Jasmijn
Jasmijntje.
Ik vraag me af hoe jij over de dood dacht. Kon je ook daar een systematische formule voor bedenken? Kon je ook daar een puzzel van maken, met stukjes die logisch en gestructureerd in elkaar pasten? Kon je de dood vervatten in wiskunde? Of zou het ook voor jou altijd een raadsel blijven, gehuld in het duister van het onbekende?
Je moeder zal het niet graag horen, maar ik heb jou altijd als mijn eigen dochter beschouwd. Jij deed mij het verdriet, de schreeuwende machteloosheid om mijn eigen onvruchtbaarheid vergeten. Zo goed als iedere dag was je bij mij. Ik leerde je tellen, eerst op het houten telraam dat ik je cadeau had gedaan, later met optelsommen en staartdelingen. Ik leerde je lezen van A tot Z en liet je mijn krullerige letters op het krijtbord overschrijven. Ik leerde je over de verschillende werelddelen en de delen van een bloem. Tot ik je niets meer kon bijleren; dan was jij degene die mij dingen moest uitleggen. Met niets kon ik je nog imponeren. Jij wist toch alles al.
Niet dat dit een verrassing was. Ik had al veel langer begrepen dat jouw hersenen tot veel meer in staat waren dan de hersenen van heel de familie bij elkaar opgeteld. Terwijl de rest nog moeite had met bal en huis, sprak jij al in volzinnen toen je twee jaar oud was. Jij loste een Rubik's Cube in nauwelijks vijf minuten op toen je vijf jaar oud was, kende het getal Pi tot honderd cijfers na de komma toen je tien jaar oud was en sprak inmiddels vijf talen vloeiend toen je veertien was. Het was heel intimiderend. Ik moet zelf toegeven dat ik bang voor je werd. Wat wil je ook met een IQ van 185?
Misschien daarom dat ik soms moeite had om je te kunnen begrijpen. Ik niet alleen. Je had moeite met relaties aanknopen. Voor jou leek het onmogelijk met iemand om te gaan die complexloos met Barbiepoppen speelde, terwijl de wereld groots en onvatbaar op jou afkwam als een overweldigende bom van prikkels en indrukken. Jij was liever alleen. Jouw eigen leefwereldje in je veilige cocon vond je meer dan boeiend genoeg.
Al snel begreep ik dat ik je maar beter liet doen. Het had geen zin om je te zeggen wat je moest doen, want je vond het toch onzin. Ik probeerde je alles te geven wat je verlangde en ondertussen was ik zo trots op jou.
Jouw kamer werd na verloop van tijd je persoonlijke laboratorium, bibliotheek én kantoor. Op je twaalfde verjaardag deed ik je een glanzende microscoop cadeau, zodat je kon kijken naar minuscule korrels en weet ik veel wat je allemaal uit de tuin haalde. Het jaar daarop was je het van dichtbij observeren beu en wilde je het grote plaatje beschouwen, de kosmos, waar je telkens zo vol ontzag en ontnuchtering over sprak. Ik deed je dan ook een telescoop cadeau die ooit nog in het bezit van het plaatselijke planetarium was geweest en je ogen fonkelden als de sterren die zich op miljoenen lichtjaren van jou bevonden.
Ook een ster komt ooit aan zijn einde. Soms door een supernova, een krachtige explosie die nieuw licht doet schijnen. Jij, mijn liefste Jasmijn, liet echter een zwart gat achter.
Op een dag kwam je naar me toe. Je trilde van opwinding. De uren daarvoor had je je opgesloten in je kamer en kwam je er enkel nog uit voor die broodnodige ontlasting van je blaas -zoals jij het altijd noemde. Je had een blad papier in je hadden en schudde er ongecontroleerd mee voor mijn ogen. Het enige wat ik zag waren wat krabbels op rood gelijnd papier en ik keek je met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Zie je het dan niet?' vroeg je me ongelovig. Ik schudde mijn hoofd.
Het bleek een wiskundige formule te zijn. Eentje die je me wel twintig in het het kwadraat keer had uitgelegd, maar waarvan ik de betekenis nog steeds niet snap. Dat hoeft ook niet. Ik wist toch dat je geniaal was.
Na een tijdje wist iedereen dat. De universiteit in onze hoofdstad had je in het oog gekregen en bood je een beurs aan. Ondertussen was je toch al aan je laatste jaar van je secundaire school bezig, twee jaar vroeger dan je leeftijdsgenoten, maar dat was geen probleem aangezien ik je altijd thuisonderwijs had gegeven. Je leek een beetje terughoudend nadat het voorstel je gedaan was. Je vroeg je dikwijls af waarom je je vondsten niet voor jezelf kon houden. Kennis deel je met de wereld, Jasmijn, zodat we de wereld mooier kunnen maken. Jij kan de wereld mooier maken. Kon. Had gekund.
Net zoals de wiskunde, bevat ook het leven kans op afwijkingen.
Je ging uiteindelijk toch in op het voorstel. Ondertussen ging de door jouw bedachte formule rond in magazines voor wetenschappers en professoren en gespuis dat op zoek was naar weetjes om de cafébaas te imponeren in de hoop een gratis vat bier te versieren. Er werd druk over gediscussieerd, de formule werd opgenomen in de nieuwste handboeken en leraren braken zich het hoofd over hoe ze dit zouden uitleggen aan hun leerlingen.
Je werd de nieuwe, vrouwelijke Einstein genoemd.
De maanden daarop wachtte men dan ook vol ongeduld op wat jij nog allemaal van baanbrekende genialiteit uit je mouw zou schudden. Maanden werden jaren. Er kwam geen nieuwe formule, geen nieuwe wet of geen nieuwe theorie. Jij kwam zelfs niet meer opdagen op de universiteit.
Je leek van de aardbol verdwenen te zijn. Ik was bang dat dit ook echt het geval was geweest, alsof de aarde niet bol maar een platte schijf was en jij er was afgevallen. De enige zekerheid die ik had, waren de mails die je me van tijd tot tijd stuurde. Kort en zonder scrupules, zoals ik je kende.
Tot ik je welgeteld twee weken geleden weer zag. Heel kort, als in een flits. Je lachte naar me. Je zei niets. En toen was je weg.
Misschien zal de tijd de wonden helen. Tijd bestaat niet, zei je echter altijd. Het is een illusie van de geest. We worden geboren en we sterven en in de tussentijd hangen we de malloot uit, zei je, net zoals je zei dat er voor alles een formule bestaat.
Niet voor alles, Jasmijn. Geen enkele formule zal immers ooit mijn verdriet om jou kunnen beschrijven.
Slaap zacht,
je tante
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro