6. Het verdict
Een donker wolkendek palmde de hemel boven Nursa in en de miezerende regen die zachtjes op het asfalt kletterde, vervolledigde het plaatje van de grauwe, levenloze hoofdstad van het Prosperum. De stad die vooralsnog relatief gespaard was geweest voor alle ellende en furore had moeten maken door zijn welvarende status en mooie infrastructuur, lag er nu troosteloos bij.
Ik liet mijn rug tegen de leuning van een metalen bankje rusten, in een klein parkje ten midden van de stad. Hoewel de bomen en het gras enkel gemanipuleerde producten waren om de mensen toch nog iets van een natuurlijke belevenis te geven, hadden ze een rustgevend effect op me. Ik kwam er vaak als ik even moest bezinnen of mijn gedachten wilde verzetten.
Mijn nagels krasten over het oppervlak van de metalen bank, waardoor een ijselijk geluid ontstond. Ik beet ontroostbaar op mijn lip en probeerde de eeuwige trein van tranen tot stilstand te brengen. Het lukte niet.
De dagen gingen als een roes voorbij na het voorval in de Mousti. Ik had geen oog meer voor de wereld om me heen en mijn moeder gaf me zelfs het verwijt overal apathisch op te reageren. De fut was bruut uit mijn lichaam gerukt en niets kon me nog interesseren. Alles was toch al verloren. Wat had het nog voor zin om hoop te hebben?
Drie dagen nadat ik gevlucht was uit die vreselijke nachtclub, kreeg ik het bericht dat Yona was gestorven. Ze was bedolven geraakt onder de brokstukken van de aardbeving en werd pas na enkele dagen onder het puin vandaan gehaald. Ik was mijn beste vriendin kwijt. Misschien zelfs de enige vriendin die ik had.
Een steek ging recht door mijn hart, wanneer ik dacht aan haar en de manier waarop het allemaal was gelopen. Het was allemaal mijn schuld. Het was mijn schuld dat ze dood was. Ik had haar niet alleen mogen achterlaten in dat gebouw. Ik mocht niet zo met me laten flirten, ik had aardiger voor haar moeten zijn en ik had bij haar moeten blijven. Die golf van verwijten herhaalde zich elke minuut van de dag in mijn hoofd en vulde mijn geest met een onhoudbaar mistroostig gevoel. Ik was gewoon een stomme idioot en dat kon ik mezelf nooit vergeven.
Van Oscar had ik sindsdien niets meer gehoord. Misschien was hij ook dood. Eigenlijk maakte me dat niet eens zo veel uit. Ik wilde het niet weten. Hij was een eikel en ik wilde hem nooit meer zien.
'Femke, kom je?'
Een zachte, vrouwelijke stem bereikte mijn oren. Het was de moeder van Yona. Ze keek me medelevend aan en legde bemoedigend een hand op mijn schouder.
Eigenlijk was het vrij vreemd dat zij degene was die mij moest troosten, aangezien zij toch haar dochter had verloren. De enige dochter die ze had. Ik had weliswaar mijn vriendin verloren, maar dat was niets vergeleken met de bloedband die je hebt met een familielid.
Aan haar rode, opgezwollen ogen en de leegte waarmee ze werden opgevuld, kon ik echter zien dat haar zogezegde moed en sterkheid slechts een act in een ongeloofwaardig toneelstuk waren. Diep vanbinnen werd ze gekweld door een immens verdriet, dat zich als een grote kooi stevig rond haar hart had genesteld.
Ik knikte enkel een beetje beduusd en veegde de tranen van mijn wangen.
'De ceremonie begint binnen enkele minuutjes, dus we moeten nu echt vertrekken,' zei de moeder van Yona, terwijl ze een hand op mijn rug legde en me zachtjes overeind tilde.
Met moeite stond ik rechtop en slaakte een diepe zucht. Ik had geen zin in dat plechtige gedoe, gevuld met hypocrisie en geacteerde emoties.
Ik liep met kleine stapjes achter de moeder van Yona aan, op weg naar de zaal waar haar dochter tot stof zou vergaan.
Mijn moeder en zusjes gingen niet mee, aangezien ze Yona nooit echt goed gekend hadden en ze niet de behoefte hadden mee te gaan naar de uitvaartplechtigheid. Yona was dan ook slechts één van de duizenden mensen die het leven ongewild moest opgeven, dus was ze geen uitzondering. Het was dagelijkse kost geworden en niemand keek er nog van op dat een jong meisje van amper zeventien jaar de dood inging. Dat maakte echter het verdriet voor ons, de vrienden en nabestaanden, niet minder. Voor onbekenden was Yona dan wel gewoon een nummertje in de statistieken minder, voor ons was ze een groot verlies dat diepe littekens in ons hart achterliet.
We naderden een rond gebouw, waarvan het dak gevormd was door een grote, glazen koepel. Op het plein rond de constructie verzamelde zich een groep rouwende mensen, allemaal gekleed in het wit, de kleur van hoop. Dat was hoe Yona het had gewild. Ze wilde niet dat we zouden treuren over haar dood, maar dat we verder zouden gaan met ons leven en onze dromen niet lieten afpakken.
Plots verscheen een groen lichtje boven de poort die toegang tot de grote zaal verschafte. Dat was het teken dat we binnen mochten en de ceremonie van start kon gaan.
Met mijn kin tegen mijn borst geklemd en mijn handen diep in de zakken van mijn witte blouse verscholen, stapte ik de zaal binnen. De muren waren sober wit en het licht dat via de grote koepel naar binnen viel, gaf de zaal een ruime en aangename sfeer.
Dit beeld deed mijn gedachten weer onwillekeurig afdwalen naar die bewuste dag, die voor eeuwig in mijn geheugen gegrift stond. De gebeurtenis die ik al die tijd had willen verdringen, maar steeds bleef rond sluimeren in mijn hersenpan.
Het beeld van mijn vader doemde weer op voor mijn ogen en ik kon niet verhinderen dat een lichte snik uit mijn mond hoorbaar was.
Ik wilde er echter niet aan denken. Het was Yona's moment nu, niet dat van mijn vader.
Snel plaatste ik me op één van de stoelen die in een grote kring rond een kist met doorschijnende wanden werden geplaatst.
Ik wierp een blik op de persoon die in de kist lag. De koperblonde haren van een jong meisje rustten vredevol over haar schouders, haar sneeuwwitte huid weerkaatste als het ware het invallende licht en haar handen lagen rustig over elkaar gevouwen op haar schoot. Ze was gehuld in een sober, wit gewaad omhuld door rozenblaadjes, haar fijne lippen in een glimlach vereeuwigd. Het was een bijna teder, sprookjesachtig beeld. Het besef dat dit geen sprookjesprinses maar mijn bloedeigen vriendin was, bracht me echter terug naar de harde realiteit.
Ik zou haar nooit meer zien, voelen, ruiken of horen. Het leek op dat moment gewoon irreëel.
Ondertussen had iedereen plaatsgenomen op een stoel en wachtte ingetogen af tot het helemaal rustig was. Na een halve minuut was de hele zaal gevuld met een serene stilte en keek iedereen met een rouwende blik voor zich uit.
Vervolgens nam de ene na de andere spreker het woord en vertelde met trillende stem en een traantje hier en daar over het leven van Yona, de ervaringen die ze met haar hadden en wat voor stralende persoonlijkheid ze wel niet had. Ook aan mij werd gevraagd of ik iets wilde voorlezen, maar dat had ik meteen halsstarrig geweigerd. Daar was ik gewoonweg niet klaar voor. Ik kon geen enkel zinnig woord van mijn lippen krijgen en was nooit goed geweest in het spreken in het openbaar, al helemaal niet bij zulke emotionele gelegenheden.
De leegtes tussen de sprekers werden opgevuld met de lievelingsmuziek van Yona. Dit waren geen treurige, rustige liedjes, maar bombastische melodieën en vrolijke deuntjes.
Bij het horen van deze muziek, flitsten de beelden van die dramatische avond in de Mousti automatisch weer door de sleur van mijn gedachtegang. Waarom had het zo moeten lopen? Waarom had ik op zo'n vreselijke manier afscheid van haar moeten nemen?
Plots vroeg ik me af waarom Oscar niet aanwezig was in de zaal. Hij was haar lief, hij was verplicht om er te zijn. Of was hij zelf ook omgekomen toen het gebouw instortte? Eigenlijk was ik blij dat hij er niet was, dan hoefde ik hem tenminste niet meer onder ogen te komen.
Toen de ceremonie bijna op zijn einde was, verzamelden we allemaal keurig in een rijtje om Yona nog een laatste groet te brengen. Ik stond als één van de laatsten. Mijn voorgangers schonken haar een mistroostig knikje en bleven een paar seconden voor haar kist staan, terwijl ze haar beeld voor de laatste keer in zich op namen.
Toen het mijn beurt was, wist ik niet zo goed wat te doen. Ik stond daar maar, starend naar haar dode lichaam, dat er ondanks alles vredig bij lag. Ik aaide met mijn vingers over haar kist en prevelde wat onverstaanbare dingen. 'Het ga je goed, Yonie.' Een traan rolde over mijn wang en ik kneep mijn ogen verbeten dicht. 'Het spijt me. Voor alles. '
Ik wierp nog een laatste blik op mijn vriendin, in een poging haar beeld voor eeuwig op mijn netvlies vast te zetten. Daarna liep ik met gebogen hoofd door.
Ik had graag geloofd dat ze in de hemel zou terecht komen en daar haar leven verder zou zetten tussen de engelen, maar mijn verstand hield deze gedachte tegen. Er bestonden geen hemel, God of bovenmenselijke krachten. Alles was wetenschappelijk verklaarbaar. De dood was echter altijd een raadsel gebleven, dat haar mysterieuze gelaat wellicht nooit zou ontluisteren. Daarom was ik er bang van. De angst voor de dood was iets dat nooit helemaal uitgeschakeld kon worden, simpelweg door haar onwezenlijke karakter en de invloed die ze had in het dagelijkse leven.
Ik had nooit begrepen wat mensen zagen in religies en hoe het mogelijk was dat ze ergens in konden geloven dat niet bestond, maar op zulke momenten waarin de dood als een schaduw achter me stond, snapte ik wel waarom mensen er steeds op terugvielen. De laatste jaren stak het Credisme, de enige religie op aarde, weer op na een lange periode van terugval. Sinds de aankondiging van de maanselecties, vonden mensen weer hun toevluchtsoord in het geloof en klampten ze zich vast aan de gedachte dat ze bij God veilig waren. Ook mijn moeder, die voorheen een afkeer had gehad voor alles wat met geloof te maken had, begon zich in het geloof te storten als een ware Credist.
Wanneer iedereen de kans had gekregen Yona voor een laatste keer te begroeten, stelden we ons op in een rij en aanschouwden hoe haar kist werd volgegoten met een zure, doorzichtige vloeistof. Haar lichaam zou binnen enkele uurtjes helemaal vergaan en volledig opgelost zijn in het bad van de vloeistof des doods, zoals het in de volksmond werd genoemd.
Het was misschien een akelige gedachte, maar het was de meest efficiënte en ecologische manier om van een lijk af te raken.
De kist werd naar een aparte zaal achter het ronde gebouw gebracht, waar het laatste restje van Yona's lichaam tot stof kon vergaan en er helemaal niets meer overbleef van haar aanwezigheid.
♣♣♣♣♣♣
Buiten was het helemaal opgeklaard en een fleurig zonnetje scheen verwarmend op mijn gezicht. Net alsof een donker hoofdstuk was afgesloten en er eindelijk licht aan het einde van de tunnel was opgedoken.
Ik had nog een laatste knikje op de familie van Yona afgestuurd en maakte me dan los van de groep, waarna ik weer op mijn eentje door de stad kon ronddolen.
Een ongekende rust streek neer over mijn geest. Het was een gevoel dat ik al een hele tijd niet meer had ervaren. Eindelijk voelde ik me weer alsof ik alles aankon, alsof al de weg gesijpelde moed en hoop plots weer opstonden.
Ik voelde echter dat de sfeer in de stad langzamerhand veranderde. Er viel me en plotse omwenteling in het gedrag van de voorbijgangers op. Ik kon niet meteen plaatsen wat het dan precies was, maar iets in mij zei dat het niets goed kon betekenen.
Plotseling zag ik hoe een vrouw in tranen uitbarstte in het midden van de straat, terwijl ze hevig snikkend haar hoofd achter haar handpalmen verborg. Naast haar keek een kleuter -ik vermoedde dat het haar zoon was- haar met verbaasde ogen aan, terwijl hij zich stevig tegen haar dijbeen had aangeklampt.
Ook bij een oude, bejaarde dame bemerkte ik tranen rond rode, opgezwollen ogen. Het leek wel alsof iedereen aan het huilen was. Wat was er aan de hand?
Naast me hoorde ik een groepje mannen in deftig kostuum en een serieuze blik met elkaar praten. Ik besloot mijn oren te spitsen, zodat ik een deel van het gesprek zou kunnen opvangen. Het mocht natuurlijk niet al te hard opvallen dat ik stond mee te luisteren.
Ik kon echter geen enkel zinnig woord tussen het geroezemoes ontdekken en gaf de moed al gauw op. Plots schoot me het idee te binnen dat het iets met de maanselecties had te maken. Ik moest naar huis, en wel meteen.
Daarom holde ik zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnde station, waar ik de eerste RailBus naar huis kon nemen.
Het was een drukte vanjewelste in het grote, ondergrondse station en in mijn haast liep ik bijna tegen een aantal passanten aan, waardoor ik enkele geërgerde blikken in ontvangst moest nemen.
Ik kocht snel een kaartje van vijf Doxi aan een automaat tegen een smerige muur van perron twaalf. Ik drukte mijn vinger tegen een scanner, waardoor het geld automatisch van mijn rekening ging. Ik nam niet zo vaak een RailBus, simpelweg omdat ik liever te voet ging en het al dat geld niet waard vond. Nu wilde ik echter gewoon zo snel mogelijk naar huis; ik had geen tijd te verliezen.
In afwachting van de RailBus, zette ik me neer op een krakkemikkig bankje naast een oude man met een grijs hoedje op zijn hoofd. Hij knikte me vriendelijk toe, waarna ik hetzelfde deed.
'Alles goed met u, juffrouw?' vroeg hij met een glimlachje.
Eigenlijk had ik geen zin om te antwoorden, maar omdat ik niet onaardig wilde overkomen, antwoordde ik: 'Ja, hoor.'
'Dus jij bent één van de gelukkigen?'
Ik keek hem niet begrijpend aan. 'Hoe bedoelt u?'
'Heb je het nog niet gehoord dan?'
Ik schudde heftig van nee en probeerde de verbazing uit mijn blik te houden.
'De resultaten van de bloedtesten zijn een uurtje geleden binnengekomen. Deze bepalen ook of je geselecteerd bent voor de maanselecties of niet. Iedereen heeft normaal gezien een bericht ontvangen.' Ik kon geen greintje emotie in de stem van de oude man bespeuren, alsof het hem allemaal niets kon schelen.
Bij het horen van zijn woorden ging er een huivering door me heen en voor even was ik het noorden helemaal kwijt. Alles om me heen werd wazig en een brok vormde zich in mijn keel. Het nieuws sijpelde langzaam binnen, maar echt tot me doordringen deed het niet.
'Gaat het wel, meisje? Je bent een beetje overdonderd, zie ik.' De oude man keek me empathisch aan.
Ik beet even op mijn lip en probeerde mezelf weer tot rust te brengen. 'Ja, het gaat wel. Ik ben alleen een beetje... verrast.' Ik kon de trilling in mijn stem niet helemaal verbergen, maar ik hoopte dat de oude man het niet opmerkte.
'Dat begrijp ik.'
'Bent u eigenlijk geselecteerd, als ik dat vragen mag? U lijkt me namelijk erg relaxed.' Meteen wilde ik mijn woorden terug inslikken, aangezien ik bang was dat ze nogal ongepast overkwamen. Ik kende de man niet eens en ik vuurde al meteen een overdreven nieuwsgierige vraag op hem af.
Tot mijn verbazing reageerde hij meteen, zonder me eerst raar aangekeken te hebben.
'Oh nee, kindje. Daar ben ik te oud voor. Mensen als ik hebben helemaal geen kans om naar de maan te gaan; ze willen ons niet, ze willen gewoon van ons af. We zijn te oud om nog dingen in te brengen. Met ons kunnen ze helemaal niets aanvangen daar. Ze hebben jonge mensen nodig, mensen die een meerwaarde zijn en nog veel kunnen betekenen. Mensen zoals jij.'
'Vindt u het dan niet erg dat u niet gekozen bent?'
De man glimlachte. 'Nee hoor, ik had niets anders verwacht. Ik heb mijn leven al geleefd. Nu is het jullie beurt. Ik zou daar alleen maar in de weg lopen.'
Ik knikte een beetje verdwaasd, niet goed wetend hoe ik moest reageren. De man had duidelijk vrede genomen met zijn lot, iets waar hij wel bewondering voor oogstte bij mij.
Plots was de RailBus geruisloos voor het perron gestopt en stapte de krioelende massa op het transportmiddel.
'Deze moet ik nemen,' zei ik vluchtig tegen de oude man, waarna ik me vlug recht zette van het bankje en naar de Railbus snelde, terwijl ik nog een snelle blik op hem wierp en kort naar hem wuifde.
Ik nam echter niet de tijd om te kijken of hij terug wuifde, want al snel verdween ik tussen de menigte en wurmde me door de doorgang van de bus, om toch maar een plaatsje tussen al die drukte te kunnen bemachtigen.
Het viel me op dat er meer mensen op de been waren dan normaal, wat enigszins logisch was met het grote nieuws dat iedereen bereikte. Het was bijna net zo als bij de aankondiging van de maanselecties een paar weken eerder.
Nadat iedereen was ingestapt en het sein was gegeven dat de Railbus mocht vertrekken, werd het vervoersmiddel in beweging gezet en reed het station uit. Pijlsnel gleed het over de sporen, door een oneindig netwerk van ondergrondse tunnels. Binnen vijf minuutjes zou ik al thuis aankomen.
Tijdens de rit dwaalden mijn gedachten af naar thuis en de resultaten die daar op me stonden te wachten. Ik kon de nieuwsgierigheid niet meer uithouden en ik kon niet verhinderen dat ik trilde van opwinding. Opwinding door angst, weliswaar. Ik wilde er niet aan denken welke gevolgen het allemaal had en het leek maar niet tot me door te dringen hoe belangrijk en bepalend de uitslag was voor het verdere verloop van mijn leven. Het ging over leven of dood.
Plots schrok ik wakker uit mijn gedachten, toen de bus tot stilstand kwam aan het station waar ik moest afstappen. Bijna was ik te laat, maar gelukkig had ik me nog net op tijd een weg kunnen banen door de hopen passagiers en me naar buiten kunnen wurmen.
De benauwende, muffe lucht uit het toestel maakte plaats voor de frisse zomerlucht die mijn longen weer helemaal openzette.
Meteen rende ik zo snel als mijn conditie aankon naar huis, zonder ook maar een seconde te treuzelen of om me heen te kijken.
Na een een vijftal minuutjes kwam ik helemaal buiten adem uit voor de deur van mijn appartement, nadat ik nog eens vijf verdiepingen omhoog had moeten klimmen. Ik ademde diep in uit en klemde mijn hand om de klink van de deur. Even aarzelde ik, maar al snel raapte ik al mijn moed bij elkaar en trok de deur met een ruk open.
Bijna meteen trof ik mijn moeder aan, die met haar ellebogen op tafel steunde en met een serieuze, bijna apathische blik voor zich uitkeek.
'Kom zitten, Femke.'
~~~~~~
TAM TAM TAAAM!
3 176 woorden. Dat moet wel mijn persoonlijke record zijn! Hopelijk vonden jullie dit hoofdstuk niet slaapverwekkend.
Ik heb trouwens mijn twijfels over de titel. Ik kon nergens opkomen, dus dit is maar even een tussenoplossing. Als iemand een geniale ingeving heeft, laat het me dan vooral weten.
Opgedragen aan een trouwe en lieve fan van dit verhaal @PerfectoMomento. Je lieve berichtjes bezorgen me altijd een big smile. Heel erg bedankt dat je zo in me gelooft, Francien! ^^
Sarah
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro