Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk veertien

       ''Soms moet je jezelf offeren om iemand anders te redden. Niet met je leven, maar met je emoties opzijzetten. En soms moet je eerst je eigen emoties sorteren voordat je ze even opzijzet.''
       - Boek Magie van het Vuur, bladzijde veertien


       We kunnen het niet redden. Hnall is degene die het langzaamst is, aangezien hij in een cobra is veranderd en veel Duistere Magie heeft moeten gebruiken. Ondanks dit besef blijven we rennen met de voetstappen van de mensen die dichterbij komen om ons eraan te herinneren hoe langzaam we dit doen.

       Het ziet er slecht uit. Heel slecht. Ik kan nog steeds het beeld niet uit mijn hoofd halen: Chris' Bonnie Ster die voor mijn ogen in stukken uit elkaar spat. De woede in Toms ogen toen hij zich besefte dat ik niets gedaan had. Dat ik hem heb laten sterven.

       Ergens wil ik nadenken over de gloed die om mijn hand verscheen toen ik probeerde Chris te redden, maar ik ben te bang. Te bang om me te beseffen dat wat Martijn me vertelde de waarheid is.

       'Ze zeggen wel dat het Magie van de Aarde was,'

       Ik kijk voor het eerst sinds we zijn gaan rennen naar mijn hand.

       'Maar dat wezen- monster, als dat je ultieme Magie Vorm is-'

       Niets. Geen zwarte gloed, geen bruine gloed. Het is gewoon mijn hand.

       'Dan is jouw Magie geen Aarde.'

       Ik stop als Hnall stopt. Tom begint te vloeken met alle scheldwoorden die hij kent terwijl Hnall zwaar ademhaalt en probeert bij te komen. Hij kijkt op en ik schrik van zijn blik. Niet omdat hij gevaarlijk of gewelddadig is, maar het is een blik die ik eerder heb gezien. Nog geen twee minuten geleden.

       De blik van Chris. De blik van acceptatie van de dood.

       'Ren. Ga zonder mij. Ik red het niet.' Hijgt hij. Deze keer kijkt Tom mij niet aan voordat hij een conclusie trekt.

       'Nee! We zijn Chris al kwijt, ik kan in de Heilige Bonnie haar naam niet terugkomen met het nieuws dat twee van de sterkste kasteelleden dood zijn!'

       Hnall kijkt hem een paar seconden aan voordat hij zich weer overeind werkt om verder te rennen. Als ik me niet beweeg begint Tom weer te tieren en Hnall pakt hem bij zijn schouder vast om hem te kalmeren.

       'Stomme hellehond! Wat sta je hier nou in heiligsnaam stil!'

       Maar hij heeft me iets laten beseffen met één simpel woord. Terugkomen. De Doorgangen. Ze gebruiken om terug te komen. Het afschuwelijke besef van wat ik op mijn geweten heb dringt binnen en ik sla mijn handen voor mijn ogen om alles buiten te sluiten.

       Zij.

       Ze hoefde niet te sterven.

       De mensen.

       Allemaal onnodige doden.

       Chris.

       Ik heb hem niet op één front gefaald. Ik heb hem op beiden gefaald.

       Mijn Gave.

       Ik had ze allemaal kunnen redden. Vanaf het moment dat Tom en ik Chris zagen, hadden we terug kunnen gaan met een beweging van mijn hand. Ik zou nooit gedwongen zijn geweest haar te doden. Niemand had moeten lijden. Chris had niet moeten sterven.

       Het is allemaal mijn schuld.

       En de enige manier om dit te overleven is door iedereen dat te laten beseffen.

       Tom en Hnall kijken dan ook beiden verbaasd toe als ik mijn rechterhand, die onder het bloed zit, voor me uitsteek en mijn ogen sluit. Ik stel me het meertje voor, waar ik deze ochtend heen ging toen ik van Tom moest afkoelen. Het zand loopt eerst langzaam het water in en daarna wordt de grond steiler, er staan veel bomen rond het meer en het water is helder.

       Ik open mijn ogen. Voor me hangt een portaal, die ik zelf liever een Doorgang noem. Het lijkt op een draaikolk waar je van bovenaf inkijkt. Het lijkt ook als water te stromen in een oneindige stroming richting het midden. Waar bij water het midden zou zijn van de draaikolk is bij de Doorgang echter het meertje te zien, met het heldere water, de bodem die snel stijl afloopt en de talloze bomen die eromheen staan.

       Ik kijk om naar Hnall en Tom. Hnall heeft een wenkbrauw opgetrokken en lijkt voor een meester van de Duistere Magie behoorlijk onder de indruk. Tom heeft zijn mond open laten vallen en kijkt naar de Doorgang alsof hij niet weet of het dodelijk is of niet.

       'Snel, het lijdt tot naast het kasteel.' Zeg ik en ik ga ernaast staan. Hnall kijkt me even aan en knikt dan. Hij loopt richting de draaikolk en zodra hij dichtbij komt wordt het beeld van het meer groter en is er minder van de doorzichtige massa te zien. Hij kan er nu makkelijk doorheen stappen.

       Hij werpt mij één blik toe voordat hij een voet door de Doorgang steekt. Het gaat er recht doorheen en is zichtbaar aan de andere kant van het portaal. Net boven het gras, naast het meer, hangt zijn been in de lucht. Zonder nog een keer na te denken stapt hij er helemaal doorheen en wenkt hij Tom.

       Die kijkt me aan voordat hij er ook een hand en een voet doorheen steekt. 'Waarom ga jij niet eerst?' Vraagt hij wantrouwend. De voetstappen van de mensen zijn akelig dichtbij, ze moeten nog maar twintig stappen bij ons vandaan zijn.

       'Ga!' Roep ik in paniek als ik de mensen hoor schreeuwen. Hij hoort het ook en springt door de Doorgang. Een pijl vliegt me twee stappen verderop voorbij en ik stap snel door het portaal heen.

       Ik richt mijn hand snel op de draaikolk en net zo snel als dat hij achter de ruimte in mijn hand verscheen toen ik hem opriep verdwijnt hij er weer achter. Mijn gedachten lijken zich iets meer te kalmeren nu iets wat ze niet kunnen verklaren verdwenen is.

       Ik draai me om naar Tom en Hnall en voor ik het weet word mijn hoofd ruw naar links geslagen en brand mijn wang. Verbaasd kijk ik naar Tom op. Hij is woedend, zijn gezicht loopt rood aan en ik neem een stap achteruit als ik de dreigende blik in zijn ogen zie. Een vreemd gevoel dat ik nog niet vaak heb gevoeld lijkt vanuit mijn buik naar mijn hoofd te gaan.

       Het is angst. Angst voor wat hij me aan kan doen.

       Hij beweegt zich opzij en maakt een snelle beweging met zijn armen richting Hnall die ik niet kan volgen en voor ik het weet heeft hij Hnalls dolk vast. Ondanks dat hij bedekt is met bloed glinsteren de ontblote delen in het oranje licht van de ondergaande zon.

       Tom moet weten dat Hnall de dolk weer snel van hem af gaat pakken. Hij springt op me af en ik slaak een kreet van pure doodsangst. In een reflex sla ik mijn handen voor mijn gezicht en draai mijn hoofd weg. De adrenaline giert door mijn lichaam en ik schreeuw het uit als de dolk langs mijn arm gaat.

       Voor een paar seconden ben ik verblind door de pijn, wankel ik bij Tom vandaan en struikel ik over wat dan ook en beland op de grond. Ik gebruik alleen mijn rechterarm om weer overeind te gaan zitten. Mijn linkerarm trilt en de snee lijkt te branden. Door de pijn voel ik nauwelijks de tranen die over mijn wangen beginnen te lopen terwijl ik daar zit.

       Op mijn knieën. Voor Tom.

       'Dit ga ik je nooit vergeven. Eerst laat je hem als de Arcadia sterven en dan- en dan- kan je in de Heilige Bonnie haar naam zo makkelijk wegvluchtten!'

       Ik kijk naar hem op en de tranen lopen over mijn wangen. Hij tilt zijn been op en mijn luide snikken worden nog luider. Ik til mijn armen weer op om mezelf te beschermen, mijn linkerarm hangt lager dan hij hoort te hangen en de brandende pijn wordt erger.

       'Het spijt me.' Krijg ik er door mijn snikken heen uit. Net als ik me afvraag of hij nog gaat uithalen krijg ik bijna mijn eigen arm in mijn gezicht. Ik schreeuw het uit en trek mijn arm snel terug. Hij trilt alsof hij elk moment kan loslaten en de pijn is overweldigend.

       Hij tilt zijn been weer op. Deze keer hou ik mijn armen omlaag. Ik denk dat een trap in mijn gezicht minder pijn zal doen dan nog een trap tegen mijn arm.

       Ergens is ook de acceptatie zoals Chris de dood aanvaarde: ik heb hem iets aangedaan. Ik verdien het om er iets voor terug te krijgen.

       Maar niet van Tom. Niet zo ruw. Niet zo plots.

       Ik kijk naar de grond en wacht op de klap met mijn ogen halfgesloten.

       Verbaasd kijk ik op als ik Tom weer hoor vloeken. Hnall heeft de dolk weer in zijn handen gekregen en geeft Tom een klap in zijn gezicht die de rillingen door mijn lichaam laat gaan. Tom kijkt even woest naar hem op, tot het tot hem doordringt. Hnall is de sterke hier, degene met de meeste macht. Zoals hij mij vanmorgen op mijn knieën heeft gedwongen, zo kan Hnall dat bij hem doen.

       'Ga naar koning Selini. Geef hem en jonkvrouw Wanda een duidelijke uitleg over wat er gebeurd is. Zonder je mening erbij.' Hij legt nadruk op de laatste twee woorden en kijkt Tom bazig en uitdagend aan. Dat hij onder het bloed zit ondersteund zijn gevaarlijke uitstaling alleen maar meer.

       Even lijkt het erop dat Tom hem wilt aanvallen. Maar hij werpt mij nog een laatste vernietigende blik toe voordat hij zich omdraait en richting het kasteel loopt.

       Hnall loopt naar me toe en gaat naast mij op zijn hurken zitten. Hij pakt voorzichtig mijn linkerarm vast. Hij kijkt even naar mijn gezicht, alsof hij iets wilt doen, maar bedenkt zich en draait mijn arm zo dat hij de wond kan zien. Het brandt en het doet veel pijn.

       Ik ben gestopt met huilen. Het maakt alles alleen maar erger.

       Ondanks alles wat er gebeurd is kalmeert het wel, er is eindelijk een beetje stilte. Hnall kijkt voorzichtig naar de wond voordat hij mij weer aankijkt. Hij draait mijn arm zo dat ik zelf ook kan kijken. Het is een lange snee, maar hij is niet diep. Er komt wel veel bloed uit. Eerst wil ik mijn hand gebruiken om een beetje ervan weg te vegen. Die zit ook onder het bloed. Ik beweeg mijn arm naar mijn tuniek, om die daaraan af te vegen. Die zit ook onder het bloed.

       Alles zit onder het bloed.

       Nog geen minuut later zitten we samen aan de waterkant. Hij gaat met zijn handen door het water om het bloed eraf te spoelen en gaat ook over zijn gezicht heen. Ik zwijg en kijk naar mijn weerspiegeling in het water.

       Er zitten een paar kleine bloedspetters op mijn gezicht. Mijn tuniek zit onder het bloed en ik voel de natte vloeistof tegen mijn borstkas drukken. Ik laat een zucht los en dompel net zoals Hnall mijn handen in het water.

       Het bloed laat los en een donkerrode wolk vormt zich in het water. Ik laat mijn linkerarm meer zakken en ga er voorzichtig met mijn rechterhand overheen. Een scherpe pijnsteek die me even verblind laat me gelijk mijn hand terugtrekken.

       Ik haal mijn handen uit het water om de spetters op mijn gezicht eraf te halen. Maar er zit nog bloed op mijn handen. Ik steek ze weer in het water, was ze goed en haal ze er weer uit. Er zit nog steeds bloed op.

       Ik heb dit een paar keer herhaald, tot Hnall mijn polsen vastpakt voordat ik ze nog een peer in het water kan doen. Ik kijk hem verbaasd en versuft aan. Ik heb geen zin om met hem te praten. Geen zin om tegen wie dan ook te praten.

       'Het is niet jouw schuld.'

       Ik ruk mijn handen los en dompel ze weer in het water om het bloed eraf te spoelen. Hij zwijgt even voordat hij weer verdergaat.

       'Tom kan een beetje... hardhandig zijn.'

       Hoe kan bloed zo goed blijven plakken? Ik weet wel dat het er niet snel afgaat, maar dit duurt wel heel lang.

       'Hij weet niet wat er op de open plek is gebeurd. Hij heeft nog nooit gedaan wat jij hebt gedaan. Ik ben blij dat je het voor me hebt gedaan. Ze hadden me afgemaakt.'

       'Graag gedaan.'

       Het bloed op mijn linkerhand is weg. Alleen nog mijn rechterhand.

       'Je zal zo moeten getuigen voor koning Selini. Wees er zeker van dat je hem alles verteld, hij zal je begrijpen. Alles, behalve over je Magie.'

       Ik kijk naar hem op. We lijken best veel op elkaar, met krullend haar en bruine ogen. Daar houd de gelijkenis ook mee op. Ik kan zien dat hij geen spijt heeft, dat hij het niet verschrikkelijk vond om de mensen te doorboren met zijn tanden als een cobra. Dat hij het niet erg vond om een mes langs iemands keel te laten glijden en het bloed over zijn hand te laten stromen.

       'Het was de Magie van het Duister, hé? Ik zag de gloed.'

       Hij zwijgt even en kijkt even naar het meer dat in de oranje gloed ligt te baden. Daarna kijkt hij weer met een spijtig gezicht mijn kant op.

       'Ja.'

       'Het kan niet zomaar door een emotie komen. Dat ik me zo... schuldig voelde activeerde het, maar het was er al de hele tijd. Het is mijn Magie.'

       'Ja.'

       Ik haal mijn handen uit het water. Ze zijn schoon. Eigenlijk waren ze al na de tweede keer wassen schoon, ik denk dat ik een beetje aan het doordraaien ben. Het zijn gewoon mijn handen, ze zien er weer hetzelfde uit als toen ik vanochtend opstond. Alsof ze niet een dolk door een nek hebben geleid en op de borstkas van een stervende man hebben gelegen. Alsof er niets gebeurd is. Niets is veranderd.

       'Je Gave, met die portalen, wanneer kwam je erachter?'

       Hij verandert het onderwerp. Ik kijk naar hem op. Ik verwachtte niet dat een gevaarlijke man als hij een vriendelijke indruk kon maken. Hij ziet eruit als iemand die ik kan vertrouwen, iemand die ik alles kan vertellen.

       'Ik noem ze Doorgangen. Ik heb hem gebruikt om Rängri op tijd bij Anita-Elsa te krijgen.' Hij knikt even, kijkt even naar de ondergaande zon en richt zijn aandacht dan weer op mij.

       'Vrouwe Natalie vertelde me al dat ze veel moeite moest doen om je te laten geloven dat je Gave de Weermaan Gave was. Nu snap ik ook wel waarom.'

       'Ze heeft wel haar best gedaan, ze heeft vast veel energie gebruikt om het zo te laten lijken dat het licht uit mijn hand kwam.' En tot mijn grote verbazing krijgt hij een flauwe, scheve glimlach op zijn gezicht.

       'En dat allemaal om je te laten geloven dat je de Weermaan Gave had, zodat als je hem had, hij actief was geworden.' Voegt hij aan mijn zin toe. Dan besef ik me dat nu we het over Gaven hebben, dit het goede moment is om het hem te vragen. Te vragen of hij de Geestenlokker Gave heeft. Er zijn wel belangrijkere dingen om te bespreken, maar deze kans krijg ik misschien alleen nu.

       'Wat is jouw Gave eigenlijk? Voor zover ik weet heb je het niet gebruikt in het gevecht.' Zeg ik. Hij wacht een paar seconden met antwoord geven.

       'Intimidatie. Daar heb je niet zoveel aan in een gevecht.'

       'En wat doet die Gave?' Vraag ik snel. Ik weet het antwoord en dat hij wilt dat we teruggaan naar het kasteel, maar ik wil niet. Ik wil niet voor koning Selini verschijnen en hem vertellen hoe hém heb laten sterven. Ik denk alleen niet dat ik een andere keus heb.

       'Laten we gaan.' Hij staat op. Ik kijk nog even naar het meertje. Het baadt in een oranje en gele gloed. De zon is al niet meer te zien en de lucht straalt oranje uit. Als ik de andere kant opkijk, de kant van het kasteel, zie ik de donkere lucht al verschijnen en een paar sterren zijn zichtbaar aan de hemel.

       Ik probeer mezelf te ontspannen. Het lukt niet. Het enige wat ik zie als ik mijn ogen sluit is Chris en háár. Het maakt niet uit hoe vaak Hnall zal zeggen dat het niet mijn schuld is, want het is zeker mijn schuld.

       We staan allebei op. Ik realiseer me dat mijn tuniek nog onder het bloed zit en die van hem ook. Ik kijk hem aan en hij lijkt mijn blik te begrijpen.

       'We hebben nog wel wat reservekleding, maak je geen zorgen.'

       Ik wacht geduldig naast de poort van het kasteel tot hij terugkomt. Hij heeft twee witte tunieken die bijna identiek aan elkaar zijn bij zich. Het enige verschil is dat de een groter is dan de ander. Hij geeft mij de kleinste aan en ik voel me al veel beter als er geen bloed meer op mijn lichaam zit. We lopen naar binnen en gooien halverwege onze bebloede tunieken weg, een kamer in waarvan Hnall me niet wilt zeggen waar het voor dient.

       Zodra we langs een spiegel lopen blijf ik staan.

       Wat ik nu pas door heb is dat de witte tuniek is afgezet met kant en erg getailleerd is. Het ziet er veel netter uit dan mijn normale tunieken en het verbaast me dat door deze verandering het hele plaatje er anders uit ziet, alsof ik de zoon ben van iemand die van adel is en niet van een paardenpleisterplaats.

       Er is nog iets anders. De blik in mijn ogen lijkt harder, ouder. Niet als iemand van zeventien. Ik voel me ook niet zeventien. Niet meer.

       Hnall wacht even en dan lopen we samen verder. Ik denk dat ik verwachtte dat Selini een kamer zou hebben met een bureau. In elk geval niet de kamer waar de grote houten deuren heen leidden. Het is op de tweede verdieping en de zaal is niet zo groot als de eetzaal maar zeker ook niet veel kleiner.

       Het lijkt wel op een kerker. De muren zijn niet van wit marmer, ze zijn van grote grijze opgestapelde stenen. Er is een lang pad met een rode loper over het midden dat eindigt bij een verhoging en op die verhoging staat een troon. Er staan pillaren langs het pad en er zijn talloze deuren in de muren. Ik krijg niet veel tijd om me af te vragen waar die naartoe leiden. Selini, met een rode mantel afgezet met wit bont zit op zijn troon. Hij draagt ook een met goud afgezette kroon. Ridder staat aan zijn linkerkant en staart me vernietigend aan. Tom zit op de rode loper, vlak voor de verhoging, op zijn knieën. Buigend.

       Selini kijkt op van Tom als hij de deuren open hoort gaan. Hnall doet ze achter ons dicht en de stres en angst voor wat Selini kan doen dringt mijn lichaam binnen. Ik weet nog hoe ik hem uitlachte in de zaal toen hij zich voorstelde. Het is bijna alsof hij weet dat ik het gedaan heb. Zo voelt zijn ijzige blik die recht in mijn Bonnie Ster lijkt te staren in elk geval wel.

       'Ah, daar zullen we Hnall en Dimitri hebben.' Kondigt hij aan, alsof we dat nog niet doorhadden. Zijn harde stem galmt door de zaal en ik krimp een beetje in elkaar. Ik had niet verwacht dat iemand zoals hem die ervan nature niet zo gevaarlijk uitziet zoveel macht kan uitstralen.

       Zodra Hnall naar voren begint te lopen zie ik pas het figuur dat tegen de zijkant van een paal leunt, waardoor ik haar eerst niet kon zien. Wanda. Ze draagt een lange, paarse jurk en Beauty zit voor haar op de grond zichzelf te wassen. Ondanks dat ook niet een angstwekkend beeld zou moeten zijn is er iets in haar blik dat zich combineert met de zaal. Het voelt alsof het plafon elk moment naar beneden kan storten.

       Tom kijkt op naar Selini, die geen aandacht meer aan hem lijkt te besteden. Hij kijkt me recht in mijn ogen aan en alleen al door de bazige, machtige blik in zijn ogen wilt mijn lichaam al op zijn knieën vallen. Ik verwacht dat hij elk moment wegkijkt, maar hij blijft kijken met dezelfde onderdrukkende blik. Ik heb het gevoel dat ik naar buiten moet om adem te kunnen halen, de zaal werkt verstikkend.

       'Sta op.' Hij zegt het zonder zijn ogen van de mijne af te wenden. Tom staat snel op en gaat naast Wanda staan met zeker twee stappen tussen hen in. Ik wil kijken hoe Wanda daarop reageert, maar Selini's blik houdt me vast. Zijn ogen lijken me niet los te laten en het lukt me simpelweg niet om weg te kijken.

       'Kom naar voren, Dimitri.'

       Mijn lichaam kan maar niet snel genoeg gehoorzamen. Ik loop door tot ik precies op dezelfde plaats voor de verhoging sta als Tom stond. Vanaf dichtbij lijkt de troon nog hoger te staan, lijkt Selini nog dreigender. Ik vraag me af of hij een Gave heeft of een soort Magie die hem machtiger laat lijken. Eerlijk gezegd, ik denk het niet.

       Hij blijft me aankijken zoals hij me al de hele tijd aankijkt, met een strenge blik. De ogen van iemand die weet dat hij pure macht uitstraalt en zich geamuseerd voelt als hij aan een ander kan zien dat hun uitstraling effect heeft.

       Ik haat hem.

       'Kniel.'

       Ik blijf staan. Ik zie in mijn ooghoeken Hnall een hand tegen zijn voorhoofd aanleggen, zodat hij niet hoeft te kijken. Er komt een scheve grijns op het gezicht van Selini als hij zich beseft dat ik niet zomaar ga knielen.

       Hij ziet er niet uit alsof hij kwaad is, eerder alsof hij ervan geniet. Hij ziet als een spel dat hij weet dat hij zal winnen.

       Hij blijft me aankijken met zijn bruine ogen. Ondanks het weinige licht in de zaal zie ik een bepaalde glinstering in zijn ogen. Hij is puur geamuseerd. Zal erom lachen dat ik me verzette zodra ik de zaal uitloop.

       Langzaam laat ik mezelf op een knie zakken. Ik zie de triomf in zijn ogen, die me alleen maar kwader maakt. De grijns op zijn gezicht wordt breder. De stilte in de zaal lijkt door me heen te snijden.

       Hij wendt zich niet af. Geeft me geen gebaar, geen ander commando. Hij weet dat hij wint. Hij weet dat hij boven mij staat. Hij weet dat hij de koning is.

       Ik laat ook mijn andere knie zakken. Ik hoop dat hij in mijn blik kan zien hoeveel ik hem haat.

       Hij zegt niets.

       Eindelijk buig ik me naar voren, plaats mijn handen op de grond voor steun en laat mijn hoofd een beetje zakken. Ik wacht een poosje, wacht tot hij iets gaat zeggen, iets gaat vragen.

       Hij zegt niets.

       Ik walg van mezelf als ik eindelijk mijn voorhoofd op de grond leg. Het voelt verkeerd. Ik hoor hier niet. Ik hoor niet op mijn knieën.

       'Kijk me aan.'

       Ik kijk naar hem op, wat moeilijk is in combinatie met via zo laag op de grond zo omhoog moeten kijken. Ik krijg het voor elkaar en hij lijkt machtiger, groter en sterker dan ooit.

       'Vertel me nu maar eens waar Chris is.'

       En ik walg van hem.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro