Hoofdstuk 6
Dit wordt een van mijn leukste hoofdstuk in dit boek.
Tenminste ik vind dat wel! :)
Hopelijk hou ik de spanning er goed in. Haha.
Xxx Me
*^*^*^*^*^*^*^*^*^*^*^*^
De zon schijnt vel over de grote tuin met de mooiste bloemen die ik ooit heb gezien. De geur van verschillende rozen bestrijd in de lucht maakt het er nog specialer van.
Zittend op een bankje midden in de tuin en de zon die je lichaam verwarmt.
"Wat vind ik dit heerlijk", zeg ik blij. "Goedemiddag, majesteit", zegt een stem naast me. Snel kijk ik op en wens dat ik nu een zonnebril op had maar dat hebben ze niet in deze eeuw. Het is nog geen eens uitgevonden. Hoe raar.
"Goedemorgen", zeg ik terug. Mica glimlacht naar me.
"Mag ik", zegt hij en wijst naast de vrije plek naast me. Snel knik ik van ja, maar dan herstel ik me.
"Neemt u maar plaats", zeg ik en maak een beweging dat hij mag gaan zitten.
"U leert het al snel", zegt hij opgewonden. "Uwm... ja, denk het ook", zeg ik een beetje raar en ik moet me nu echt voor mijn kop slaan want geen een iemand zou dat zou zeggen. Maar ik laat het maar.
We zitten stil naast elkaar en ik wacht wanneer hij iets te zeggen heeft, maar hij zegt niks.
"En vind je het ook zo lekker weer?", zeg ik om de stilheid te dempen.
"Ja, hoogheid. Het is zeer prachtig weer"
"Wil jij niet iets zeggen?", vraag ik. "Sorry uwe majesteit. Hulpjes mogen niet zomaar met de adem en met de koninklijke familie praten. Dat is verboden. Alleen als zij de opdracht geven dat we iets mogen vragen of vertellen dan doen we dat"
Met mijn mond zo ver open kijk ik hem verbijsterd aan. "Oké, nu mag je zo veel praten als je. Dat is je opdracht", zeg ik snel en hij kijkt me met grote ogen aan.
"Kent u het paleis al wat beter?", vraagt hij voorzichtig. "Ik heb al een groot deel ontdekt maar ik ken nog niet alle gangen/kamers ect..."
"Wat bedoelt u met ect..", zegt hij opeens. "Et cetera, is dat ik bedoel dat er nog meer gangen/kamers zijn die ik nog niet ken. Het is een afkorting."
"Oh.. dank u wel, majesteit", zegt hij blij dat hij iets geleerd heeft.
"Hoe oud ben jij eigenlijk?", zeg ik vragend. "Ik ben 16", zegt hij.
"En hoe oud denkt u dat ik ben?", zeg ik speels.
"Ik denk dat u 15 jaar bent, uwe majesteit", zegt hij. En ik kijk hem raar aan. Ik wis dat ik hier in deze wereld jonger ben maar om het zo te horen is toch heel vreemd.
"Dat is toch best jong", zeg ik grappig. "Het is een belangrijke leeftijd uw majesteit. U gaat over een jaar al trouwen"
Mijn ogen worden helemaal groot. Op je 16e trouwen. Dacht het eens niet! Denk ik.
"Wat. Is dat niet een beetje te jong?"
"Nee, het heel normaal om op je 16e te trouwen", zegt hij.
"En met wie moet ik dan trouwen?"
"Hij wordt gekozen door de hoge raadt. Zij bepalen met u gaat trouwen"
Ineens krijg ik geen lucht en ik sta op.
"Sorry ik moet even ergens anders heen", zeg ik benauwd en ik ren weg.
Achter me hoor ik de stem van Mica zeggen: "het spijt me zo uwe majesteit"
Maar ik ren gewoon verder. Geen idee waar maar ik ren door de poort en ren over een groot pad richting ergens-weg.
Tranen voel ik opkomen en ik dwing me niet om ze in te houden. Dit moest er gewoon komen. Alles is gewoon zo volmaakt en nu dit.
Ik ben al getrouwd en deze wereld is... is gewoon vreselijk.
Waarom was ik zo dom om te denken dat er niet iets zou gaan gebeuren wat ik heel vreselijk zou vinden.
Deze eeuw is het gewoon helemaal normaal om te trouwen op je 16e.
Wat het ergste is dat ik me nu ook echt voel toen ik 15 jaar was. Heerlijk om te feesten. Zie me hier al feesten. Stijf als een robot dansen en mensen kijken me op een gestoorde manier aan.
Nog steeds rennend en geen idee hebben waar ik naartoe ren kom ik al een paar huisjes tegen.
Met mijn handen til ik mijn jurk op omdat hij zo lang is.
Vol met verdriet en woede op de jurk die ik nu aan heb stop ik met rennen.
"Nu is het afgelopen!", schreeuw ik en scheur de onderkant van mijn jurk eraf en gooi het ergens in de bosjes.
"Niemand die het ziet"
Nu kan ik al een beetje normaler rennen dan eerst. Maar die hakken doen wel erg veel pijn.
Nog even en misschien ben ik dan in een dorp?
Aarzelt doe ik mijn schoenen uit en houdt ze in mijn hand en begin te rennen.
Ik passeer een koets en heb en geen interesse in om het te bestuderen. Rennen is nu mijn doel.
In de verte zie ik meer huizen en ineens een port. Daar moet het zijn.
Bijna helemaal uitgeput kom ik bij de brug aan. De soldaten die daar staan kijken me raar aan maar hebben niet meer aandacht voor me.
Er zijn een hoop mensen en ik loop erdoorheen. Mensen kijken niet naar me maar ontwijken me. Het lijkt net alsof ik een zwerver ben.
Geen aandacht aan besteden, probeer ik tegen mezelf te zeggen.
Gewoon verder lopen. Zo ver lopen als je kan.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro