Hoofdstuk vijfentwintig
Het was vreemd dat het leven gewoon doorging. Het was verschrikkelijk nieuws dat de koning dood was natuurlijk, maar alles ging door. De examens stopten niet, we moesten nog steeds naar de kampen en morgen zal de kroning zijn van de nieuwe koning en prins.
De examens gingen niet zo goed als de bedoeling was, al zegt Hnall dat ik me er geen zorgen meer over hoef te maken, ik word toch al prins.
Het was wel dramatisch toen iedereen erachter kwam dat hij vermoord was. Wanda liep de troonzaal in om hem wat te vragen of brengen of wat ze dan ook kwam doen toen ze de koning met een open keel voor zijn troon zag liggen.
Niemand weet wie het gedaan heeft, alleen dat vlak daarna Hnall uitkwam als de opvolger van Selini en ik als de prins. Dat laatste heb ik proberen te voorkomen- maar Hnall stond erop.
Ik heb het geprobeerd op te lossen met Jayden, echt goed mijn best gedaan, het heeft niet geholpen. Hij wil me niet meer zien.
Misschien is dat ook wel beter, Hnall vindt het vast niet fijn om te horen dat ik niet voor nakomelingen kan zorgen. Mijn angst is alleen dat hij er zelf voor gaat zorgen dat het toch gebeurt, op welke manier dan ook.
Ik heb er geen zin meer in. Alles wat vanaf nu gaat gebeuren, is tegen mijn wil in. Gekroond worden tot prins is al verschrikkelijk genoeg, laat staan Hnall die het veelste serieus neemt.
Hij heeft een hele ceremonie geregeld en een kamer op het kasteel voor mij om hier te leven. Mijn va- Alfred en Ellen mag ik blijkbaar niet meer zien ook al zijn zij degenen die me hebben opgevoed. Ze zullen volgens Hnall een ''slechte invloed'' hebben op mijn gedrag.
Omdat hij de koning is, vind iedereen dit prima. Omdat hij de koning is, heeft hij het recht om me in mijn kamer op te sluiten als ik woest word als ik niets mag doen. Omdat hij de koning is, ben ik zijn speelgoed.
Het is weer zo'n dag, dat hij me in mijn kamer heeft opgesloten omdat ik zei dat ik absoluut niet de titel ''prins Dimitri'' wilde dragen en hij dat niet acceptabel vond.
Gelukkig mag ik er bijna weer uit. Soms laat hij me studeren in de boeken van Arthur, onder een selectie die hij zelf gemaakt heeft. Ik mag alleen Duister en Sterren bestuderen, verder is volgens hem de rest nutteloos.
Als het boek van de Aarde er nog was, had ik vast tegengestribbeld toen hij me vertelde dat ik alleen die drie boeken mocht studeren. Maar het boek is weg, Jayden is weg, mijn familie is weg en mijn vrienden ook.
Het is net alsof vechten toch geen zin heeft, want waar vecht ik voor als alles is verdwenen? Mezelf, zal ik kunnen zeggen, maar zo zit ik niet in elkaar.
De deur gaat krakend open. Hnall staat in de deuropening en kijkt me verwachtend aan en daarna kwaad als ik geen spier verrek.
'Wat zeg je tegen je vader als die binnen komt lopen?' Zegt hij geïrriteerd.
'Hoi.' Antwoord ik droog en blijf koppig op mijn grote bed zitten. Hij lijkt na te denken of hij nu moeilijk gaat doen en me op de grond gooien of me wegstuurt naar de kamer van Arthur.
'Het is 'Hallo, vader.' Begrepen?'
'Ja.'
'Opnieuw.'
'Ja vader.'
Natuurlijk is dat nog steeds niet goed genoeg, maar hij schudt met zijn hoofd en besluit dat hij geen zin heeft in een discussie.
'Ga maar studeren.'
Met die woorden verdwijnt hij uit de kamer en laat de deur wagenwijd openstaan. Met zucht kom ik na een paar minuten overeind, wetend dat hij zal controleren of ik ook echt ben gegaan en kwaad word als ik hier nog steeds zit.
De kamer van Arthur bestaat uit twee verdiepingen, wat eigenlijk twee kamertjes in de hoogste toren zijn. De onderste kamer is waar alle Magie wordt gebruikt en boven is hun slaapkamer. Toen ik daar de eerste keer naar boven sloop, verbaasde ik me er eigenlijk over dat ze al zo lang leefden en allebei geen vrouw hadden.
Of dat is de vloek van Magiërs die besluiten rond Weerwolven te leven, zij zien er nog jong uit als ze honderd zijn, terwijl Weerwolven dan al dood zijn.
Ze hadden alleen elkaar.
Dan is het me ook nog nooit duidelijk geweest waar ze vandaan kwamen. Als prins kan ik Arthur vast dwingen om antwoord te geven, maar zo zit ik niet in elkaar.
De kamer is een en al rommel. Er staan overal kasten met boeken, er liggen papieren op de grond en er zijn zeker drie bureaus die allemaal al bezet zijn met ander papier en documenten, behalve één.
Ik heb de moeite genomen er eentje op te ruimen om te studeren, de rest durf ik niet aan te komen. Op veel stukken staat Chris' naam en ik heb geen zin om Arthur kwaad te maken.
In de boekenkast staan de boeken van de soorten Magie. Alleen Aarde, Dauw en Licht ontbreken. Het is bijna ironisch dat ik weet waar deze allemaal zijn. Anita-Elsa mocht het boek lenen omdat er veel kansen in haar gezien werden, Dauw is gestolen door Jayden en Aarde... dat is geschiedenis.
Terwijl ik met Duister op de krakende houten stoel ga zitten laat ik mijn ogen vallen op het boek op het bureau naast me. Ik herken het niet en er steekt duidelijk een verouderd stuk perkament uit.
Ik luister even of Arthur er echt niet is en pak dan snel het boek vast en kijk naar het perkament. Er staat gelukkig niet veel tekst op.
'Als beidden worden gedood, zal de vloek zich uitten. Breekt de vervloekte de Rangen niet, dan breekt hij zichzelf.' Lees ik hardop.
Rangen breken? Is dat mogelijk?
'Blijf daar met je gore handen vanaf.' Zegt een mannenstem achter me terwijl het perkament uit mijn handen word gerukt. Geschrokken schiet ik overeind in mijn stoel terwijl ik omhoog kijk naar de woeste Arthur.
'Sorry.' Zeg ik snel maar met een diepe zucht van ongenoegen loopt hij de trap op naar zijn kamer en verkreukelt het papier in zijn hand.
Zonder te veel geluid te maken draai ik me weer om naar mijn boek van het Duister en sla hem open op de pagina waar ik gebleven was, vijfentwintig. De hele tijd dat ik door het boek heen blader is het enige waar ik aan kan denken wat er op het perkament stond.
Rangen breken.
~ *** ~
'Hoe, uhm, gaat het met je?' Zegt Tyler terwijl ik zijn verband verschoon. Zonder te reageren op wat hij vraagt maak ik een doekje nat en veeg voorzichtig zijn wonden schoon. Hij krimpt een beetje in elkaar en zegt niets meer.
De deur slaat met een klap open en Tyler lijkt meer verbaasd om Hnall in de deuropening te zien staan dan ik. Hij is gekleed in een nette witte tuniek en heeft de lange, rode met bont bezette mantel van de koning om zijn schouders hangen.
'Op de Heilige Bonnie, hoe vaak moet ik je nog zeggen dat de kroning bijna is? Omkleden!' Roept hij kwaad uit en zonder iets tegen de spreken maak ik Tylers andere schouder schoon en zodra ik klaar ben met zijn verband weer omdoen grijpt Hnall naar de kraag van mijn tuniek.
Als ik me omdraai in zijn richting en kwaad grom terwijl ik bij hem vandaan stap zie ik de woedende blik in zijn ogen. 'Je moet eens manieren leren.' Zegt hij knarsetandend zonder iets te doen.
Ik antwoord niet en ga naar mijn kamer. Zodra ik mijn kast opentrek vliegt de mantel er gelijk uit en land netjes voor mijn voeten, wachtend tot ik hem zal oprapen en omdoen.
Verbaasd kijk ik in mijn kast, zoekend naar mijn tuniek. Dan draai ik me om en zie daar keurig opgevouwen op mijn bed de kleren liggen die ik aan moet trekken.
Dezelfde witte tuniek als Hnall, alleen een maat kleiner. Dezelfde maillot als Hnall, alleen een maat kleiner.
Ik probeer te bevatten wat er gaat gebeuren: ik zal gekroond worden tot prins. Dit alles lijkt zo onwerkelijk en ik weet niet of dat komt door mezelf of omdat ik al een week lang niet meer met iemand anders heb gepraat dan Tyler en Hnall.
Wat ik er wel niet voor over zou hebben om mijn familie te kunnen zien en hun om hulp te vragen. Ik heb het gevoel dat ik mezelf verloren ben en niet meer kan vertrouwen. Tyler lijkt me nog degene waar ik het beste naar kan luisteren, ondanks hij alleen maar praat over de serieuze dingen waar ik niets over wil weten.
Zoals de kroning, hij stelde eerst voor dat we een geheim plan konden verzinnen dat hij stiekem gekroond werd alleen ik wees het af. Daarna kwam hij met andere plannen om het te voorkomen, maar ik wist dat het niet te voorkomen was.
Ik ben gewoon verdoemd. Het is absoluut verschrikkelijk om te leven zonder mensen die je advies kunnen geven. Zelfs mijn moeder, die ik haat voor wat ze me om de nek heeft gehaald, zou ik nog voor op mijn knieën zakken als ik maar kon aanhoren wat ze te zeggen had.
Zelfs hun stemmen zouden welkom zijn. Alles.
Alweer wordt de deur ruw opengetrokken, alleen zegt Hnall niets als hij me ziet staan. Zijn ogen gaan van boven naar beneden en weer terug voordat hij zijn wenkbrauwen optrekt. 'Staat je goed.'
Mijn Magie wakkert aan van de woede maar ik duw het weg. Ik heb geen keuze meer.
'Je weet hoe het gaat, toch?' Vraagt Hnall terwijl hij zijn hand op mijn rug legt om me de weg te wijzen, alsof ik niet weet waar ik sta. Ik bijt op mijn lip tot ik bloed proef om mezelf kalm te houden.
'Arthur zal eerst mij kronen en dan ik jou. Begrepen?' Vraagt hij. Ik knik en zeg niets.
De ceremonie vindt in de troonzaal plaats, met iedereen erbij. De kasteelleden, de examengangers en de Weerwolven uit het dorp. Iedereen.
Als we bij de grote houten deuren zijn, hoor ik al de stemmen erachter. Angst begint zich te vormen en zenuwachtig wacht ik tot de poort word opengedaan door Fred en Stefan.
De hele zaal zit volgepakt met Weerwolven die langs de rode loper staan en nieuwsgierig opkijken. De knoop in mijn buik begint zich ongemakkelijk strak te draaien en ik slik moeilijk terwijl Hnall begint met lopen.
Snel volg ik hem en probeer niet om me heen te kijken. Het lukt niet, er zijn er te veel. Het ergste is nog dat ze me allemaal aanstaren met een afkeurende blik.
Al snel ontmoeten mijn ogen degene van iemand die ik wilde ontwijken, Jayden. Hij staat daar samen met de rest, helemaal vooraan.
Het doet pijn.
Arthur staat al op de verhoging, voor de troon. Ook hij heeft zijn nette kleding aangetrokken en naast hem in de lucht hangen twee kronen, eentje die altijd op Selini's hoofd rustte en eentje die ik nog nooit eerder gezien heb. Hij is zilver en veel kleiner dan de kroon van de koning.
Het is de mijne.
We staan zij aan zij, ik en Hnall. Arthur gaat voor ons staan en vraagt ons beidden om te knielen. Hnall gaat eerst, daarna volg ik zijn voorbeeld en probeer zo min mogelijk na te denken.
'Voordat u tot koning en prins kunnen worden uitgeroepen, zal u de belofte aan het rijk moeten afleggen.' Zegt Arthur terwijl het enige wat ik kan zien de marmeren vloer is.
'Eerst de koning. Herhaal mijn woorden.' Ik hoor hem diep inademen voordat hij begint met praten.
'Ik beloof op de Heilige macht van de Bonnie, dat ik, Macdomhnall, voor dit rijk zal zorgen en de Weerwolven zal dienen vanaf mijn troon.'
Hnall herhaalt het en de grote kroon vliegt in Arthurs handen.
'Hierbij kroon ik Macdomhnall, de wettige opvolger van koning Selini, tot koning.'
Hnall staat op en ik ben de enige die nog op zijn knieën zit. Ik heb me nog nooit zo klein gevoeld als nu.
'Goed, de prins. Herhaal-'
Vanuit mijn ooghoek kan ik hem zien staan, kan ik ze allemaal zien staan. Jayden, Anita-Elsa met Rängri op haar schouder, Violet, Tyler, Justin, Avana, Scarlet, Natalie, James en mijn eigen familie. Allemaal, op welke manier dan ook, geven ze om me.
De mannen naast en voor me, ik weet dat ze dat niet doen. Toch kniel ik voor ze en sta op het punt iets te beloven wat ik nooit zal waarmaken. Wat ik niet kán waarmaken.
Ik ben geen prins en al helemaal geen koning. Ik ben geen eens een leider.
Terwijl de tranen van mijn wangen op het marmeren podium vallen, besef ik me dat de zaal doodstil is geworden. Arthur is al klaar met de woorden, ik moet het alleen nog herhalen. Ik ben er ook zeker van dat het dezelfde eed is als die Hnall net heeft afgelegd.
Ik hoef het alleen te herhalen, dan is het voorbij.
Maar ik kan het niet.
Ik spring overeind en zie even Hnall en Arthurs geschokte gezichten voordat ik me omdraai en naar de deuren ren. Aarzelend maakt Fred de deur open, niet wetend wat hij moet doen. Kreten van ongeloof klinken door de zaal terwijl ik mezelf langs de deur wurm en de gang in ren, weg van alles.
Waar ik geen ga? Geen idee. Ik wil alleen weg, dat is alles. Ik wil niet beloven iets te zijn wat ik niet ben en wat ik ook nooit zal zijn.
Halverwege de lange gang naar de voordeuren word ik bij mijn arm gegrepen en woest wil ik me lostrekken als ik me besef dat het Ellen is, mijn moeder. Voordat ik ook maar iets kan doen of zeggen trekt ze me in haar armen en houd me stevig vast.
En ik huil.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro