Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk één

       ''De emotie van de Magie van de Aarde is bescherming, verantwoordelijkheid. Als iemand echt van iemand houdt, zoveel dat diegene voor de ander wilt sterven, zal dit soort Magie die persoon helpen te beschermen. Als een muur voor een kasteel. Valt de muur, zo valt het kasteel. Valt het kasteel, zo valt de muur.''

       - Boek Magie van de Aarde, bladzijde één

       Ik heb Magie altijd al interessant gevonden. Toen ik klein was zat ik in de bibliotheek Magie te studeren, dag in dag uit. Dat was leuk, maar daar heb ik nu nauwelijks tijd voor. Daarnaast moet ik de paardenpleisterplaats over te nemen van vader, dan heb ik al helemaal geen tijd meer voor Magie. Jammer.

       Het was een bibliotheek met een geheime afdeling voor Weerwolven. Het lag in een klein dorpje van de mensen dat zich een eindje verderop van ons dorp begaf. Boven de ingang – die tevens ook de uitgang was – hing altijd het bordje 'Magie is voor iedereen'. Er was veel kritiek over dat simpele bordje, aangezien mensen Magie kunnen gebruiken maar dat niet doen. De grootste oorzaak daarvan is dat de mensen geen Magie studeren en omdat ze de benodigde emotie niet sterk genoeg maken. Magie kan ''beheerst'' worden in twee manieren. Of je maakt de emotie die de soort Magie nodig heeft sterk genoeg, of je studeert het. Studeren zit er voor de mensen niet in, aangezien zij nog niet eens weten dat Magie bestaat en alleen degenen die er veel voor over hebben kunnen het een beetje beheersen door de emotionele kant. Het maakte mij niets uit, zolang ík het maar kon studeren.

       Drie jaar later moest de bibliotheek gesloten en afgebroken worden omdat de mensen bijna de geheime afdeling hadden ontdekt. De studeerboeken zijn nu verspreid geraakt over het dorp en de omgeving. Het boek van de Magie van het Duister is nooit meer teruggevonden en het boek van de Magie van de Aarde ook niet, maar die laatste is logisch, aangezien ik het boek onder mijn matras heb verstopt. Ik ga niet stoppen met studeren met de rede dat simpelweg de bibliotheek gesloten is. Zodra ik de tijd heb – wat meestal 's avonds laat is – pak ik het boek onder mijn matras vandaan en leer zo goed als ik kan. Ik moet dit allemaal stiekem doen, vader wilt dat ik me compleet focus op hoe ik een paardenpleisterplaats moet beheren. Ik weet zeker dat hij het boek gelijk van me afpakt wanneer hij weet dat ik het heb.

       Anita-Elsa kan wel openlijk studeren. Sterker nog, haar moeder staat erop. Ze studeert de Magie van het Licht, wat simpelweg als ''genezing uit het hart'' beschreven wordt. Het is, zoals de naam zegt, genezing op wilskracht. Haar moeder en zij hebben samen een kleine kliniek waar ze Weerwolven genezen, voor maar een paar goudstukken. Veel goedkoper dan de dokters die hier vroeger woonden maar nu uit het dorp verdwenen zijn.

     Anita-Elsa zelf heeft ook een hart van goud. Ze is er altijd voor iedereen, is altijd vrolijk en heeft een goed gevoel voor humor. Daarnaast speelt ze fantastisch harp – wat haar flink wat goud oplevert op de markt. Als ze tijd over heeft spendeert ze een uur aan het maken van een perfect stukje houtskool, om er daarna voorzichtig mee over ruig perkament te schrijven. Ik mocht een keertje een stuk van haar verhaal lezen en om eerlijk te zijn, volgens mij is ze goed. Ze is ook altijd in het groen gekleed: met een turquoise tuniek, haar donkerblonde haren zorgvuldig opgestoken in een paardenstaart en kastanjebruine ogen die schitteren van geluk.

       Jayden is precies het tegenovergestelde van Anita-Elsa, de meesten zijn bang voor hem. Dat komt meer doordat hij in staat is heel intimiderend over te komen en liever geen nieuwe vrienden maakt. Hij zit op vechtsport en dat maakt zijn reputatie er niet beter op. Ondanks iedereen hem zo ziet, ben ik nooit van zijn zijde geweken – en hij nooit van de mijne. Hij houdt van zwemmen en ik ook, wat we vaak doen in de rivier een paar duizend stappen van het dorp. De enige waarmee hij het soms niet goed kan vinden in onze groep is Violet. En dat is wederzijds.

       Dat is ook logisch. Waar Jayden liever doet waar hij goed in is, jagen bijvoorbeeld, wilt Violet nieuwe dingen ontdekken en leren. Ze wilt met zoveel mogelijk wezens bevriend zijn en bij die wezens in de buurt blijven. Waar Jayden een onbekende staal negeert of zelfs wegjaagt met zijn dodelijkste blik, kan iedereen altijd met Violet praten. Twee totaal verschillende werelden, twee totaal verschillende personen.

       Maar dat terzijde, ik had het over Magie. Ik heb vroeger ook geprobeerd mezelf kleine trucjes van een paar andere soorten Magie aan te leren, bijvoorbeeld de Magie van het Vuur. Daardoor kan je vonken uit je handen laten springen zonder jezelf te bezeren. Dat kan handig zijn als je in het bos bent, geen vuur hebt, geen lucifers, maar wel hout.

       Dat trucje kostte me langer om te leren dan ik hoopte, aangezien de Magie van het Vuur op de emotie liefde werkt, en ik nog nooit echt verliefd ben geweest. Uiteindelijk had ik het eindelijk onder de knie, maar ik verleerde het ook zo weer. En sinds het boek niet meer in de bibliotheek ligt, kan ik het mezelf niet meer aanleren. Ik dacht dat ik het nog wel een beetje kon, maar ik ben het helemaal verleerd.

       Daar ben ik helaas net pas achter gekomen.

       'Schiet op! Ik steek je nog in brand met die lucifers, jij-' Sist Jayden in mijn oor. Het is een open plek zonder gras die bekend staat om hoe eenvoudig het is om er kleine feestjes te geven. In het midden ligt een kring van stenen met in het midden brandhout, het enige wat er nog ontbreekt is een warm vuurtje.

       'Rustig Jayden, ik heb hem bijna.' Zeg ik snel terwijl ik voor de zoveelste keer deze avond met mijn vingers knik. Er gebeurt niets en nu onderhand ook geïrriteerd vraag ik me af wat er nog in de weg staat. Volgens de bladzijdes van het boek van de Magie van het Vuur die ik me nog kan herinneren doe ik alles goed, perfect zelfs.

       'Dat zeg je al een uur!' Roept hij geërgerd uit. Ik zucht diep en trek mijn hand terug, terwijl ik verslagen naar het hoopje hout kijk. Voor het eerst in een tijdje til ik mijn hoofd op om de bomen te zien die een kwart stap uit hun natuurlijke grens over de open plek heen bungelen. Rond de stapel hout liggen boomstammen dwars over de grond, zodat je erop kan zitten. Anita-Elsa, Violet, mijn broertje Max, vader, Jayden's zusje Suzanne en zijn vader Harold zitten op de stammen en zijn al vijf minuten geleden gestopt met praten. Jayden heeft de lucifers in zijn handen en heeft zijn dodelijkste blik opgezet.

       Ik begrijp wel dat Jayden kwaad begint te worden. Ik sta hier in het echt pas een kwartier, maar het vuur had al lang aan moeten zijn. Ze kijken me allemaal aan met blikken gevuld met irritatie, de enige die het probeert te verbergen is Anita. Ik durf mijn ogen even van de omgeving af te wenden en kijk Jayden recht in zijn rivierblauwe ogen aan. Ze kijken zacht gezegd, kwaad. Woedend. Ziedend. Is er nog een hogere stage van woede? Ik denk het niet.

       Hij en zijn vader hebben samen een slagerij die een tijdje verderop van mijn huis staat. Het is een klein gebouw, maar groot genoeg om er goed mee te verdienen. Bij hun laatste jachtpartij in het bos hadden ze een goede oogst gehad, maar liefst vier herten in plaats van twee. Jayden's vader besloot dat het een goed idee was om er eentje samen te roosteren, gezellig met zijn allen, boven een kampvuurtje. Het vuur dat ik nu maak.

       In elk geval, dat ik probéér te maken.

       'Ik pak de lucifers.' Roept Jayden uit en hij graait in zijn jaszakken. Hij haalt er een pakje lucifers uit en staart me aan, met een dodelijke blik. Zijn geduld is op, dat is wel duidelijk. Ik zucht en kijk toe hoe hij een leren pakje met scheve lucifers van zijn leren gordel afhaalt. Het stukje wolvenvacht dat eraan hangt is handmatig goed vastgemaakt aan de gordel, per ongeluk zal het niet loslaten.

       Hij gaat naast me op de grond zitten, vouwt het zakje open en haalt er een lucifer uit. Tenminste, als je wat hij in zijn hand heeft al een lucifer kan noemen. Het is door het midden gebroken en ik vraag me af of hij er het vuur mee aan gaat krijgen.

       'Mag ik het dan aansteken?' Vraag ik aan Jayden, waarbij ik goed op de toon van mijn stem let. Hij draait zijn hoofd half opzij, met een geïrriteerde en wegjagende blik in zijn ogen. Iedereen om ons heen zwijgt even en kijkt op, benieuwd waar deze conversatie heen leidt.

       'Als je dat in de Heilige Bonnie haar naam iets sneller doet, je lijkt wel Lycaon.' Gromt hij en hij gooit het slordige pakje lucifers in mijn richting. Ik vang de het pakje met één hand en draai me om richting het vuur om het aan te steken. De gesprekken beginnen weer en Jayden ploft met een geïrriteerde zucht op een van de stronken neer.

       Nadat het vuur was aangestoken begonnen de verhalen. Jayden moest blijkbaar wat energie kwijt, aangezien hij constant zat te praten over zijn oom die van het Zuiden kwam en hierheen was gevlucht toen in het Zuiden de pest uitbrak. Vader vond het leuk om over die tijd te praten, niet zozeer omdat hij het had meegemaakt – maar zijn vader had hem er veel over verteld. We wachtten nog even met het eten, mijn draakje Rängri was er nog niet. Dat kon niet lang duren, ik had hem gisteren verteld dat we hertenvlees gingen eten. Hij houdt van alle soorten vlees, maar herten zijn duidelijk zijn lievelingseten.

       En inderdaad, na twee minuten wachten hoorde ik de bladeren ritselen en sprong Rängri vanaf een laaghangende tak op mijn schoot. Zijn zilveren schubben weerkaatsten het licht van het vuur, waardoor ze oranje lijken.

       Hij is een Zilverdraakje, een Weerwild dier. Niet groter dan puppy. Levensgevaarlijk. Ik kan me nog goed herinneren dat ik door het bos liep en hem tegenkwam. Hij schrok toen ik tussen de bomen vandaan kwam en probeerde bij me weg te springen, waardoor ik gelijk opmerkte dat allebei zijn voorpootjes gebroken waren. Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd. Ik pakte hem op en rende ondanks zijn tegengestribbel naar het huis van Anita-Elsa, waar haar moeder met één zwaai van haar hand en één Latijnse toverspreuk Rängri helemaal genas. Sindsdien zijn we altijd samen geweest. Hij is simpelweg nooit meer weggegaan.

       Het was tijd om te eten. Opgewekt keek iedereen naar Jayden en zijn vader, die al naast de grote rugzak stonden die ervoor was gemaakt om rauw eten een eindje mee te sjouwen.

       Jayden heeft het jagen al op jonge leeftijd geleerd van zijn vader, zodat hij mee kon helpen met de jacht. Suzanne heeft goed geleerd hoe ze alles in de winkel moet ophangen waar Harold haar nog steeds dagelijks mee helpt. Hij wou haar eigenlijk ook leren jagen – maar ze kon het niet over haar hart krijgen om een dier te doden.

       Jayden daarentegen heeft me weleens verteld over hoe hij jaagt. Heel soms, als zijn familie een paar dagen al geen eten heeft gehad, veranderd hij tegen de regels van zijn familie in een Weerwolf. Hij sluipt 's nachts uit huis, aangezien de transformatie alleen in de nacht kan plaatsvinden. Daarnaast duurt het vijf minuten en met het stukje wolvenhuid aan zijn gordel – die elke Weerwolf heeft – kan hij zichzelf onder controle houden. Het zijn erg pijnlijke minuten maar voor zijn familie heeft hij het over. Ik snap hoe hij denkt, hoewel ik tegelijkertijd niet wil dat hij zichzelf zoveel pijn doet.

       Hij neemt een sprint en schiet achter een hert aan, handig manoeuvrerend tussen de bomen door, gevoed door zijn eigen honger. Kleinere prooien ontsnappen hem makkelijk, maar een hert is ten dode opgeschreven. Hij vertelde me dat hij het hert onderuit tackelt en het dan snel dood met één uithaal van zijn klauwen. Je kunt veel van hem zeggen – heel veel – maar iets laten lijden is niet zijn stijl.

       Hij verandert bijna elke maand wel in een Weerwolf, terwijl de rest van onze groep dat zelden doet. De simpele rede is dat niet nodig is en het veel pijn doet. Ik kan me voorstellen dat jaren geleden, toen iedereen nog jaagde, het nodig was om te overleven – maar nu kan ik vlees zelfs met een vriendenprijsje krijgen bij Jayden.

       En daarnaast – qua innerlijk lijk ik toch iets meer op Suzanne. Jagen en doden past totaal niet bij mij. Sterker nog, ik verzorg al mijn hele leven paarden. Naast het huis staat een grote stalling met stappen en stappen weide erachter, er staan roekeloos veel paarden in – toch is geen een van de paarden werkelijk van ons. Het is een vredig bestaan, ik zou er niets anders voor in de plaats willen doen.

       Al helemaal niet iemand vermoorden.

       Het vlees is al in reepjes gesneden, het vuur rijst op happend naar de licht boven zich. Het enige wat ons nu nog rest is takken zoeken on het vlees mee boven het vuur te houden.

       Anita springt gelijk op. Haar donkerblonde haren lijken blonder en er ligt een enthousiaste blik in haar schitterende kastanjebruine ogen. Ze draait zich om naar Violet waardoor haar lange, turquoise tuniek een beetje omhoog zweeft. 'Kom je mee? Wij halen die takken wel.' Glimlacht ze. Violet gaat iets minder blij staan en veegt haar lichtblonde haar uit haar gezicht. Zodra het tot haar doordringt dat ze het bos in gaat lopen, lichten haar lichtblauwe ogen op van vreugde. 'Prima.' Daarna draait ze zich naar ons om. 'We zijn zo weer terug! Letten jullie op het vuur?' Ik en Jayden knikken tegelijkertijd, maar ik ben de enige die voor het vuur neerknielt en er zachtjes in blaast.

       Vijf minuten later komen ze terug met negen takken met redelijk scherpe punten. Violet heeft er twee, zodat ze niet op haar prachtige sneeuwwitte jurk knoeit. Ze pakt ze vast met een pijnlijke blik in haar ogen. Het liefst zou ze net zoals wij met één stok eten, maar het risico is te groot dat ze een vlek op haar kleding krijgt en haar ouders erachter komen dat ze hier was. Haar ouders zijn van adel en willen dat Violet als hun enige dochter een keurige opvoeding krijgt, zo zuiver als mogelijk. Ze willen dat ze met edelmannen omgaat in plaats van simpele Weerwolven zoals iedereen hier op de open plek. Gelukkig is Violet helemaal niet zo'n soort persoon en sluipt ze uit huis om met ons mee te gaan. Als haar ouders wisten dat ze hier was, zouden ze haar gelijk woest laten ophalen. Daar ben ik zeker van.

       ~ *** ~

       Ik weet zeker dat Rängri in totaal meer hert op heeft dan ik. Het ene moment zat hij op mijn schoot op zijn eerste stukje te kluiven, het volgende moment lagen er al zeker resten van vijf stukken op mijn schoot en was hij met zijn zesde bezig. Ik verloor al helemaal de tel toen vader me aanstootte. 'Ja?' Vraag ik en ik kijk naar hem op. Zijn kastanjebruine ogen lijken net zoals Rängri's schubben oranje in het licht van het knetterende vuur.

       'Zoon ik ga je een vraag stellen. Beloof me dat je me niet negeert.' Meestal als hij dat vraagt heeft het te maken met iets wat ik niet leuk ga vinden. Sterker nog, ik weet al bijna zeker wat hij gaat vragen. 'Oké.' Zucht ik.

       'Van mijn vader heb ik zwaardlessen gehad.' Begint hij, zijn stem dempend. Ik kan nog een zucht niet binnenhouden. Hij is van plan precies te vragen wat ik verwachtte dat hij ging vragen.

       'Zucht niet zo. Luister, als je écht niet wilt leren hoe je met een zwaard moet vechten,' Hij denkt even over zijn woorden na. Kiest ze zorgvuldig. 'Laat me je dan tenminste leren hoe je jezelf kunt verdedigen met een zwaard.'

       Ik zeg niets. Er valt een korte stilte tussen ons terwijl de rest vrolijk doorpraat over koetjes en kalfjes.

       'Ik wil niet dat je later iets overkomt. Ik hóóp niet dat je later iets overkomt. Maar als er dan iets gebeurt, wil ik dat je jezelf kunt beschermen. Dat als er wachters komen, voor welke reden dan ook, dat je ze bij je vandaan kan houden. Of ze weghouden van iemand anders.'

       Weer valt er een korte stilte en bereid ik me voor om voor de zoveelste keer ''nee'' te zeggen, tot ik me besef dat hij het me waarschijnlijk mijn hele leven zal blijven vragen. En op zich was zwaardvechten niet een heel groot probleem, toch? 'Oké.'

       'Vanavond, elf uur, achter de stallen. Als je er niet bent, dan-' Sist hij met een dreigende blik in mijn ogen. 'Pap, als ik eenmaal 'oké' zeg, dan blijft het ook 'oké'.' Onderbreek ik hem.

       'Bewijs dat dan maar.'

       Hij draait zich de andere kant op, om met Jayden te praten over zijn vader. Mijn aandacht wordt naar de andere kant getrokken, door zachte tikjes tegen de zijkant van mijn been. Ik kijk opzij en zie daar Rängri, op zijn rug liggend met de resten van het vlees om hem heen. Hij laat een laag gromgeluid horen als teken dat hij geholpen wilt worden. Ik pak hem vast en til hem op mijn schoot waar hij voor zover hij dat kan met zijn dikke buik zich oprolt en in slaap valt. Vader zegt niets over de afspraak, maar hij kijkt niet overtuigd. Daarvoor heb ik hem al een paar keer te lang laten wachten.

       ~ *** ~

       Op de terugweg is het al donker. Max komt pas later, hij ging nog langs een vriend blijkbaar. Het grind knarst onder mijn voeten en onder die van vader. Er heerst doodse, onaangename stilte. Ik verwacht niet dat die nog lang gaat duren.

       'Dimitri,' zijn stem klinkt scherp als het door de stilte snijdt. Ik kijk op van het grijze pad, recht in zijn kastanjebruine ogen.

       Dat duurde niet lang.

       'Ja?' Reageer ik terwijl ik mijn blik niet van de zijne afwend. 'Je komt nog steeds? Geen vreemde verandering van mening?' Vraagt hij argwanend met een beetje sarcasme in zijn stem. Ik hou een zucht in en beloof hetzelfde als bij het kampvuur.

       'Ja, vader.' Antwoord voor ik voor de zoveelste keer in deze avond.

       Zijn ogen dwalen even af naar de huizen aan onze weerszijden. Na een tijdje schieten ze naar boven, naar de sterren die schijnen aan de hemel. Anita-Elsa heeft me ooit verteld dat de sterren andere werelden zijn en niet tekenen van de Heilige Bonnie, wat ik een geweldig idee vind maar gevaarlijk om de wereld in te helpen – de meeste Weerwolven houden er niet van om in iets anders te geloven dan de Heilige Bonnie.

       De hele weg terug zwijgen we en ontwijken elkaars blikken. Het lijkt uren te duren voordat we weer thuis zijn, terwijl het in ons hoge looptempo hooguit een kwartier kan zijn geweest. Ons huis doemt op tussen twee iets grotere huizen dan de onze. Het heeft een rieten dak en stenen muren met ramen omzet met hout, waar een beetje zacht oranje licht door naar buiten valt. Een lange schaduw beweegt zich voor het raam heen en weer.

       In de smalle voortuin ga ik wat langzamer lopen, zodat vader mij kan inhalen. Hij klopt een paar keer op de eikenhouten deur. 'Wie is daar?' De stem van moeder is duidelijk door de deur heen te horen. 'Alfred en Dimitri. We zijn terug.' Roept vader terug. Het geluid van een paar sloten die worden ontgrendeld wordt vervolgd door een opengaande deur. In de deuropening staat moeder, die ons glimlachend aankijkt.

       Ze heeft lang donkerblond haar dat golvend langs haar schouders over haar bruine tuniek valt. Haar oceaanblauwe ogen hebben een vrolijke gloed als ze ons beiden ziet. 'En? Hoe was het?' Vraagt ze terwijl ze opzij stapt om ons door te laten. 'Gezellig, dat zeker. En het was lekker.' Zegt vader. 'Alleen jammer dat jij niet kon komen.' Zeg ik als vervolg.

       'Ah, ik heb ook wel lekker gegeten.' Liegt moeder en ze werpt ons een bijna perfect geacteerde glimlach toe.

       'Dimitri, bedtijd.' Zegt ze gelijk, met een strenge toon in haar stem. Zo gezegd, zo gedaan. Denkt ze. Ik loop de krakende, houten trap op naar boven. Ik loop naar mijn kamer, sluit de deur achter me en merk al gelijk dat Rängri op mijn bed ligt te slapen, met een bol buikje.

       Dat is mooi, ik hoef hem niet wakker te maken. Ik ben toch niet van plan te gaan slapen.

       ~ *** ~

       Zodra ik moeder en vader de trap op hoor gaan om te gaan slapen – wat meestal wel een half uur duurt – open ik de deur van mijn eigen kamer en sluip zo stil als ik kan naar beneden. Toen ik klein was werd ik nog weleens betrapt, maar nu ben ik een expert. Zelfs de een na laatste tree, die het meeste kraakt, zwijgt. Maar dat kan ook komen doordat ik die oversla.

       Een paar minuten later sta ik weer in het bos, met de sterren - werelden - die helderder lijken te schitteren dan ooit. Ik graai in mijn zak en kijk op het zakhorloge. Over twee uur is het pas elf uur. Tijd zat.

       Een avondwandeling kan nooit kwaad. De frisse lucht, de geur van een schoon woud, het enige geluid mijn eigen voetstappen. Het werkt kalmerend, laat je denken dat je eeuwig de tijd hebt om alles te doen wat je wilt.

       Maar ik ben niet uit huis geslopen om een avondwandeling te nemen. Over precies vijf minuten heb ik een afspraak met Jayden. Gisteren stond hij erop dat ik vandaag met hem een gesprek zou hebben. Geen idee waarom, maar het is oké. Hij kan altijd iets bij mij kwijt. Altijd.

        Ik kom vijf minuten te vroeg aan bij de open plek. Het zwarte as ligt nog in het midden na te roken en de geur van gekookte kip hangt nog een beetje in de lucht. Ik wacht vijf minuten lang tot ik geritsel in de struiken hoor. Ik draai me om richting het geluid. Jayden duwt de laatste bladeren van de tak opzij en stapt de open plek op. Er zitten een paar takjes in zijn haar, die hij zodra hij me ziet gelijk eruit haalt door met zijn hand door zijn haar te glijden.

       'Bonn,' zeg ik tegen hem en ik steek mijn hand op. Jayden geeft er een klap tegenaan en daarna geven we elkaar een stomp tegen de schouder, waarbij hij net iets sneller is dan mij. Hij begint door zijn overwinning tevreden te grijnzen. Tegen een echte Weerwolfbegroeting kan niets op.

       'Je wilde me spreken?' Vraag ik na een korte, aangename stilte. Zijn grijns verzwakt een beetje, maar hij blijft aanwezig, wordt een beetje scheef. Het is bijna schattig. Ik kijk weg richting de groen bebladerde bomen, weg van zijn blik.

       'Ja, maar dan moet je even meekomen.' Ik kijk weer naar hem opzij. Zijn diepblauwe ogen boren zich in de mijne, dwingend.

       'Wat? Waarheen? Jayden-' Zeg ik verward. Zijn blik wordt harder en de resten van de grijns verdwijnen van zijn gezicht. 'Dat zie je vanzelf wel.' Gromt hij en hij grijpt me bij mijn elleboog. Genadeloos sleurt hij me mee door het bos, ondanks mijn pogingen mij los te wurmen. Hij is gewoon sterker.

       ~ *** ~

       Na een tijdje door het bos lopen – als je het al lopen kunt noemen – komen we aan bij een andere open plek, nog kleiner dan de vorige. Er staat een grote boom aan de andere kant van de open plek, ongeveer vijftien stappen van het punt vandaan waar Jayden en ik staan. Er zit een grote X in het midden van de boom gekerfd, dat eruitziet alsof het met een scherp mes erin is geschapen. Nog voor ik goed en wel besef wat er gebeurt, duwt Jayden een houten, flexibele boog in mijn handen.

       'Schiet. Ik wil weten hoe je kunt schieten.' Het enige wat ik kan doen is hem vol verbazing aanstaren. Dit had ik niet van hem verwacht. Het was zelfs niet in me opgekomen.

       'Luister. Als je mist, val ik je nooit meer lastig.' Sist hij opdringerig in mijn oor, terwijl hij mijn handen tot een vuist gebald houdt zodat ik de boog niet kan loslaten.

       'En wat als ik raak?' Vraag ik terwijl ik de boog door mijn handen laat glijden. De zijkanten van de boog zijn mooi rond geslepen, het is onmogelijk om er een splinter door te krijgen.

       'Dan ga je mee met mij mee op jacht.' Zegt hij, iets voorzichtiger. Mijn reactie is voorspelbaar en hij houdt me dan ook tegen voordat ik kan reageren. '- maar je hoeft niets te doden of op iets te schieten, alleen kijken. In de naam van de Heilige Bonnie.'

       Ik weet zeker dat zelfs als ik tegenstribbel hij me niet laat gaan totdat ik een pijl naar die boom heb geschoten. Als een antwoord op mijn stille zwijgen duwt hij een pijl in mijn vrije hand. 'Schiet, alsjeblieft.' Is het enige wat hij zegt. Ik waardeer het dat hij probeert het niet in een commanderende vorm te zeggen om het mij niet ongemakkelijk te maken. Het werkt alleen niet echt.

       Ik ga staan zoals ik Jayden een paar keer heb zien doen, leg de pijl goed en richt zeker één meter naast de roos. Het moet natuurlijk wel lijken alsof ik mijn best doe.

       Ik sluit mijn ogen en laat de pijl gaan, blij dat ik nu eindelijk van het gezeur van Jayden af ben. Het begon me de laatste tijd al steeds meer te irriteren.

       Het enige probleem is dat ik raak.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro