de omgeving en stond zeker vijf minuten naar de open plek naast de voet van de berg te staren voordat ik precies wist hoe het eruit zag. Om het te testen maakte ik een Doorgang terug naar het bos aan de kant van het dorp en probeerde daarna weer terug naar de zandvlakte te gaan. Het lukte.

       Vaak had ik mijn rugzak om en nam het boek hierheen naartoe om te trainen. Zodra ik de theorie eenmaal snapte, begon ik met simpelweg de aarde te laten trillen, het te leren om naar me te luisteren. Zodra het deed wat ik zei, zodra het elke keer zou bewegen als ik dat wilde, was ik ervan overtuigd dat het mijn Magie was. Ik wist het zeker. Er was geen andere mogelijkheid.

       Ik ga zwijgend op het midden van het zandveld zitten. Het is een stukje dat me maar al te bekend voorkomt, hier ging ik altijd staan en dan liet ik de rotsen om me heen de lucht in schieten en schreeuwde 'en nog een keer!' Zo hard als ik kon voordat ik ze aan stukken liet spatten en er nog meer liet verschijnen. Er kwam geen einde aan mijn krachten, ik raakte nauwelijks vermoeid door er zoveel van te gebruiken. Het maakte me gelukkig als een kind.

       Het was mijn Magie. Ik heb het gebruikt om Justin te redden en heb hier zo vaak gillend van het plezier staan ronddraaien terwijl alles rond me veranderde in zand, zo vaak dat ik me niet meer kan herinneren hoe vaak ik hier wel niet ben geweest. Alleen maar dat ik hier meestal grote gedeelten van mijn dag doorbracht.

       En toch is mijn Magie niet Aarde.

       Ik ga in de kleermakerszit zitten en leg mijn ellenbogen op mijn knieën zodat ik duidelijk mijn open handen kan zien. Ik staar even naar het ingewikkelde patroon op mijn handpalm en voel een golf van afgunst door me heengaan. Ik snap het niet. Snap niet waarom.

       Ik hoef me geen één seconde te concentreren of mijn handen hebben een zachte bruine gloed om zich heen die makkelijk groter en kleiner word. Woede bouwt zich langzaam in me op als een aanwakkerend vuur. Opbloeiende duisternis.

       Ik bal mijn handen stevig tot vuisten en het bruine licht verdwijnt.

       Kom op, laat jezelf zien. Laat zien wat je echt bent. Laat me zien wat je me toen liet zien.

       De bruine gloed komt langzaam weer terug en een gevoel van ontspanning dringt door mijn lichaam. Ruw duw ik het gevoel weg en ik span mijn spieren aan. Ik voel de woede en afschuw voor mezelf door me heen stromen als gif door mijn bloed. Ik zet mijn kaken strak op elkaar en voel het dan gebeuren.

       Het is net alsof ik kou door mijn lichaam heen voel stromen. Ik voel de slechte bedoelingen ervan, de wil om pijn te doen. De negativiteit stroomt door me heen zonder echt mijn gedachten te bereiken. Ik kan het nog het beste beschrijven als het slechte door me heen voelen gaan en kunnen voelen hoe slecht het is zonder dat het mij iets aandoet. Het heeft geen doel, het zegt niets. Doet niets. Het stroomt alleen door mijn hele lichaam heen en ontwijkt mijn hoofd. Het is net alsof mijn lichaamstemperatuur een paar graden is gezakt.

       Ik kijk naar mijn handen. Er komt een zwarte gloed vanaf, duidelijker dan toen ik naast Chris zat. Het voelt anders, het voelt alsof het een deel van me is. Ik heb het opgeroepen, het gevraagd om te komen en nu wacht het op zijn volgende bevel. Het voelt niet zoals de Magie van de Aarde, dat voelde alsof ik een goede vriend naast me had die constant zijn handen uitstak om me te helpen.

       Dit voelt bijna als iets onnatuurlijks. Alsof ik als ik mijn hand naar voren uitsteek in een oogwenk een vlaag van vererf en dood over het land kan uitspreidden.

       Ik sluit mijn ogen en concentreer me even op het koude gevoel dat zich door mijn lichaam verspreid en hoe mijn hoofd warm en helder blijft. Ik vraag me af hoe het kan, of ik iets gedaan heb. Of ik het binnen heb gelaten en of het zal blijven of weer zal weggaan.

       Ik til mijn hoofd trillend een beetje omhoog en voel het dan gebeuren. Hoe het net is alsof ik zelf een deur openmaak, voelt alsof ik met mijn hand de klink heb omgedraaid en de kou heb binnengelaten. Het koude gevoel dringt binnen en het baant zich een weg door mijn hoofd. Ik voel de druk ervan en even word mijn zicht wazig en knijp ik mijn ogen dicht. Ik voel hoe het bijna om me heen cirkelt. Het voelt niet per sé als iets negatiefs of slechts, het voelt alleen koud.

       Na een kort tijdje laat ik mijn hoofd een beetje hangen en voel de soort koude waterstroom door mijn hele lichaam golven, met mijn bloed mee. Het voelt goed, alles lijkt duidelijker. Het is niet dat het me zijn wil opdringt – wat ik eigenlijk dacht wat wel zou gebeuren – het lijkt juist te wachten tot ik het een bevel geef. Het gevoel alsof er een vriend naast me staat is verdwenen en ik voel de leegte ervan.

       Ik richt me weer op mijn handen waarvan de gloed is weggevaagd.

       Ik zoek naar die vriend en het warme gevoel. De paniek dringt tot me door als ik voel hoe het me de rug toekeert, alsof ik schreeuw om hulp maar het zich terugtrekt. Het wilt niets meer met me te maken hebben. In plaats daarvan voel ik hoe iets anders bereid is om me te helpen. Het koude gevoel lijkt me te willen leiden maar dringt het niet bij me op. Het wacht.

       Deze keer is binnen een paar seconden de zwarte gloed er weer. Ik staar even naar mijn handen, draai ze een beetje rond. Voel de kou kalm wachten tot het een bevel zal krijgen.

       Verward kijk ik voor me uit naar de zandplek, die plots heel onveilig en onvertrouwd aanvoelt. De bomen aan de rand van het bos lijken steeds meer dichterbij te komen en me te willen verpletteren. Het zand lijkt op te willen reizen om me eronder te begraven. En dan besef ik het me.

       Ik heb gekozen.

       ~ *** ~

       Ik heb een Doorgang gebruikt om snel weg te gaan van de plek. Ik weet niet hoe ik me moet voelen nu ik mijn echte Magie heb toegelaten en de andere heb weggejaagd. Ik besef me nu dat het koude gevoel wel vaker is gekomen maar dat het slecht aanvoelde en als ik me concentreerde het zo weer weg was.

       Nu heb ik het toegelaten en het voelt niet zo verkeerd als ik dacht dat het zou voelen. Het voelt alsof ik geaccepteerd heb dat het mijn Magie is, alsof ik heb geaccepteerd wie ik echt ben.

       Maar goed, nu heb ik belangrijkere dingen aan mijn hoofd. Eén belangrijk 'ding' waar ik nog tegen ga praten en dat ik ga vasthouden en zeggen dat ik ervan hou totdat mijn stem weg is.

       Jayden.

       ~ *** ~

       Ik klop op de deur van zijn huis en ben blij dat hij degene is die de deur openmaakt zodat hij niet meer van me kan wegvluchten. Hij kijkt me even moeilijk aan voordat hij naar buiten stapt en de deur achter zich dichtdoet. Hij slaat zijn armen nonchalant over elkaar maar kijkt alsof hij blij is dat ik er ben.

       We lopen samen naar de plaats waar we wat voelt als eeuwen geleden een kampvuur hebben gemaakt om samen met iedereen gezellig hert te koken. Er gaat een pijnsteek door me heen en ik slik luid als ik me besef dat alles waar ik me toen zorgen om maakte, het simpele vergeten trucje van de Magie van het Vuur was. Ik ga op een van de stronken zitten en hij gaat naast me zitten, zonder iets te zeggen.

       'Het spijt me.' Ik wacht even of hij daarop gaat reageren, maar hij zegt niets en wacht tot ik weer iets ga zeggen. Ik slik alweer.

       'Ik duwde je niet weg omdat ik niet van je hou. Er was gewoon zoveel gebeurd en- ik wist even niet meer wat ik moest doen. Sorry.'

       Hij schudt even met zijn hoofd voordat hij zijn mond opendoet.

       'Het- het is al goed. Eigenlijk was ik nooit echt kwaad op je.'

       Verbaasd kijk ik naar hem op en hij heeft een zwakke glimlach op zijn gezicht.

       'Ik was meer... ik weet het niet. Verbaasd denk ik.'

       Nu kijkt hij me aan.

       'Ik hoorde van iedereen dat je iemand vermoord had. Nou, dat geloofde ik pas echt toen Hnall het me zelf vertelde.'

       'En toen ik met je naast het meer zat- ik weet het niet. Hoe je deed en wat je zei en op de manier dat je het zei- je was zo veranderd. Op een goede manier.'

       Ik wil iets zeggen maar verstijf als hij voorzichtig met zijn hand mijn linkerhand vastpakt en teder met zijn duim langzaam rondjes op de bovenkant van mijn hand begint te draaien. Hij krijgt een scheve glimlach op zijn gezicht terwijl hij naar mijn hand blijft kijken en ik durf bijna geen adem te halen, bang dat hij me los zal laten als ik dat doe.

       'Ik vond je altijd al leuk, maar ook kinderachtig en geen wil om dat te veranderen. Ik vind het erg dat je het op deze manier moest beseffen, dat wel. Maar verder heeft het je alleen maar goed gedaan.'

       Hij gaat dichterbij me zitten en leunt een beetje mijn kant op. Ik kijk hem nog even aan recht in zijn schitterende rivierblauwe ogen voordat we allebei naar voren leunen en hij zijn ogen sluit en ik hem volg.

       'Dankje.'

       En een paar seconden later raken onze lippen elkaar weer. Het voelt meer als een eerste kus dan een tweede, meer als een tweede kans. Deze keer legt hij soepel zijn handen op mijn zij en begint met zijn handen een beetje te strelen en kleine langzame rondjes te draaien. Ik sla mijn armen weer over zijn schouders heen en kan niet stoppen met glimlachen.

       Ik besef me dan pas hoe gestrest en verward ik was toen Jayden me gisteren kuste. Ik kan me nog herinneren hoe ik overhaaste en dichterbij hem kwam zonder daar echt over na te denken. Deze keer is het zoveel beter.

       Na een tijdje trekt hij zich langzaam terug en ik doe dat ook. Ik besef me weer dat we op een boomstronk zitten, op de open plek in het bos. Ik vraag me af hoe ik dat zo snel ben vergeten.

       'Misschien moeten we maar teruggaan. Violet wilde ons allebei nog spreken, zei ze.'

       Ik kijk hem even aan en sta dan op. Samen lopen we weer richting het dorp en ik vraag me af wat Violet ons te vertellen heeft en of het met haar ouders te maken heeft. Ik vraag aan Jayden of het goed of slecht nieuws was, maar hij haalt zijn schouders op en zegt dat hij geen idee heeft wat er aan de hand is. Alleen dat ze ons zo snel wilde spreken als mogelijk.

       Ik ben blij dat ik Jayden terug heb en ben ook opgelucht dat hij niet kwaad op me was. Wat ik me wel afvraag is hoe zijn vader en zijn zus erover gaan denken. Niet dat ik ze daar invloed op laat hebben, maar het kan dingen wel een stuk moeilijker maken en dan vooral voor Jayden. Zijn zusje, Suzanne, is aardig maar ook streng. Ze is een paar maanden jonger dan wij en heeft een hoge functie in een groter dorp hier vijf uur vandaan, Hattem. De plaats waar ook alle reizende ridders vandaan komen.

       Ze is de trouwe raadgever van het dorpshoofd van Hattem, Malachi. Hij is goede vrienden met ons eigen dorpshoofd, James. Dat moet ook wel, aangezien er geen ander dorp is in de wijde omtrek dat zo gunstig ligt voor de handelaars en ridders.

       Ondanks Malachi een hoge functie heeft is hij volgens Suzanne heel aardig en luistert hij goed naar wat ze te zeggen heeft. Ik ben nog nooit in Hattem geweest maar zou er graag een keertje een kijkje nemen, maar daar wonen wel mensen en ik heb nu een slechte ervaring met ze. Ik weet best dat ook al was dat ene groepje mensen slecht dat niet betekent dat de rest ook zo is. Tegelijkertijd is Clarissas en Chris' dood niet graag iets waar ik aan herinnerd word.

       Ik moet ook niet vergeten om aan Hnall te vragen waarom de mensen achter Chris aanzaten en hoe ze wisten dat hij om die tijd alleen en kwetsbaar ver weg van het kasteel zou staan. Mijn theorie is dat iemand in het kasteel ze aanwijzingen gegeven heeft en dat kan dodelijk zijn voor alle Weerwolven, als de mensen eenmaal met vele aantallen aanvallen gaan we er allemaal aan.

       We lopen het dorp binnen, over de markt. Het is er druk en overal staan er Weerwolven achter hun kraampjes voor hun huizen. De geur van vlees en groente dringt mijn neus binnen en ik begin honger te krijgen.

       Het doet me denken aan toen vader samen met moeder zou koken omdat de stalling vergoot zou worden en hij er tijdelijk nauwelijks kon werken. Ik liep naar hem toe en had net over Roedels geleerd in de klas en vroeg aan vader hoe hij eraan ontsnapt was. Hij knielde neer en hield zijn kraag omlaag, waar geen A maar een S op te zien was. 'Een Alfa verliezen betekent de Roedel verliezen, een Sesa kan makkelijk vervangen worden. Zodra ik je moeder leerde kennen en ze zwanger werd en zelf een leven wilde opbouwen mocht ik van ze vertrekken.'

       'En als Alfa?'

       'Het spijt me, jongen. Een Alfa moet trouw zijn aan zijn Roedel.'

       Ik ben nog een lange tijd kwaad geweest omdat ik gedwongen zou zijn mijn hele leven voor een groepje Weerwolven te zorgen. Ik besefte me ook dat ik geluk had dat ik de zoon was van een Sesa die een aardige Alfa had. Ik bedacht me ook dat bijna alle Weerwolven in dit dorpje dan Weerwolven moesten zijn die waren weggevlucht of een Roedel waren die had besloten zich niet met elkaar te bemoeien en apart in een huis te leven in plaats van in een groot Roedelhuis. Ik vroeg me ook af of ze me toestemming zouden geven dat laatste te doen. Ik denk het niet.

       We stoppen een eindje van de markt af, in een rustiger deel van het dorpje met een kruising en bankjes aan de zijkanten. Ik kijk even naar de drukke weg waar veel paarden met koetsen en karren overheen lopen en vraag me af wat we hier doen. Ik draai me naar hem om en hij tikt me even aan en wijst me naar een opening tussen de gebouwen aan de zijkant van de kruising. We lopen door een paadje tussen de huizen en winkels door, weg van de kruising naar een rustigere plek met nog meer bankjes. Ik kijk hem vragend aan en hij knikt in de richting die ik op moet kijken.

       Dan zie ik het.

       Ik weet niet hoe ik me moet voelen als Tyler en Violet samen smoorverliefd op het bankje zitten. Hij heeft zijn arm dicht om haar heen en leunt tegen haar aan terwijl ze beiden met een brede glimlach elkaar blijven aankijken. Ik denk dat ik misselijk word bij het aanzicht ervan en tegelijkertijd kan ik mezelf wel slaan omdat het zoveel met me doet.

       Tyler kijkt eerst naar Jayden, waardoor zijn blik al iets strakker wordt. Als hij naar mij kijkt wordt zijn blik van steen en ik zie de haat al in zijn ogen schitteren. Ik kijk verbaasd naar Jayden die nog voor ik iets kan zeggen een arm om me heen slaat en me daardoor mee duwt naar hén. Ik voel de haat en het gif dat niets met mijn Magie van het Duister te maken heeft door me heen stromen en weet zeker dat ik het ook uitstraal.

      Twee stappen voor het bankje laat Jayden me los. Ik en Tyler laten elkaars blikken niet gaan en ik onderdruk de drang om woest naar hem te grommen.

       'Wouw. Ik maakte eigenlijk een grapje toen ik je vroeg of jullie iets hadden, maar blijkbaar is het dus wel zo.' Zegt Tyler met zoveel mogelijk spot en haat in zijn stem. Sussend legt Violet een hand op zijn schouder.

       'Kom op Ty. Je zei dat je aardig zou zijn.'

       'Alleen al hoe hij naar me kijkt als hij me ziet. Ik snap niet dat jij daar zo blind voor bent. Maar goed, ik zal inderdaad niet te veel zeggen, straks snijdt hij mijn keel nog door.'

       Ik schiet naar voren en Tyler staat gelijk op, zodat er nog maar nauwelijks een centimeter tussen ons inzit. 'Je hebt ook een leuke tuniek aan zie ik. Gekregen van mijn vader, toch? Ik ben nog steeds kwaad op hem dat hij mijn favoriete tuniek aan je heeft gegeven.'

       Ik had de tuniek moeten verbranden.

       'Hou hem maar. Met jouw smerige pootafdrukken is dat ding toch geen goudstukje meer waard.'

       Ik had moeten lachen toen de witte kleur veranderde in zwart.

       'Weet je, eigenlijk staat hij je wel goed. Een mooie beloning voor het dood laten gaan van Chri-'

       Hij schreeuwt het uit als hij met een dodelijke klap die hij nog net met zijn eigen Magie kan afweren achterover over het bankje heen wordt gegooid. Violet schreeuwt het uit en duikt in elkaar van de schrik terwijl ik over het bankje heen spring en bovenop Tyler beland.

       'Je weet niets van wat er gebeurd is! Hou je smerige bek dicht!'

       Terwijl ik het roep wil ik hem pijn doen. Niet zozeer doden, maar ik wil dat hij lijdt en voelt wat ik elke keer voel als hij iets zegt dat de knoop kwellend laat aantrekken en een brok in mijn keel veroorzaakt. Dat elke keer als hij zegt dat het mijn schuld is ik me ook voel alsof het mijn schuld is en dat het verschrikkelijk is. Ik wil dat hij voelt hoe ongelukkig ik me voel als hij wat tegen me roept en het voelt alsof mijn Bonnie Ster een klap krijgt. Dat hij mijn pijn voelt.

       Ik zie de doodsangst in zijn ogen als ik een schaduw zeker vier keer zo groot als de mijne over hem heen zie torenen en hij tegen mijn vaste grip begint te vechten. Hij doet het niet meer bewust- ik zie de doodsangst in zijn ogen, ik zie dat het niet meer persoonlijk voor hem is. Dat hij iets ziet wat hem kan doden. Dat hij iets ziet wat hem in één klap kan vernietigen.

       En ik voel het over me heen buigen. Het is anders dan de keer met Martijn, toen leek het achter me te staan, het leek niet op mij. Deze keer staan zijn achterpoten in mijn voeten. Zijn voorpoten met drie lange, scherpe klauwen boren in huid van Tylers schouders als hij vecht om te ontsnappen.

       'Alsjeblieft!' Schreeuwt hij uit en ik zie de tranen over zijn wangen lopen. Ik voel de triomf, het genot dat ik voel omdat hij lijdt. Ik wil lachen, ik wil me voorstellen hoe mijn rots hem zal doorboren en het leven uit zijn ogen zal verdwijnen, ik stel me voor hoe hij me smeekt om genade.

       Hij zal me smeken.

       Hij zal het voelen.

       Hij zal lijden.

       Hij zal-

       Hij-

       Wat doe ik?

       Net zo snel als het gekomen was verdwijnt het gevoel weer. Ebt het weg. Ik voel hoe met een klap het beest en de schaduw weer in mijn lichaam verdwijnen. In mijn Bonnie Ster om precies te zijn. Het gaat zo snel en zo plots dat ik verblind word door de hoofdpijn en terwijl ik me niet besefte dat ik was opgestaan en achteruit was gaan lopen laat ik me op de grond vallen en gil het uit van de pijn.

       Ik trek met mijn handen aan mijn haar en bijt zo hard op mijn lip dat er bijna gelijk bloed uit stroomt. Ik blijf rollen en voel het zand van de grond en de verblindende pijn. Het voelt net alsof mijn Bonnie Ster in duizenden stukken breekt. Ik vraag me af of doodgaan zo voelt. Ik ben bijna dankbaar als het eindelijk zwart word

       En dan zie ik het voor me staan.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Okay, ik weet dat t like,  1 uur is, maar t is 25-2-2017... dus... UPDATE

H18 komt op 28-2-2018 (de laatste dag van deze maand lol) online!

Ik ga trouwens ook alle hoofdstukken een naam geven. Like, maar 1 woord ofzo. maar dat vind ik er wel beter uitzien, maar idk yet. We will see.

Vrede,
Caitlyn

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro