Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Nieuwe boeken

Ben je opzoek naar een leuk nieuw boek? Ik heb twee nieuwe boeken waarmee ik bezig ben.

Eentje heet Mafia traitor en hebben jullie al een stukje uit gelezen. Het tweede boek heet..

Godinnenbloed.

De regen komt met bakken uit de hemel gestort. Het is alsof het de goden zijn, die naar beneden hebben gekeken en hun speeltjes zat geworden zijn. De regendruppels slaan hard in de grond om mij heen. Ze maken van de keien die een weg moeten voorstellen een glibberig gevaarlijk pad. Ik trek mijn sjaal strakker om mijn nek, zodat ik die in elk geval niet kan kwijtraken. De regen wordt heftiger.

Om mij heen lopen tientallen mensen. Meeste nog jonge mannen. Bijna nog allemaal jongens. Ze dragen kolen voor de fabrieken die nog altijd even hard doordraaien. Elke jongen die een krat kolen vervoerd wordt begeleid door een soldaat met een zilver glimmend mes. Ze hebben doorgekregen dat de arbeiders soms kool naar huis smokkelde, om hun eigen huisjes warm te houden.

En natuurlijk, hoe kan het ook anders, een paar donaties aan de rebellen. 'Kom op, doorlopen. Je wilde toch niet het leger in? Dan moet je maar op een andere manier je nuttig maken!' Tettert de soldaat in de groene jas met extra dikke bontlaag die in het midden van de straat staat, vlakbij de kar waar de kratten vanaf worden gehaald. Hij heeft zijn dikke handen in zijn zakken gestoken en ik ben even jaloers als er een koude windvlaag door me heen gaat. De wind lijkt door me heen te gaan, als een geest.

'En waag het niet om kool te stelen! Ik houdt jullie in de gaten, lafbekken. Jullie families zullen zeker wel trots zijn op jullie? 'Nee mama, ik ga het leger niet in. Ik ben te bang om te sterven.' Wat voor mannen zijn jullie?' Buldert hij naar de arbeiders die de kratten over de drempel van de fabriek dragen. De meeste negeren hem, een enkeling loopt rood aan, maar niemand spreekt hem tegen.

De kool word inderdaad netjes naar binnen gebracht. Natuurlijk zou niemand zo dom zijn de kool te stelen met vijf bewapende soldaten die meekijken. Ze wachtten hun tijd af, en dan slaan ze toe. Waarschijnlijk in de avond, als de soldaten weg zijn. Ik durf te wedden dat de meeste kool in handen zal vallen van rebellen, die grof geld betalen voor kool van de fabrieken van Moer.

Ik wil nog langer blijven, kijken naar de arbeiders. Hun littekens bekijken, hun missende ledematen door fabrieksongelukken in mijn gedachten printen. Zo diep wortelen dat het nooit meer weg kan gaan. Ik weet alleen te goed dat dat niet kan. De groene soldaat heeft me nu ook in de gaten, want zijn blik valt voor het eerst op mij.

Ik sta op het midden van de straat, op de natte keien. Een paar koetsen en karren trekken aan mij voorbij. Koetsiers mopperen dingen zoals 'Opzij,' of 'Wegwezen'. Vele zijn niet eens zo beschaafd, en rijden hard door terwijl ik net opzij kan springen zo de plas in. De groene soldaat komt naar me toe.

Het is een heel raar gezicht om een klein groen poppetje naar me toe te zien hollen, voorzichtig over de keien. Ik voel me net een sprookjesprinses die benaderd word door een boze enge trol die haar in ruil voor een mooie edelsteen wil trouwen. Ik bedenk me ook dat ik het grappig zou vinden als hij onderuit zou gaan, en tegels zou besmeuren met zijn groene bloed.

Zodra hij voor me staat (en is uitgehijgd) begint hij zijn preek. Ik zet me al schrap, want ik weet wat er gaat komen. Ik heb de preek al heel vaak gehoord. Uit de mond van heel veel soldaten.

'En wat doet een meisje zoals jij hier? Je hoort in een van de altiers te zitten. Kleren te maken voor je broers die zichzelf opofferen voor jouw vrijheid-' Mijn broers? Mijn broers zitten niet in het leger. Mijn broers zijn dood.

'Kunnen ze niet gewoon de kleren van oude soldaten gebruiken?' Het komt er uit voor ik er erg in heb. De lippen van de groene gifkikker die voor me staart trekken samen en zijn geborstelde wenkbrauwen fronsen. Ik kan de haartjes bijna in elkaar zien overgaan.

Hij gaat rechter staan. 'Grappig. Meeste soldaten worden aan stukken geblazen. Er is niet veel over van hun uniform. De soldaten worden ook steeds jonger. Je snapt dus ook wel de ernst van onze uniformen?' Meer dan ik ooit zou kunnen uitleggen.

Toch, knik ik en zet ik grote ogen op.

De soldaat rolt zijn ogen en kijkt dan omhoog naar de donkere wolken. 'Je kan beter wegblijven bij deze fabriek, meisje. Ik heb lelijke geruchten gehoord over rebellen die meisjes meenemen voor de zwarte markt.' Mijn glimlach blijft gelukkig wel hangen, maar mijn zwarte bloed wordt koud door zijn leugens.

Ik voel mijn bloed branden maar toch waag ik het erop.

'Zijn er daarom meer soldaten in de stad?'

'Je hebt dit niet van mij, maar vanavond krijgt de Opzichter groot bezoek. Het is belangrijk dat de fabrieken op orde zijn.' Hij klinkt geïrriteerd, maar niet naar mij. Eerder naar de opzichter. Ik ken de beste man niet, maar aangezien hij zijn werknemers laat doorwerken tot ze er dood bij neer vallen denk ik niet dat we hele goede vrienden zouden zijn.

Hoge mensen zoals de Opzichter staan nogal hoog in onze voedselpiramide. Op één, staan degene met zilverbloed. Dit is bijvoorbeeld de koning, zijn zonen en nog wat families. Zij krijgen alles wat ze willen, omdat ze heel licht de elementen kunnen besturen. \

Dan heb je de blauwe en groene zoals onze soldaat hier. Hij kan niks bijzonders maar door zijn unieke zeldzaamheid vinden de zilveren het leuk om groen en blauwe in te zetten voor het leger, en om ze te vertroetelen met denkbeeldige titels en lintjes.

Er zijn ook nog Roden. Roden zijn het normale volk. Kappers, bakkers, kleermakers. Ze kunnen eventueel handig zijn voor de zilveren, maar dan heb je wel heel bijzondere talenten nodig. Mensen die bijvoorbeeld heel mooi kunnen zingen of borduren mogen hun kunsten vertonen in het paleis.

Onderop heb je de zwart bloedige. Als je ouders in het verraderspaleis worden gestopt, krijgen ze beide een injectie. Jij als baby dan ook. De injectie veranderd je bloedkleur voorgoed naar een zwarte kleur om iedereen te herinneren aan wat je ouders gedaan hebben. Zoals ik.

Hij merkt niet dat de meeste arbeiders naar binnen zijn gegaan. Als hij niets meer zegt, loop ik met een vriendelijk knikje weg, richting de winkels. Daar zijn ook de ateliers waar ze meisjes in opsluiten om uniformen te naaien. Ik hoor daar gelukkig niet langer meer thuis.

Nee, mijn thuis, mijn echte huis is in de bibliotheek. Een oud stoffig gebouw wat tegen twee markten in is gebouwd. Je kan er vanuit het hoge raam de zee zien, en ik heb ook uitzicht op het grote bos. Mijn enige klacht is dat het er ruikt naar schimmel en dat ik heel vaak de sloten moet vervangen omdat andere mensen nog steeds denken dat dit een bieb is en niet mijn huis.

Ik heb nooit veel met mensen gehad. Wel met boeken. Een boek is eerlijk. Een mens kan liegen. Mensen zijn verachtelijke levende wezens met een eigenwil. Ik kan een boek door de kamer smijten en het zal me nooit aanvallen. Mensen daarin tegen..

Met grote stappen ren ik de trap op naar de zolder van de bieb. Ik trap mijn laarzen uit en ga zitten bij de grote stappen boeken die een soort van bankje vormen. Ik heb er aardappelzakken opgelegd die ik bij het vuilnis heb gevonden. Zodat het nog een beetje comfortabel is. Mijn enige klacht is het licht. Het is te donker om echt te lezen.

Het lichtbolletje dat aan het plafond hangt heeft zijn beste tijd gehad en knippert alsof hij elk moment kan barsten. Of naar beneden kan vallen, en daarmee een flinke vlammenzee kan veroorzaken die mijn geliefde huis opslokt.

Ik ga rechtop zitten, en doe mijn natte overhemd uit. Ik pak mijn lange zwarte trui erbij, de gene met brandvlekken. Ik heb hem gestolen uit het atelier waar ze me gevangen hielden. Zoals zovele dingen. Ik ben echter niet heel goed in stelen dus ben ik ermee gestopt. Ik ben blijkbaar veel beter in afleiden. Ik doe mijn vest goed en stop mijn handen in mijn zakken.

Mijn oren suizen als ik een briefje uit mijn zak vis, met een bekend logo. Een raaf. Ik vouw het open, en lees het bekende hakerige handschrift. Het is lastig omdat ik niet veel licht heb, ook heb ik heel laat leren lezen en lukt het me soms nog steeds niet zo heel erg goed om letters te onderscheiden van krabbels en visa versa. 

Maar als ik de boodschap eenmaal ontcijferd heb, breekt het koude zweet me uit. Jarenlang heb ik gewacht op deze boodschap. Ik had nooit verwacht dat ik hem zo krijgen. Dat ik nog zou leven als ik het zou krijgen. Mijn pessimisme is altijd een blinde vlek geweest.

Ratelslang,

Tijd

Verdelging

Welp

Wolf

Het briefje valt uit mijn hand op de houten vloer. Ik durf niet eens te ademen zo gespannen ben ik. Als dit briefje klopt, dan komen al mijn dromen in één keer uit en hoeft niemand ooit nog tegen zijn of haar wil het leger in of een fabriek in.

Maar als dit mislukt, komen al mijn nachtmerries in één keer uit. Dan hoef ik niet meer bang te zijn dat ik alleen ben. Dat ben ik dan zeker.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro