Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk dertien


       ''Het is niet alsof je altijd vastzit in de negatieve kant. Net zoals in het echt, kan je vechten om bij de positieve kant te komen. De vraag die je jezelf moet stellen is, is het gevecht het waard?''
       - Boek Magie van het Duister, bladzijde dertien

       De schreeuw moet hard zijn geweest. We rennen zeker twintig stappen voordat we op een kleine open plek komen en Chris zien.

       Hij ziet er erg uit. Zijn haar klit aan zijn voorhoofd en door zijn rechterschouder zit een pijl met een dunne, lange, scherpe punt. Zijn hele bruine tuniek zit onder het bloed en hij houdt zijn linkerhand tegen de wond aan. Uit zijn linkerhand komt een zwak geel licht van de Magie van het Licht en uit zijn rechterhand een rode gloed, de Magie van het Vuur.

       Ik blijf verstard staan terwijl Tom gelijk naar voren rent om Chris te helpen. Ik heb nog nooit iemand zo ernstig gewond gezien: de pijl steekt uit zijn schouder, hij is er recht doorheen gegaan. Een akelige rilling loopt over mijn rug en ik heb het gevoel alsof ik elk moment mijn middageten eruit kan gooien.

       Volgens mij vraagt Tom aan Chris of hij nog kan lopen, maar ik hoor het al niet meer als ik me omdraai richting de struiken en met krampen in mijn maag alles eruit gooi. Zodra ik dat er eindelijk op heb zitten draai ik me weer om en zie dat Tom moeite heeft met Chris overeind houden.

       Ondanks mijn maag nog steeds voelt alsof het zichzelf nog wel een paar keer kan omdraaien loop ik naar ze toe. Chris ziet eruit alsof hij elk moment kan flauwvallen en Tom doet er alles aan hem bij bewustzijn te houden. Hij kijkt me aan met een serieuze blik in zijn ogen.

       'Dimitri, jij neemt zijn andere schouder.' Zegt hij terwijl hij zelf voorzichtig de gewonde kant neemt. Chris schreeuwt het uit en duwt Tom van zich weg. 'Het- het waren mensen. Ze komen eraan. Ren.'

       Ik en Tom kijken elkaar tegelijkertijd aan. 'Ik laat je hier niet achter.' Zegt hij en ik loop naar de andere kant van Chris om zijn arm rond mijn schouder te slaan, maar net zoals bij Tom duwt hij me weg.

       'Je redt het alleen als je rent. Waarschuw koning Selini dat- dat-' Tom grijpt hem vast nog voor hij de grond raakt. Ik help hem Chris weer overeind te krijgen. Hij ziet er wit uit, alsof hij elk nu echt elk moment zijn bewustzijn kan verliezen.

       Maar er is iets ergers. Iets veel, veel ergers.

       Ik en Tom kijken elkaar weer aan en we horen het allebei. Het geluid van voetstappen die dichterbij komen. Niet een paar, zeker tien. Vijftien. Twintig. Eerst kon ik moeilijk de schakeling maken tussen rustig joggen en het gevaar waar Chris over sprak.

       Nu stroomt de adrenaline door mijn lichaam. Al mijn zintuigen gaan op scherp staan en mijn hart begint sneller te kloppen als ik de voetstappen dichterbij hoor komen. Alles in mijn lichaam wilt rennen.

       'Ik pak Chris-'

       'En ik dek je.'

       Tom pakt Chris vast en negeert de zwakke pogingen die hij doet om hem weg te duwen. Ondanks dat mijn lichaam tegen me schreeuwt en wilt rennen ga ik een beetje achter Tom en Chris lopen met al mijn concentratie op het geluid van de rennende voetstappen gericht.

       Dit kunnen we nooit halen. We zijn precies bij de helft van het parcours, zeker drieduizend stappen bij het kasteel vandaan. Zelfs al zouden we op een wonderbaarlijke manier de mensen voorblijven, Chris ziet eruit alsof hij elk moment kan doodvallen doordat hij zoveel bloed verliest.

       Dit is serieus. Er staat een leven op het spel.

       Als we niet snel iets doen om sneller vooruit te komen gaan we er allemaal aan, dan is het gedaan.

       Ik besef me nu hoe ik me de afgelopen dagen zorgen heb gemaakt over niets. Over mijn Magie, de dromen, alles lijkt zo onbelangrijk nu onze levens op het spel staan en de voetstappen alleen maar dichterbij komen. We komen in geen mogelijkheid hier op tijd weg.

       Ze moeten worden tegengehouden.

       Tom merkt het niet als ik me verder laat afzakken, steeds verder van hem vandaan en dichterbij de mensen. Het gaat tegen mijn overlevingsinstinct in, maar een ander soort gevoel, het gevoel om het goede te doen en de gewonde Chris te helpen- het is sterker. Ik voel de Magie van de Aarde door me heen stromen, klaar om gebruikt te worden.

       Ik zal het gebruiken. Desnoods om te doden, alles wat ze tegen kan houden. Ik zal er alles aan doen om Chris en Tom hier weg te krijgen.

       Ik word ruw bij mijn schouder gepakt en alles in mijn lichaam springt op alarm. Ik maak een snelle slag opzij om de hand weg te slaan en mijn rechterhand die baad in het bruine licht hou ik voor me, klaar om een dodelijke rots uit de grond te laten schieten. Mijn hart lijkt wel in mijn keel te zitten en ondanks dat ik nauwelijks echt heb gelopen kan ik het zweet over mijn voorhoofd voelen lopen.

       Alleen maar om te zien dat Hnall daar staat, met zijn handen in de lucht als teken dat ik hem niet moet raken. Ik adem uit en probeer mezelf te kalmeren. Het gaat niet. De adrenaline stroomt nog steeds en de gloed in mijn rechterhand verdwijnt niet.

       Zodra hij merkt dat ik hem niet aanval kijkt hij langs me heen om te kijken waar Tom en Chris zijn. Ik vloek zodra ik merk dat ze een eindje verderop staan te wachten. Wáchten!

       Dan besef ik me dat ze niet wachten en dat Hnall me niet voor niets vastpakte. Een pijl met een lange, dunne punt mist me op een haar na en ik draai me snel in de richting waar hij vandaan kwam.

       Daar zijn ze. Acht- nee elf mensen. Het is vreemd, ik dacht dat het enige verschil tussen ons was dat wij het merkteken hadden. Maar er is iets in hun gezicht, hun manier van lopen, de manier waarop ze hun bogen vasthouden, ze zijn gewoon anders. Een ander soort, met een ander doel.

       Drie hebben er een boog, de anderen hebben speren. Ik besef me dat als de drie mensen met de bogen uitgeschakeld zijn wij met onze Magie makkelijk kunnen winnen.

       Ik heb Hnall naast me, die erom bekend staat dat hij een sterke Magie van het Duister heeft. Samen kunnen we dit overleven.

       Hnall lijkt zich dit ook te beseffen, hij roept tegen mij dat ik beschutting moet zoeken en tegen Tom en Chris dat ze zo snel als ze kunnen terug moeten gaan naar het kasteel. Tom knikt en draagt Chris verder. Ik vraag me af of hij nog wel bij bewustzijn is.

       Ik draai me om zodat ik Hnall in zijn kastanjebruine ogen kan aankijken. De enige keer dat ik hem eerder gezien heb is op de verhoging in het kasteel toen iedereen werd voorgesteld. Het voelt als eeuwen geleden.

       'Denk je dat je het aankan?' Vraagt hij. Ik heb nauwelijks tijd om te antwoorden. De mensen komen dichterbij onze schuilplaats en ik weet zeker dat ze hier snel zullen zijn. Ik heb liever niet acht speren op me gericht. Ik kijk hem aan.

       'Ja.'

       Hij gaat rechts, ik links. Hij zal gaan aanvallen terwijl ik hem probeer te dekken met mijn Magie. Maar nog voor hij gaat duwt hij me iets in mijn handen en voordat ik iets kan zeggen sluipt hij al bij me weg.

       Ik kijk naar wat hij in mijn hand heeft geduwd. Het is een dolk. Een naar gevoel dringt door mijn lichaam. Iets in me wilt dat ik het wapen in de struiken gooi en het andere deel zegt wat Jayden me al jaren duidelijk probeert te maken: het is zelfverdediging. Wij of zij.

       Ik steek de dolk door mijn riem en zoek snel naar een goede plek waar ik de pijlen kan ontwijken maar wel genoeg ruimte heb om een duidelijk overzicht te hebben zodat ik niet fout mik met mijn Magie.

       Ik wacht en mijn hele lichaam tintelt. Ik ben geen expert in mezelf verstoppen maar ik heb een mooie plek beschut achter een struik met twee bomen en als ik ervoor moet rennen is er een rij bomen aan mijn rechterkant die me complete beschutting zal geven.

       De mensen splitsen zich op, vijf gaan er achter Tom en Chris aan en zes blijven er hier. Ik hoor dat ze praten over een paar doden en ik vraag me af hoeveel mensen Chris vermoord heeft voordat hij moest vluchten. Hij is een machtige magiër, er moet al een gevecht hebben plaatsgevonden voordat Tom en ik zelfs al waren begonnen aan het parcours.

       Maar dat is nu niet het probleem. Ik wacht tot Hnall iets doet, misschien wel als een cobra uit de struiken komt of achter een van de mensen sluipt om ze stilletjes de nek door te snijden. Ik weet zeker dat hij mij niet zijn enige wapen heeft gegeven- hij moet zijn echte bij zich hebben en mij een reserve hebben gegeven.

       Ik hoop dat ik het niet hoef te gebruiken, hoewel iets in me zegt dat ik het zal gebruiken.

       Ik hoop ook dat de andere vijf mensen die achter Tom en Chris aangaan niet sterk zijn of dat Tom ze tegen kan houden. Ik weet eigenlijk niet welke soort Magie hij heeft en hoe sterk die is.

       Dan zie ik het, zo stil en goed verborgen dat ik hem pas zie als hij in actie komt. Het is een man, van ik gok zeker boven de dertig, die een hand voor zijn mond gedrukt krijgt en een seconde later gaat er een mes over zijn keel heen en stroomt er bloed naar buiten. Het stroomt over zijn getinte huid heen over zijn bruine tuniek. Meer kan ik niet zien, Hnall neemt hem gelijk mee naar achter de struiken legt hem daarachter neer.

       Ik voel mijn misselijkheid weer opkomen. De glazige, starende blik in het niets van de man staat op mijn netvlies gebrand.

       En dan zie ik haar.

       Ze heeft roodkleurig, lang haar. Het is niet zo felrood als dat van Scarlet, maar zeker rood. Ze staat met haar rug naar me toe, recht voor mijn struik. Ik kijk naar de plaats waar Hnall in de struiken is verdwenen, hopend dat hij hierheen kan komen. Ik kan haar echt niet vermoorden, ik kan haar echt niets aandoen-

       Ik hoor de mensen schreeuwen. Hnall is in een reusachtige koningscobra veranderd en slaat met zijn staart en bijt met zijn lange tanden. Het is een machtig, groot beest, die opgeslokt lijkt te worden door de zwarte gloed die eromheen hangt.

       Ik kijk naar de vrouw voor me. Ik besef me dat zij één van de drie is die een boog vastheeft, die ze op Hnall richt. Ik denk niet dat ze hem veel aan kan doen, maar als ze een goede schutter is en hem tussen zijn ogen raakt of door zijn Bonnie Ster zal de cobra zijn klap opvangen, maar hij veranderd wel weer terug. Dan is hij geen partij voor de mensen. Dan is alles verloren.

       Ik kan niet anders. Ik wou dat alles anders was, dat ik dit niet hoef te doen. Ik wil het niet doen.

       Maar mijn lichaam wel. Het gaat bijna vanzelf, ik spring van achteren op haar af en mijn instincten nemen het van me over. Precies zoals ik Hnall heb zien doen sla ik mijn linkerarm om haar heen met mijn hand voor haar mond, zodat niemand haar kan horen.

       En voor ik het kan tegenhouden of er goed over na kan denken beweegt mijn rechterhand. Ik voel even een druk, daarna glijdt het mes soepel door haar nek heen. Ik trek haar achter de struiken en laat haar in verachting los.

       Mijn hand zit onder haar bloed en als ik naar haar kijk staart ze naar me terug, met een geschrokte blik in haar ogen en haar mond wijd open. Haar rode haar ligt als een sluier om haar heen. Verder beweegt ze niet. Ik kijk naar mijn rechterhand en het is moeilijk om het mes van mijn hand te onderscheiden.

       Het is alleen maar rood.

       Ik kijk naar haar nek en daarna gelijk weg terwijl ik de misselijkheid over me heen voel stromen.

       Ze was jong, misschien net iets over de twintig. Misschien maar vijf jaar ouder dan mij. En ik heb haar dit aangedaan.

       Mijn handen trillen en het liefst wil ik de dolk weggooien, ver weg in de struiken. Ver bij me vandaan.

       Maar alsof er net geen leven is geëindigd, alsof er niet een einde is gekomen aan iemand die gelachen en gehuild heeft net zoals ik, alsof alle jaren die ze op deze wereld doorgebracht heeft niet telden, gaat de tijd door. Het gevecht gaat door. Alsof er geen leven verloren is gegaan. Ik vraag me af of ze familie heeft, misschien wel een vriendje dat zit te wachten tot ze thuiskomt, haar moeder die een mooi welkomstmaal heeft gemaakt, een zusje die een mooie tekening voor haar heeft gemaakt.

       Ik geef weer over voordat ik me weer kan concentreren op het gevecht. Het ziet ernaar uit dat Hnall er nog twee heeft uitgeschakeld. Er zijn nog twee mensen over, allebei met een speer. Ik kan aan de vertraagde bewegingen van de slang zien dat hij gewond is.

       Ik ren nog steeds beschut door de bomen om het veld heen tot ik achter ze sta. Dan stap ik in de open lucht, vol in het zicht. Ze letten niet op me, zijn allebei bezig met wat op dit moment een veel groter gevaar voor ze lijkt.

       Hnall heeft me gezien. Voor twee seconden hangt hij stil terwijl hij er eentje wegslaat met zijn staart en op de man afspringt. Ik zie alleen nog dat hij zwart haar heeft en een witte tuniek voordat hij verscheurd word door de slang.

       Deze keer is het een man. Hij heeft kort, zwart haar en een donkere huidskleur. Hij ziet er veel sneller en beter in vechten uit dan de vrouw, maar als hij me niet ziet aankomen zou ik hem makkelijk kunnen overmeesteren.

       Ik sta recht achter hem. Deze keer zijn mijn gedachten veel stiller, alsof ze weten dat ik toch wel dood. Dat ze weten dat ook al vertellen ze me om te stoppen ik het mijn mes over zijn keel zal halen.

       Wat ik echter niet verwacht is dat hij zich omdraait en me ziet nog voor ik hem kan verassen. Hij pakt zijn speer stevig vast en neemt een dreigende stap voorruit terwijl ik een stap achteruit neem.

       Hij is nog halverwege een woedende schreeuw als de punt van een dolk uit zijn nek steekt. Zijn handen gaan naar zijn nek, maar hij is al te laat. Bloed dat uit zijn nek spat komt op mijn tuniek terecht en zijn ogen rollen weg. Hij opent zijn mond en laat een gesmoorde doodskreet horen voordat Hnall zijn dolk terugtrekt en de man op zijn zij op de grond valt. Het bloed blijft uit zijn nek stromen.

       Nog een familie die wacht.

       Ik draai me van hem weg en ben verbaasd dat het minder met me doet. Ik voel me niet schuldig. Ik wil me schuldig voelen, ik wil dat ik in een hoekje ga huilen als ik ook maar een mes aanraak. Ik wil niet dat het me niets doet. Ik wil niet nog meer doden.

       Als ik naar de man met het zwarte haar waar Hnall als slang op af is gesprongen kijk, gaat hij er gelijk voorstaan zodat ik het niet kan zien. Het enige wat ik zag was dat zijn tuniek niet langer wit was.

       Ik kijk naar Hnall. Er zitten een paar bloedspetters op zijn gezicht en zijn handen en tuniek zitten onder het bloed. Ik durf niet naar mijn eigen handen en tuniek te kijken. Ik weet dat die er hetzelfde uitzien.

       Net als de adrenaline begint weg te stromen en het besef wat ik heb gedaan tot me begint door te dringen grijpt hij me bij mijn schouder vast. 'We moeten achter Tom en Chris aan. Ze kunnen in gevaar zijn.'

       Ik herinner me de wond die Chris had. Het leek me toen heel erg en pijnlijk, maar nu lijkt het wel een schrammetje vergeleken met het grote gat in de nekken van de mensen. Ik knik langzaam, wil nog niet bij bewustzijn komen, wil nog niet nadenken over wat er gebeurd is. Wat ik haar heb aangedaan.

       Hij rent voor me uit en ik ren achter hem aan, over het zandpad. Ik vraag me af wat ik zal zien, vijf dode mensen of één dode Weerwolf en een dode Magiër. Iets in me fluistert het laatste.

       We rennen zeker honderd stappen als de geur van bloed onze neuzen binnendringt. We kijken elkaar aan en beginnen langzamer te lopen. Ik hoor rennende voetstappen, knallen en schreeuwen. Tom leeft nog. Hij vecht tegen de mensen.

       We kijken langs de bomen door. Tot mijn verbazing leven alle vijf de mensen nog. Tom ziet eruit alsof hij problemen heeft en ik zie dat hij Chris nog steeds ondersteunt en dat hij nog steeds leeft.

       Ik en Hnall rennen rond het kleine veld tot we naast Tom verschijnen. Ik zie de opluchting in zijn blik als hij merkt dat we allebei nog leven. Hij kijkt geschokt als hij ziet dat we allebei onder het bloed zitten.

       En in die paar seconden dat hij naar ons kijkt dringt er een pijl door. Chris gilt het uit en het is de ergste schreeuw die ik ooit heb gehoord. Het is een doodskreet, de schreeuw van iemand die weet dat hij de morgen niet zal halen.

       Tom kijkt geschokt opzij naar Chris. Hij laat een wanhopige kreet los en knielt neer bij het lichaam van Chris, die op de grond in elkaar is gezakt. Ik zie de angst en wanhoop in zijn blik. Ik kijk opzij naar Hnall, maar die gebruikt zijn Duistere Magie om de mensen op afstand te houden. Hij ziet er vermoeid uit. Hij gaat dit niet lang volhouden, het vorige gevecht koste hem al veel energie. Hij kan ze niet lang tegenhouden.

        Ik kniel naast Tom neer om te kijken hoe het met Chris is. Heel misschien, héél misschien kan hij het overleven. Kan hij terugkeren naar zijn broer.

        'Gebruik je Magie van de Aarde.' Ik kijk op als ik zijn gesmoorde bede hoor. Hij kijkt mij aan alsof ik zijn laatste hoop ben, de enige die Chris nog kan redden. Ik kijk naar zijn wond en besef me dat ik ook zijn enige redding ben, alleen de Magie van de Aarde kan hem nog redden.

        Tom gaat gelijk voor me opzij als ik dichterbij Chris ga zitten. Zijn ogen zijn al half weggedraaid en er gaan schokken door zijn lichaam heen. De pijl is door zijn longen gegaan en hij probeert te ademen, lucht binnen te krijgen.

       Hij lijdt. Hij lijdt zoveel pijn.

       Ik leg mijn hand net boven het uiteinde van de pijl, op zijn borstkas en sluit mijn ogen. Ik stel me de berg voor waar ik op ga staan om hem te redden en blijf herhalen hoe graag ik hem wil redden.

       Mijn lichaam begint te trillen, in opstand. Verbaasd kijk ik naar mijn hand. Het bruine licht knippert. Het weigert.

       Haar rode haar ligt als een sluier om haar heen. Haar mond is open.

       Oké Dimitri, rustig ademhalen, je bent nog in shock, probeer je te concentreren. Je moet hem redden.

       Maar het enige wat ik zie is hoe mijn hand onder haar bloed zit, hoe het voelde om het mes door haar keel te halen. Hoe ik haar opving en in het bos achterliet, alsof ze een stuk grofvuil was.

       Chris.

       Haar ogen waren niet weggerold. Ze staarde me recht in mijn ogen aan. Ze wist dat ik het gedaan had, wist dat ik de schuldige was. Dat ik haar vastpakte en haar mond dichthield terwijl ik haar nek opensneed.

       Chris.

       Haar hele nek was rood. In haar korte, groene tuniek zat ook bloed. Haar huid was bleek, waardoor het rood nog roder leek. Misschien verbeeld ik me maar iets.

       Chris.

       Haar bloed was roder dan haar lange haar. Ik denk dat het zelfs roder was dan Scarlet's haar, wat al heel erg rood is. Het is misschien wel de felste kleur rood die ik ooit heb gezien.

       Ik kijk naar mijn hand. Hij baadt in een zwarte, nauwelijks zichtbare gloed.

       Ik denk dat Tom tegen me zit te schreeuwen, me vastpakt en me door elkaar schudt. Hnall zegt iets tegen hem waardoor hij me loslaat. De tranen lopen over zijn wangen. Ik besef me dat ik heb overgegeven, maar nog niet heb gehuild. Dat is niet goed. Ik moet me schuldig voelen. Schuldig voor haar.

       Ik kijk naar beneden.

       Chris is dood.

       Tom pakt hem vast en schreeuwt het uit van frustratie. Ik kijk naar zijn borst en zijn rode tuniek. Zijn Bonnie Ster verschijnt, precies in dezelfde vorm als de mijne. Hij zweeft even net boven zijn borstkas en begint dan te trillen.

       Hij spat in stukken uit elkaar voor onze ogen. De witte stukjes vallen op de grond en lijken daardoor niet gestopt te worden, ze vallen door.

       Ik voel pijn in mijn wang. Ik kijk opzij naar Tom, die is opgestaan. Ik voel pijn in mijn ribben. Hij schopt me. Hnall pakt hem bij zijn schouder en duwt hem bij me vandaan voordat hij zelf bukt en me overeind helpt. Een pijl schiet langs ons heen.

       Hij vertelt me dat we moeten rennen, waarna hij mijn arm stevig blijft vasthouden.

       En terwijl ik ren, de wind in mijn gezicht blaast en nog een pijl naast ons in de grond terechtkomt besef ik het me. Ik kijk achterom en zie zijn lichaam daar liggen.

       Ik heb Chris laten doodgaan.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro