
Hoofdstuk twaalf
''Probeer erover na te denken als water: Bij helder water kan je de bodem zien, welke vissen er leven en of de bodem uit zand of stenen bestaat. Maar met troebel water is de enige manier om daarachter te komen door in het water te stappen.''
- Boek Magie van het Dauw, bladzijde twaalf
Terwijl ik normaal geen persoon ben die erg diep slaapt word ik pas wakker als iemand me voorzichtig tegen mijn schouder aantikt. Ervan uitgaand dat het Jayden is schud ik een keertje met mijn arm zodat de hand weggaat en duw mijn hoofd weer in mijn kussen. Ik voel me al stukken beter, het voelt alsof ik een lange tijd geslapen heb en mijn hoofdpijn is weg. En natuurlijk heb ik geen rode droom gehad, dus ook geen buikpijn.
'Dimitri.'
Ik blijf verbaasd liggen. De stem is een beetje hoog- hoger dan die van Jayden. Hij klinkt ook een stukje ouder. Met een kreun omdat ik me eigenlijk niet wil omdraaien ga ik op mijn rug liggen en open mijn ogen. Het duurt nog even voordat mijn ogen aan het felle licht gewend zijn dat door de ramen naar binnen valt. Ik hoor niets anders dan mijn eigen ademhaling, geen Weerwolven die opstaan of zich aan het aankleden zijn.
Ik knipper met mijn ogen en ga overeind zitten. Naast me zit Tom. Zijn donkerbruine, korte haar lijkt bijna goud door het zonlicht en zijn bruine ogen glinsteren. Verbaasd kijk ik hem aan, wachtend op het moment dat hij verteld waarom hij er is.
'We hebben je maar laten uitslapen. Gaat het beter?' Geeft hij uitleg en stelt een vraag tegelijkertijd. Dan besef ik me dat de praktijk examenopdracht vroeg in de ochtend zou zijn, en nog iets veel belangrijkers. Nog voor ik mijn mond open kan doen onderbreekt hij me. 'Vanmiddag, nog voor de maan aan de hemel staat. Ik zal met je meelopen. Het is een parcours.'
'En iets wat de Oefenroedels heet?'
'We hebben dit jaar één ding aangepast. Er waren Alfa's te kort dus heeft elke Oefenroedel nu twee Alfa's en voor de rest de normale indeling.' Deelt hij mee. Ik wacht tot hij doorgaat met praten en het irriteert me als hij dat niet uit zichzelf doet.
'Dus, met wie zit ik in een Roedel? Jayden?'
'Tyler.'
Ik kan wel huilen.
~ *** ~
Het is een tijdje later. Hij vertelde me dat hij nog iets te zeggen had, maar na mijn tirade over dat ik bij Tyler in de Oefenroedel zit moest ik van hem eerst gaan afkoelen. Hij wees me de opslag toe en grommend in teken van verzet liep ik naar de ruimte toe en viste een ruwe handdoek uit de kamer. Zonder over mijn schouder te kijken loop ik het kasteel uit, richting een riviertje een stuk dichterbij dan het meertje waar ik een pauze hield tijdens het rondje hardlopen van gisteren.
Ik kleed me snel uit en spring in het water. Het voelt geweldig om het water in te duiken en dicht bij de kant te blijven drijven. Ik open mijn ogen en de zon dwingt me om weg te kijken. De lucht is blauw met een paar witte wolken die langzaam bewegen. Er staat nauwelijks wind. Ik kijk van de ene waterkant naar de andere en vraag me af hoe snel Jayden naar de overkant zou kunnen zwemmen. Het antwoord is waarschijnlijk héél snel.
Zodra ik uit het water kom ga ik in de zon liggen om op te drogen. Binnen zeker vijf minuten is dit al gebeurd en ik draai me om zodat ik op mijn buik lig. Het voelt niet zo fijn als op mijn rug, hoewel het makkelijk te doen is op het zachte gras.
Terwijl ik daar lig vraag ik me af hoe ik het voor elkaar moet gaan krijgen om Tyler niet in elkaar te slaan als we samen een Roedel leidden. Ik hoop dat Sander, Zander en Xander in een andere Roedel zijn ingedeeld. Dan durft hij vast nauwelijks iets te doen. Ik hoop ook dat de tenten die ze gaan opzetten bij het bos niet te ver van elkaar staan, zodat ik regelmatig naar Jayden toe kan.
Ik gok dat ze zeker vijftig stappen van elkaar afstaan. Dat zal mij wel weer overkomen, dat ik een eindje moet lopen om bij mijn vrienden te zijn. Dan hoop ik in elk geval dat Anita-Elsa, Jolien of Nikki ook in mijn Roedel zitten. Hun mag ik ook wel.
En ik moet nog met Anita-Elsa praten. Dat was ik eigenlijk gisteren van plan toen dingen anders liepen en ik in het bos ben flauwgevallen. Ik weet nog steeds niet of de kamer die ik zag kwam door een Gave of dat ik gewoon gek word. Bij de eerste mogelijkheid probeer ik na te denken waarom: De stem van de oudere man kwam me niet bekend voor en ik heb niets met Hnall, waarom zouden een van hen mij hun gesprek willen laten zien?
Ik lig nog peinzend een paar minuten in de zon voordat ik me besef dat Tom nog in de slaapzaal op me zit te wachten en hij is de jury. Ik kan hem maar beter te vriend houden en zo snel mogelijk mijn kleren weer aantrekken en teruggaan. Daarnaast ben ik ook benieuwd wat hij nog meer te zeggen heeft.
Het voelt vies mijn oude kleren weer aan te trekken. Ik kan me nog herinneren hoe moeder me een tweede setje aanbood en ik tegen haar zei dat ik prima vijf dagen in een setje kan lopen. Wat ik natuurlijk over het hoofd zag was dat we veel tijd in de natuur zouden moeten doorbrengen. En hoe kon ik weten dat ik aan een modderige waterkant zou flauwvallen?
Ik leg de ongebruikte handdoek weer terug in de kamer waar hij vandaan kwam. Brandend van nieuwsgierigheid maak ik de dunne houten deur naar de slaapzaal open om te zien dat Tom in kleermakerszit op het schapenwol zit en uit zijn fantasieën word gehaald door het geluid van de deur.
Ik ga naast hem in dezelfde houding zitten en wacht tot hij iets gaat zeggen. Pas als hij een hele minuut lang heeft gezwegen besluit ik zelf mijn mond open te doen.
'Je wilde me nog iets vertellen?'
Hij richt zijn aandacht nu pas op mij, alsof hij zich er nu pas volledig van bewust is dat ik naast hem zit.
'Ik hoorde van je vader – Alfa Alfred – dat hij je zwaardlessen gaf. Of in andere woorden, hij leerde je om je Magie te gebruiken. Het leek ons allebei een goed idee als ik dat zou voortzetten, aangezien hij een stalling heeft die hem bezighoudt.'
Ik blijf even stil voordat ik antwoord geef. Ergens voel ik woede opborrelen, maar ik duw het weg. Vader wilt alleen dat ik mezelf kan verdedigen, meer niet.
'Volgende week zullen we ermee beginnen. Zorg dat je het boek van de Magie van de Aarde bij je hebt.'
'En hoe weet ik dat je het boek niet van me steelt, zodat Arthur en Chris het kunnen lezen?'
'Ze beheersen de Magie al.'
'Ik weet dat er maar één exemplaar is van elk boek van de Magie.'
'Je kan me vertrouwen, Dimitri. Net zoals je vader heb ik alleen het beste met je voor.'
Maar hij is niet zoals mijn vader en ik weet dat hij andere doeleinden heeft. Ik denk niet echt dat hij het boek van mij zou stelen, zelfs niet als de Magiër gebroeders het aan hem vragen. Het zou mijn vertrouwen in hem erg beschadigen en het is er al nauwelijks. Ik zou graag nee willen zeggen tegen zijn lessen hoewel ik zeker weet dat ik toch geen keuze heb.
'En wat als ik weiger?'
'Ik vrees dat je dit aanbod niet kan weigeren. Het is voor je eigen veiligheid, om ervoor te zorgen dat je-'
'Stop met de woorden van mijn vader herhalen.'
En hij is kwaad. Hij is hier de Alfa, de leider, de jury. Hij wordt gecommandeerd door een leerling. Ik krimp een beetje in elkaar onder druk van zijn dreigende blik.
'Prima. Sommigen leren alleen op de harde manier.'
En nog voor ik me weg kan bewegen of zijn handen kan wegslaan pakt hij me bij de achterkant van mijn kraag en duwt me op de grond. Binnen twee seconden zit ik voor zijn voeten, op mijn knieën. Binnen drie seconden ligt mijn hoofd ook op de grond en haalt hij zijn hand van mijn tuniek af.
Het doet meer pijn dan ik me had voorgesteld, om op mijn knieën gedwongen te worden. Tot nu toe was het nog nooit gebeurd en met mijn gedrag leek het me wel logisch dat het een keer zou gebeuren, maar niet nu. Niet door Tom. Niet zo ruw.
'Ik eis een bepaalde mate van respect van je, Dimitri. Je hoeft niet gelijk door je poten te zakken- maar dit gaat te ver. Ik bepaal hier wat er gebeurt, begrepen?'
Iets in me zegt dat ik overeind moet komen, mijn hoofd van de wol moet tillen, zwijgen, schelden. Het doet alleen meer pijn dan ik had verwacht, het verraste me en mijn trots is letterlijk op de grond gesmeten. Het voelt alsof ik heb gefaald en er een grote menigte is om me ervoor uit te lachen. Ik had er rekening mee moeten houden dat hij ook een zekere mate van vertrouwen in iemand heeft.
Dit is mijn eigen fout. Ik had beter moeten nadenken.
'Ja.'
'Geef me een heel antwoord.'
'Ja, ik begrijp het.'
'Wat begrijp je?'
En ergens knapt er iets.
'Dat u een hogere positie hebt dan ik. Dat u een meer respectabel persoon bent en ik naar u zou moeten luisteren. Dat ik eigenwijs was terwijl ik had moeten instemmen. Dat ik uw hulp weigerde. Ik begrijp het, oké? Kan ik nu alsjeblieft overeind komen?'
Voor een paar seconden is het doodstil. Ik gok dat hij inwendig aan het vieren is dat hij me op mijn knieën heeft gekregen. En ik dank iedereen die er verantwoordelijk voor is dat niemand het gezien heeft. Dat mijn trots door de grond geboord is vind ik al erg genoeg- laat staan dat Tyler er de volgende dag ook nog doodleuk grapjes over zit te maken en het aan iedereen verteld die het horen wil.
'Sta op.'
Langzaam en met mijn blik naar de grond gericht sta ik op. Voor de zeven seconden die ik erover deed doet het behoorlijk veel pijn. Ik wacht tot hij iets gaat zeggen of simpelweg weg gaat lopen. Ik denk niet dat hij het laatste gaat doen. Nu hij eenmaal zijn machtspositie heeft opgeëist zal hij het er ook wel extra in willen wrijven.
'Volgende week, met je boek van de Magie van de Aarde. Begrijp je dat?'
'Ja.'
'Kijk me aan als je antwoord geeft.'
Met de meest vuilste, dodelijkste en haatvolle blik die ik kan maken kijk ik naar hem op, recht in zijn bruine ogen. Bij het zien van mijn kwade blik lijkt hij juist blij te worden, er verschijnt een kleine glimlach op zijn gezicht.
'Ja, ik begrijp het.'
Ik kan niet voorkomen dat mijn stem trilt van woede zodra ik halverwege ben. De triomf in zijn blik maakt mijn humeur er niet beter op en ik weet dat hij dat weet en dat precies de rede is waarom hij het niet probeert te verbergen.
'Mooi. Dan mag je me nu uitleggen hoe je gisteren voor zes uur spoorloos verdwenen bent.'
Hij was dus nog niet klaar met vragen stellen. Dat had ik niet verwacht. Ik vertrouw hem niet. Ik moet iets verzinnen, hem niet vertellen over de droom of wat het dan ook was. Maar ik zie in zijn blik dat dit de echte reden is waarom ik hem moet aankijken, zodat hij makkelijk kan zien of ik lieg.
'Ik stopte bij een klein meertje, een heel eind verderop. Ik was onvoorzichtig en gleed uit over de stenen rand. Ik kan het me niet goed herinneren, maar ik werd wakker met erge hoofdpijn. Waarschijnlijk ben ik op de stenen rand gevallen.'
Met zijn rechterhand gaat hij bedenkelijk over zijn kleine baardje heen terwijl hij me recht in mijn ogen aan blijft kijken, zoekend naar een teken dat ik lieg.
Ik lieg niet, ik laat alleen een deel van de waarheid weg. Dat is altijd het meest effectief, een deel van de waarheid in je verhaal stoppen. Het geeft je minder het idee dat je liegt, waardoor de ander ook minder het idee heeft dat je liegt. Tom lijkt me niet een persoon die veel kennis van personen heeft, hij zal niet zien dat ik lieg. Daarnaast, ik denk niet eens dat hij me zou geloven als ik de waarheid had verteld.
'Goed dan. Ik vertrouw je, Dimitri, maar ken wel je plaats. Ik zie dat anderen heel gauw geneigd zijn je hoger dan zichzelf te zetten. Nou, zo'n persoon ben ik dus niet. Ik vind het ook niet fijn om je op de grond te duwen. Als je de volgende keer luistert, zie ik niet hoe dit een gesprek een probleem kan vormen voor ons.'
Hij is weer aardig en probeert me duidelijk te maken dat hij gewoon wilt vergeten dat dit gesprek ooit heeft plaatsgevonden. Als hij zou weten hoe graag ik zou willen dat het oprecht niet was gebeurd zou zijn glimlach nog veel groter zijn.
'Ik ook niet.'
'Dan zie je avond om vijf uur op de open plek.'
Met die woorden loopt hij de slaapzaal uit en doet de deur netjes achter zich dicht.
Het is stil. Ik ga op de grond zitten en denk na over wat er net is gebeurd en of het erg was. Het was niet slim van me om hem te commanderen. Maar ondanks dat lijkt hij er niet zo'n groot probleem mee te hebben, waar ik blij mee ben. Niet omdat ik ook maar iets om zijn gevoelens geef, hij moet me les gaan geven in mijn Magie en loopt vanavond nog samen met mij het parcours. Het is beter om hem als een vriend te hebben.
Ik ga mijn best doen om het niet weer te verpesten. Dat zou slecht zijn voor ons allebei, vooral voor mij.
~ *** ~
'Maar ben je echt wel beter?'
'Ja, Anita. Het gaat wel, echt.'
'Is je hoofdpijn weg?'
'Als je stopt met vragen stellen gaat het vast wel weg.'
Het is vier uur, nog één uur en ik ga het parcours doen. Anita vertelde me dat het niet zo moeilijk was en ik er met mijn hardlopen makkelijk doorheen zou moeten komen. Jayden heeft nog niets gezegd en zit vlak naast me met zijn arm tegen de mijne terwijl hij ruimte genoeg heeft om weg te schuiven. Ik denk dat het simpelweg zijn manier is om me te laten weten dat hij zich schaamt omdat hij zo bezorgd was en toch blij is dat ik oké ben.
Ik kijk om me heen om te zien of Jolien of Nikki hier ook ergens zijn. Ik zou denken dat als Anita-Elsa ergens is Jolien – en dus Nikki – er ook zouden zijn maar ze zijn nergens te zien.
Ik kan de teleurstelling die ik voel niet goed plaatsen. Ik vond Jolien aardig en haar vriendin Nikki ook. Met de anderen heb ik nog niet gepraat en daar heb ik eigenlijk geen probleem mee. Ze leken me niet zo aardig, alleen Nikki viel me veel op.
Net als ik mijn mond open wil doen om iets te zeggen springt Rängri op mijn schoot en begint kwispelend kopjes te geven. Ik til hem onder zijn oksels op en duw mijn neus tegen de zijne aan. Zijn staart zwiept af en toe tegen mijn armen aan en hij begint enthousiast te grommen als ik hem langzaam op en neer beginnen te wiegen en lach.
Hij klimt vanaf mijn schoot op mijn schouder en gaat daar zitten om met mijn haar te gaan spelen. 'Klaar om te gaan?' Vraag ik aan hem. Hij gromt vrolijk en zet zijn klauwen stevig in mijn tuniek als ik opsta om een rondje door het kasteel te lopen om op te warmen voor het parcours.
Of om me voor te bereiden op nog meer tijd met Tom. Ik denk dat ik daar meer voorbereiding voor nodig heb dan voor wat dan ook.
~ *** ~
Hij staat al te wachten als ik met Rängri op mijn schouder aan de rand van de zandplek kom. Hij begroet me met een vergevende glimlach en werpt een blik op het bos voordat hij zich weer naar mij toe draait.
'Het parcours is ongeveer vijftien minuten als je rent en een half uur als je jogt. Het gaat ook om de manier hoe je over de obstakels heen komt. We rennen samen, halverwege het parcours zal Chris staan om een magisch obstakel op de weg te leggen. Wees dus voorbereid.'
Ik knik en nog voor ik het goed doorheb zijn we al begonnen. Een fijn tempo, niet zo vermoeiend als rennen maar sneller dan joggen.
Het eerste obstakel is een lange tak die dwars op kniehoogte op twee stenen is gelegd. Tom rent naast me en haast zonder onze passen te vertragen springen we over de tak heen. Ik neem aan dat de eerste drie minuten een paar façades zijn om op te warmen en dan het echte werk begint.
En ik had gelijk. De meeste hindernissen moet je bij springen of zigzaggen, maar na drie minuten ploegen we door een poel van water heen die tot mijn heuphoogte reikt en duidelijk gemaakt is door de Magie van het Dauw. Als ik even niets zie op het pad kijk ik opzij naar Tom, die zijn tempo een beetje inhoud om de mijne bij te houden. Verder heeft hij veel minder problemen met springen hoewel hij zijn tempo moest verhogen om me bij te houden door de poel heen. Ik vraag me af of hij wel kan zwemmen.
Na de poel moeten we twee keer klimmen waar hij weer veel beter in is. Na het tweede klimobstakel geef ik mezelf vijf seconden de tijd om diep in- en uit te ademen. Tom zegt niets en kijkt ongeduldig tot ik weer begin te lopen, in een iets trager tempo.
Terwijl we samen over nog een paar takken springen begin ik me af te vragen hoe de magische hindernis eruit gaat zien en wat ik ermee zou moeten doen. Ik heb aan Anita gevraagd welke obstakels er waren en ze heeft me over alles verteld behalve een magische. Ik weet dat ze hem voor mij hebben opgezet en vraag me af of het iets te maken heeft met mijn eigen Magie.
Misschien is het wel onzichtbaar. Ik zou goed naar het pad moeten kijken, om te kijken of het zand niet verraadt waar het is.
Nu komt een uitdaging. Voor me is een modderpoel – ook gemaakt door de Magie van het Dauw – die tot mijn onderlijf gaat. Het is onmogelijk me hier snel in te bewegen. Ik kijk opzij naar Tom om te zien of hij een betere techniek heeft, maar zoals een goede jury dat doet verraadt hij niets en doet hij mij na. Ik moet zelf zien hoe ik hier sneller in ga.
Ik ben nog nooit eerder door een diepe laag modder heen gegaan. Ik nam altijd een omweg eromheen. Met mijn armen kan ik een iets sneller gaan hoewel het niet veel scheelt.
'Gebruik je Magie van de Aarde.' Ik kijk even naar hem opzij, recht in zijn bruine ogen voordat ik me weer focus op de massa voor me.
'Je Magie, Dimitri.' Hij zet meer kracht achter zijn stem, laat hem commanderend klinken. Ik vraag me af of hij me zal proberen me verdrinken in de modder als ik niets toe.
Ik had het bijna goed. Hij pakt me weer bij de achterkant van mijn kraag en als een soort tam dier houdt hij me vast, tot ik naar hem kijk en hij naar de modder knikt.
In elke andere situatie had ik me los gewurmd of gewacht tot hij me verslagen loslaat. Dan dringt het besef tot me door dat dit mijn examen is en elke seconde die ik langer in deze modderpoel doorbreng me een slechtere score geeft.
Ik neem aan dat ik geen keuze heb. Hij ziet er niet uit alsof hij van plan is mij los te laten. Onder de modder richt ik mijn handen op de grond, adem een paar keer in- en uit en het volgende moment sta ik op een stuk sterkere aarde in plaats van de modder. Het is een smalle strook die zich mengt met de echte aarde aan de rand van de modderpoel, net breed genoeg om eroverheen te lopen.
Achter me hoor ik Tom vloeken als hij zich beseft dat ik hem geen ondergrond heb gegeven. Ik weet zeker dat hij me de nek wilt omdraaien als ik blijf doorlopen, maar hij haalt me toch wel in. Daar heeft hij mijn hulp niet voor nodig.
Ik ga over nog zeker drie hindernissen voordat ik zijn snelle voetstappen achter me hoor. Dat heeft hij nog best snel gedaan, ik dacht hij er vijf hindernissen over zou doen. Ik neem aan dat zijn woede hem een beetje geholpen heeft.
Hij komt naast me lopen en ik verwacht bijna dat hij me de grond in gaat slaan. Hij blijft echter stil naast me lopen en ik hoop dat ik hem oprecht niet te kwaad heb gemaakt.
We lopen zeker twintig stappen zonder dat er een hindernis in onze weg komt. Tom stopt en kijk achterom. Daarna kijkt hij weer even van mij naar de bosrand en weer terug alsof hij zijn opties aan het overwegen is. Ik wacht geduldig, ik denk niet dat de tijd dat hij ons laat stoppen met lopen meetelt voor mijn eindtijd.
Dan draait hij zich naar me om en ik ben verbaasd over hoe bezorgd hij kijkt.
'Hier had Chris moeten staan.'
'Waar is hij dan?'
'Hij moet hier dichtbij zijn. Kom mee.'
Ik loop achter hem aan en het zorgwekkende gevoel dat er iets verschrikkelijk fout is dringt een paar seconden voor de hoge schreeuw binnen.
En voor ik het weet rennen we.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro