William
Hoe voelt dat nu eigenlijk, doodgaan? Voel je zoiets aankomen? Wat dacht je op dat ogenblik? Of is het daar nog voor je het goed en wel beseft, alsof je plotseling een donkere leegte wordt ingeduwd zonder de herinnering gevallen te zijn?
Ze vroegen me of ik iets wilde voorlezen. Ik heb geen idee waarom ze nu net mij gevraagd hebben, William, want zowel jij als ik weten dat zowat iedereen op deze plaats bekwamer is dan ik in het geven van sociaal correcte toespraken over een fucking dooie.
Ik kan niet liegen, dat weet je. Ik zal dan ook niet liegen over het feit dat ik mezelf wel wilde ophangen toen ik hoorde dat jij mijn broertje zou worden. We waren zeven en ik verhuisde samen met mijn moeder naar jouw huis, op de boerenbuiten in een dorp dat zo klein was dat geen enkele kaartenmaker het nodig vond te vermelden. Man, ik kon jou niet uitstaan. Je was zo rond als een bowlingbal, had constant rode vlekken in je gezicht, stonk naar bedorven garnalen en dan maar te zwijgen over dat afgrijselijke West-Vlaamse accent van jou - had je een vod in je mond of wat?
Tot overmaat van ramp moesten we ook nog dezelfde kamer delen en kwam ik erachter dat je zwijnengeluiden maakte in je slaap. Ik heb mijn moeder toen vaak vervloekt om haar slechte smaak als het op mannen aankwam. Ik zou al mijn jeugdjaren met jou opgescheept zitten.
Het was de beste tijd van mijn leven.
Eigenlijk waren we wel een goede combinatie. De Dikke en de Dunne. De speklap en de carpaccio. Ja, William, wij waren een geweldig team. Ondanks je uiterlijk van een sumoworstelaar, was jij bevriend met ieder meisje van onze school - zelfs de knappe - en kon ik er uiteindelijk mee gaan lopen.
Ik weet niet of het kwam doordat je rond en bijgevolg aaibaar was of omdat je erin slaagde grappen te maken die smakelijk waren in al hun wansmakelijkheid, maar iedereen vond jou sympathiek - zelfs juf Teddy uit het vierde leerjaar. Ik daarentegen was de etter, het joch dat leren jacks droeg en iedereen uitmaakte voor weet ik veel wat. Ik geef het niet graag toe, speklap, maar eigenlijk wilde ik gewoon niets anders dan zoals jou zijn. Ja, ik was jaloers. Op jou. Op een kind dat al honderd kilo woog op zijn tiende.
Dat gewicht van je was echt een probleem, William. Hoewel je er vaak grappen over maakte, zag ik dat het je echt in de weg zat. Zowel letterlijk als figuurlijk. Het werd er niet beter op toen je in het eerste en tweede middelbaar plots werd gepest; op de basisschool was je zwaarlijvigheid nog schattig, maar toen werd het plots een reden om je uit te lachen. Dat was jouw grootste zwakte en de mijne, dat was dat ik gewoon meedeed met de rest. Ik realiseer me nu dat ik me daar nooit voor heb geëxcuseerd.
Sorry, man.
Natuurlijk zag ik al die lege Weight Watchers verpakkingen liggen op tafel en natuurlijk zag ik dat je je na iedere maaltijd in je kamer verborg om snel wat oefeningen te doen - dacht je dat die zweetplekken onder je oksels niet opvielen?- en natuurlijk zag ik hoe lamlendig jij terugkwam na een afspraak bij die zogenaamde dieetspecialist. Natuurlijk zag ik ook dat het uiteindelijk allemaal niets uithaalde.
Nadat je door slechte resultaten op school je jaar opnieuw moest doen, besloot je naar de koksschool te gaan in de andere uithoek van het land. Je ging er op internaat en ik zag je nog enkel in de weekends, hoewel we die tijd sowieso niet veel met elkaar spraken; soms denk ik dat je enkel omwille van mij bent weggegaan, want o wat heb ik je destijds het leven zuur gemaakt en dat terwijl jij zo snakte naar zoetigheid.
Het bleek daar goed te gaan met jou en er kwam een einde aan de pesterijen, want plots was jij niet meer de enige dikzak met hamsterwangen en rode vlekken overal op je huid. Niet alleen deelden ze je liefde voor eten, maar ook en misschien zelfs nog meer deelden ze je liefde voor koken - het eten was niet anders dan een noodzakelijk kwaad, want wie zou anders de voedselverspilling tegengaan?
In de weekends klonk je West-Vlaamse gemompel nog eens tien keer erger toen je plots begon te spreken over flamberen, fileren, marineren en blancheren en weet ik veel wat voor onzinnige woorden nog allemaal. Het was vreselijk irritant, maar voor het eerst zag ik dat er passie zat in wat je deed. Zo gingen onze tienerjaren; jij kookte de pannen van het dak aan de andere kant van het land en ik... Ach, laat ook maar.
Een paar jaar later was je afgestudeerd en keerde je terug naar huis; de tijden waren veranderd en ergens ook weer helemaal niet. In jouw geval dan. Je opende meteen een eigen restaurant in ons godverlaten dorp en de zaken draaiden goed.
Ik heb er nog steeds spijt van dat ik er niet een keer gegeten heb.
Ik weet nog steeds niet hoe je dat toen geflikt hebt, speklap. Plots kwamen mensen uit Limburg en ver daarbuiten naar hier. Plots stond ons dorp wel vermeld op de kaart. Plots had je een fucking Michelinster.
In die tijd was ik zelf niet veel thuis - ik hoef zeker niet uit te leggen waarom - maar die verhalen over jou bereikten mij wel eens. Iedereen had het over jou. Jij met je restaurant, je veel te dure borden en je gerechten van onuitspreekbare ingrediënten; jij die kookte voor verwaande stinkerds met parelsnoeren om hun halzen en maatpakken rond hun verzadigde buiken. Jij die in een mum van tijd je bekakte Michelinsterren verdubbelde.
Je was zo naïef, William.
Plots stond er niets meer van recht; het smeulende, zwartgeblakerde hout was het enige waaraan je kon zien dat er ooit een fucking sterrenrestaurant had gestaan. Ik heb het je altijd gezegd: sous-chefs zijn onbetrouwbare wezens. Je had het restaurant beter aan mij gegeven toen je van de dokter verplicht een kuur moest volgen; mijn fishsticks schijnen heerlijk te zijn, zegt men.
Ach, kijk nu wat er van ons is geworden. Ik ben een ex-jeugddelinquent die het nooit afleert en jij zit straks in een kist onder de grond. Wie had dat ooit gedacht? Oké, misschien was mijn toekomst al van meet af aan duidelijk, maar de jouwe... Je had die mensen nooit mogen ontmoeten, speklap. Jij domme, domme speklap. Ik ga je missen.
Hopelijk is de rijstpap daar lekker.
Tim
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro