Analuna
Analuna.
Jouw naam was al even welklinkend als jijzelf. Er zat een melodieuze schoonheid in alles wat je deed; zelfs toen ik je al schreiend voor het eerst in mijn armen mocht pakken, op die winterse januaridag in de kraamkliniek, wist ik dat de trilling van jouw stembanden harmonieuzer was dan van ieder ander kind dat ik ooit in mijn armen had gehad.
Je was de vereenzelviging van alles waar muziek in zat. Elke beweging die je maakte. Hoe je goudblonde pijpenkrullen mee zwierden op het ritme van je viool en hoe je jouw strijkstok zo behendig doch gevoelig over de snaren bewoog. Hoe je van ieder alledaags geluid een verstillend deuntje maakte en hoe je stem zich aanpaste aan iedere kleine verandering in zijn omgeving.
Anderen zouden nu vast vinden dat ik overdrijf. Misschien doe ik dat ik ook wel, maar jij leerde me dat je nooit genoeg kan overdrijven als het over schoonheid gaat. Jij, amper een meter vijftig groot, was een vat vol levenswijsheden. Je zei weinig en tegelijk heel veel. Je liet de muziek voor je praten. Naast de stilte was er immers niets dat dichter kwam tot de waarheid dan muziek.
Had ik maar wat beter geluisterd.
Je kreeg je eerste Stradivarius toen je zes jaar oud was. Hij lag onder de kerstboom in gouden geschenkpapier en ja, het heeft je ouders en mij ons hele maandloon plus al het spaargeld gekost. Toen al wisten we echter dat het dit allemaal waard was. Dat het slechts het begin was van iets moois.
Er ging geen dag voorbij dat je niet oefende. Soms vroeg ik me af of het wel gezond was. Of je niet beter wat meer zou buitenspelen, samen met de kinderen van de buurt. Of je niet beter eens van die ongezonde oliebollen op de kermis zou proeven. Of je niet beter eens die Chinese vaas in de living zou omverwerpen, zodat we je op zijn minst voor een keer konden straffen alsof je een normaal kind was. Jij had echter enkel oog voor je muziek.
Men zei altijd dat je die virtuositeit van mij overgeërfd had. Dat moest ik tegenspreken. Wat ik deed was in niets vergelijkbaar met wat jij uit dat holle, houten instrument kon krijgen. Ik weet nog dat je op een dag voor me stond, met die fonkelende oogjes van je, om me te vragen of ik je wilde meenemen naar een opera. Terwijl je klasgenootjes zongen en dansten op de liedjes van K3, kende jij de Carmen van Bizet helemaal uit je hoofd.
Daardoor vergat men vaak dat je ook een tweelingzus had. Jullie waren onafscheidelijk, zoals het een eeneiige tweeling betaamde. Toch waren jullie zo verschillend. Terwijl jij gepassioneerd je eigen opera wilde schrijven en op hetzelfde moment bedacht dat je eigenlijk ook wel dwarsfluit en piano en waarom niet cello wilde leren spelen, was je tweelingzus in bed gekluisterd terwijl de sondes het enige was wat haar in leven hield. Ik weet zeker dat ze trots op je was en dat ze nog steeds trots op je is, lieve Luna. Nu kan je het haar zelf vragen, nu jullie eindelijk verenigd zijn daarboven.
Je sprak er nooit over, maar ik zag dat het je opvrat vanbinnen. Ik merkte het aan de manier hoe je speelde: nog dieper zonk je weg in het samenspel van klanken. De tonen werden lager, zwaarder. Je was altijd een binnenvetter geweest.
Net zoals de muziek, zit ook het leven vol dissonanten.
Misschien is het waar wat ze zeggen. Misschien zijn de besten wel zij die het het slechtst hebben. Misschien worden de mooiste dingen wel gecreëerd omdat het elders zo lelijk is.
Op je achttiende was het dan eindelijk klaar: je meesterwerk. De opera waar je al die jaren aan had gewerkt, waar je al die uren op de stoffige zolderkamer aan had besteed. Tekst voor een drie uur durende voorstelling, volledig door jou geregisseerd. Je droeg het stuk op aan je verloren tweelingzus.
Iedereen huilde. Iedereen huilde, behalve jij. Jij haalde enkel je schouders op en glimlachte genoegzaam. Vanaf dat moment had je iets tastbaars - voor zover muziek tastbaar kan zijn -iets dat je voor altijd zou herenigen met je zus. Aanvankelijk wilde je het om die reden voor jezelf houden. Je wilde dat het voor altijd iets tussen jullie twee zou blijven. Dat het voor altijd die persoonlijke verbintenis zou blijven die niemand ooit zou aanraken.
Wat zijn we dom geweest.
We dachten dat het je gelukkig zou maken. We dachten het echt, Luna. We waren ervan overtuigd dat het je goed zou doen jouw operastuk in alle grote theaterzalen te horen weerklinken. We waren ervan overtuigd dat die massale lof je zou opklaren, want iedereen sprak met stijgende verbijstering en vol superlatieven over jou: je was de vrouwelijke herrijzenis van Mozart.
Als wij toen hadden geweten dat je nooit nog een noot op muziekpapier zou neerschrijven, hadden we jouw stuk nooit uit handen gegeven. Soms vraag ik me af of we dan misschien nog steeds samen zouden zijn nu, of dat dit gewoon jouw lot verweven met het onze is.
Je hebt geen idee hoeveel verdriet je me hebt gedaan door te vertrekken, meisje. Van de ene op de andere dag was je weg. Je liet niet eens een briefje achter, een adres waar we je konden vinden of een nummer waarop we je konden bereiken. Niets. Het was alsof er een muziekstuk abrupt stopte waar je had verwacht dat die verder zou gaan. Die laatste noot zal echter altijd bij mij blijven nazinderen.
Het is inmiddels tien jaar geleden. Nooit hebben we nog contact met je gehad. Ik hoorde van een verre vriend dat je een landhuis in Alaska had betrokken en dat je daar schijnbaar gelukkig bleek te zijn. Ik overwoog je te komen opzoeken, maar uiteindelijk toch maar niet. Je was eindelijk gelukkig. Je had eindelijk vrede genomen met alles.
Het blijkt dat je een paar maanden geleden terug bent gekomen, zonder ons iets te laten weten. Ik snap waarom je kwaad was, lief kind, maar had ons toch iets verteld. Dan kon dit alles misschien voorkomen worden.
Nog iedere dag zet ik jouw opera op. Nog iedere dag heb ik tranen in mijn ogen bij het luisteren naar jouw melodieuze compositie. Ik denk dat ik je nu eindelijk begrijp.
Jouw muziek zal altijd verder leven in mijn hart. Net als jij.
Hopelijk zie ik je snel weer daarboven,
oma
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro