24. Wilde je wat zeggen?
'Nog een fijne nacht verder.'
Ik glimlachte geforceerd naar de vrouw die me naar mijn kamer geëscorteerd had - geen idee waar die begeleiding telkens voor nodig was, maar ik vond het niet erg: dan kon ik tenminste niet verdwalen en bovendien gaf het me het eventjes het gevoel dat ik een belangrijk staatspersoon was of iets van die aard - en ik wachtte tot ze uit mijn oogveld verdwenen was. Toen draaide ik me om naar de deur van kamer 46P. Voor een paar seconden bleef ik enkel staan kijken. De gang was donker, enkel verlicht door het lichtblauwe schijnsel van de fakkels tegen de muren. Na een test was ik altijd wat gedesoriënteerd.
Nadat mijn ogen gescand waren door het plaatje naast de deur en me de doorgang werd verleend, zag ik meteen dat er licht brandde in de kamer. Iedereen was duidelijk nog klaarwakker, hoewel we toch alweer tegen middernacht aanleunden. Het leek wel alsof mijn kamergenoten me al de hele tijd hadden staan opwachten. Ze waren er allemaal.
Masani had me als eerste opgemerkt. 'Femke, daar ben je.'
Ik knikte wat droogjes en liep toen rechtstreeks naar mijn bed, waar ik mijn schoenen van mijn pijnlijke voeten wierp en me met een diepe zucht achterover liet vallen op het veel te harde matras. Wat verlangde ik naar rust.
'Zo, zware test gehad precies?' merkte Francesca op, die op het bed naast mij een kam door haar lange lokken haalde.
Ik humde enkel wat.
'Of is het soms iets anders waar je moe van bent?'
Ik keek haar met een niet begrijpende blik aan.
'We hebben je de hele dag niet meer gezien,' verduidelijkte ze daarom. 'Ineens was je weg. Waar heb jij de hele tijd gezeten? Waar is Rachel trouwens?'
Ze leek net de overbezorgde versie van mijn moeder en zelfs die stelde me nooit vragen als ik een hele dag het huis uit was geweest. Eigenlijk had ik me daarover nooit tegen eender wie hoeven verantwoorden. Ik was sowieso een eenzaat, een parasiet die zich voedde met de triestige naweeën van een stad in verval.
'Oh,' stootte ik uit. Zou ik maar gewoon de waarheid vertellen? 'Ik was op zoek naar mijn ketting totdat ik toevallig Rachel zag. Ik ben de hele namiddag bij haar gebleven.'
'Een hele namiddag bij dat wicht?'
Ik keek haar fel aan. 'Ze is geen wicht.'
'Wat jij wilt.'
Eigenlijk had ik me in de periode op het kamp meer geërgerd aan Francesca dan aan Rachel. Het ene moment leek de Italiaanse schone best voor rede vatbaar, maar op het andere moment was ze zo bevooroordeeld en leek het alsof niemand goed genoeg was voor haar. Wat wilde ik die kam maar al te graag uit haar haren trekken en die schminkdoos aan stukken op de grond gooien. Ik had genoeg van al haar neerbuigende opmerkingen.
Intussen was Masani dichterbij komen staan. Hij leunde met zijn armen over het muurtje naast mijn bed. Gelukkig kon ik hém wel nog verdragen.
'Waar is Rachel nu dan?' vroeg hij.
Het duurde even voor ik mijn antwoord uitsprak. 'Ze komt niet meer.'
Masani keek me verbaasd aan. 'Wat?'
Iedereen had zich intussen rond mijn bed verzameld, wat me een ietwat ongemakkelijk gevoel opleverde. Nu voelde ik me plots de woordvoerder van een of ander bekend persoon, of de advocaat van een moordverdachte die voor de rechtbank moest verschijnen. Ik voelde de blikken op mij branden. Ik wist niet eens of ik het wel aan hun neus wilde hangen. Wat er die namiddag was gebeurd, bleef toch iets tussen mij en Rachel.
'Ze komt niet meer,' herhaalde ik. Ik frutselde aan mijn blouse en keek mijn kamergenoten niet aan. 'Ze heeft een andere kamer aangevraagd en zal het kamp daar verderzetten. Ik denk dat ze ons niet meer onder ogen wilde komen.'
'Waarom dan?' vroeg Huan. Ik had het gevoel dat hij helemaal was ontbolsterd sinds het spelletje truth or dare eerder die dag.
Ik hield even een stilte. Ik had een hekel aan nieuwsgierige vragen ontwijken. Natuurlijk begreep ik ieders verwarring, maar het leek net alsof ik degene was die alles had veroorzaakt.
'Laten we zeggen dat ze het een beetje moeilijk had, maar het is niet aan mij om dat te vertellen.' Toen voegde ik er snel aan toe: 'Het ligt alleen echt niet aan jullie, hoor.'
Francesca keek me scherp aan. 'Waarom mocht jij het dan wel weten?'
'Ik weet niet. Ik -' Ik beet ongemakkelijk op mijn lip, niet wetende wat ik wel en niet mocht zeggen. 'Ik denk dat ik gewoon de juiste persoon was op het juiste moment. Ik heb daar tenslotte uren met haar gezeten.'
Plots moest ik terugdenken aan onze kus. Was Rachel al de hele tijd verliefd op mij geweest? Of was het slechts een bevlieging, in de hitte van het moment? Of was het misschien enkel een teken van dankbaarheid geweest? Eigenlijk wilde ik het haar zo graag vragen, maar ik wist niet of ik daar nu nog wel de kans toe zou krijgen.
Francesca bleek geen genoegen genomen te hebben met mijn antwoord. 'Volgens mij vertel je ons lang niet alles.'
'Nou, ik...' Ik begon er zowaar zweterig van te worden. 'Wat maakt het ook uit? Ik bedoel, het is iets tussen mij en Rachel en -'
Ik werd ruw onderbroken door Elias, die vlak achter mij stond en zich in het bijzonder tot Francesca richtte. 'Laat het gewoon, Frans.'
Sinds wanneer noemt hij haar Frans?
Door Elias' woorden bleek Francesca toch wat gekalmeerd. De twee hielden elkaars blik voor een moment vast. Iets te lang naar mijn zin. Ik wist niet waarom, maar dat idee gaf me een stekend gevoel in mijn onderbuik.
'Goed dan,' zei Francesca, terwijl ze even meisjesachtig knipperde met haar ogen in de richting van - jawel - Elias. 'Ik was gewoon nieuwsgierig naar ons kamergenootje. Dat is toch normaal?'
'We zullen in ieder geval eindelijk een goede nachtrust hebben vanavond,' grapte Masani. Hij legde een hand in zijn nek en geeuwde overdreven luid. 'We spreken er morgen wel weer over. Welterusten.'
Daarbij ging iedereen terug naar zijn eigen slaapplaats. Ik wilde net mijn sokken uitdoen en begon al wat te rommelen in mijn tas op zoek naar tandpasta, toen ik me plots realiseerde dat er nog iemand achter me stond. Ik draaide me om op mijn bed en keek recht in de azuurblauwe ogen van Elias.
Ik schrok me bijna een hoedje.
'Hoi,' zei hij, een schuin lachje om zijn lippen.
'Hoi,' perste ik eruit.
De jongen leunde met zijn zij tegen het muurtje naast mijn bed en keek me schuin aan vanachter zijn lichtbruine krullen. Hij had een nonchalant T-shirt aangetrokken. Die nonchalance was echter niet slonzig; het gaf hem zelfs een zekere charmante uitstraling. Of zoiets.
'Blijkbaar was je iets verloren?'
Ik was even te beduusd om te beseffen waar hij het precies over had, maar gelukkig schoot het me nog net op tijd te binnen. Door alle heisa van eerder die dag was ik bijna vergeten dat ik mijn kralenketting nog steeds niet had teruggevonden. De ketting die ik met Yona had gedeeld. Het enige fysieke wat ik nog van haar had. Ergens voelde ik me schuldig dat ik het zomaar was vergeten.
'Dat klopt,' antwoordde ik. 'Hoezo?'
Hij haalde iets uit de achterzak van zijn versleten broek en klemde het toen zachtjes in zijn hand, waarna hij zich weer tot mij richtte: 'Bedoelde je soms dit?'
Ik wierp een blik op het voorwerp dat hij in een kommetje voor mijn ogen hield en herkende meteen de afgrijselijke kleurencombinatie van rode en groene kralen, die ik destijds samen met Yona aan elkaar had geregen.
'Ja, dat is 'm!' Ik keek met blinkende ogen van de ketting naar Elias, die zelf ook een genoegzaam lachje om zijn lippen kreeg. 'Oh mijn god, ik dacht dat ik hem voor goed kwijt was.'
'Ik vond hem in de trappenhal vlakbij onze kamer. Ik wist niet waar je was, dus heb ik hem zelf maar opgeraapt voor je.'
Voor een moment wilde ik hem om de nek vliegen, maar uiteindelijk besloot ik het toch maar bij een zuinig glimlachje te houden. 'Bedankt, Elias.'
Op dat moment verwijderde Elias zich een stap van het muurtje en ging vervolgens onaangekondigd naast me op bed zitten, terwijl hij de kralenketting in beide handen vasthield. Ik wist mezelf niet goed een houding te geven en klauwde mijn vingers wat dieper in de matras van mijn bed.
'Mag ik hem bij je aandoen?' vroeg hij, zijn stem als een ruwe fluistering.
Ik voelde me spontaan verstijven en kon enkel beduusd knikken. In wat volgde, voelde ik hoe hij zich wat dichter naar me toeboog en de ketting voorzichtig rond mijn hals deed. Mijn huid tintelde onder zijn warme vingers toen hij probeerde het slotje aan mijn nek dicht te maken en de tinteling verspreidde zich over mijn hele lichaam. Ik slikte en durfde enkel strak vooruit te kijken.
Toen hij klaar was, bleef hij nog een paar tellen op mijn bed zitten zonder iets te zeggen. Ik keek hem schuin aan en hoopte dat mijn rode wangen niet al te hard opvielen. Waarom was ik altijd zo nerveus bij hem? Het was niet zoals bij Masani: bij hem voelde ik me gewoon op mijn gemak zonder meer. Bij Elias was het al vanaf het begin anders. Dit soort acties helpten al zeker niet.
Op dat moment stak Elias zijn handen in beide broekzakken en stond op van mijn bed. 'Ik denk dat ik ook maar eens ga slapen.'
Ik maakte weer een of andere vage knikbeweging met mijn hoofd, niet in staat iets uit mijn strot te krijgen.
Hij stond nog even stil aan het muurtje bij mijn bed en draaide zijn rug naar me om, waarna zijn ogen de mijne vonden. 'Welterusten, Femke.'
Toen verdween hij achter het muurtje.
Ik liet me neerzakken op bed en tastte naar de ketting om mijn hals, nog nagenietend van de kriebels die door mijn lijf gierden. Mijn hoofd was er heerlijk licht van geworden.
Wanneer ik even opzij keek, vond ik echter de blik van Francesca. Zij hield me nauwlettend in de gaten. Ze keek niet bepaald vriendelijk.
Op dat moment kon me dat echter niets schelen.
****
De volgende ochtend werd ik wakker met een vreemd gelukzalig gevoel. Voor de eerste keer sinds mijn aankomst had ik als een roosje geslapen, alsof ik de hele nacht in een bed van zachte watten had liggen dromen. Natuurlijk had het er ook mee te maken dat Rachel niet meer op onze kamer lag en ze ons dus niet meer kon wekken met haar nachtelijke geschreeuw. Toch had ik het gevoel dat er een andere reden was voor de bijzondere toestand waarin ik verkeerde, eentje die ik misschien liever niet wilde toegeven.
Zelfs de wetenschap dat er alweer een zware dag voor de boeg stond, kon me op dat moment maar weinig deren. Ik zou zelfs bijna durven zeggen dat ik er zin in had. Het leek alsof ik weer alles aan kon, alsof elk obstakel opnieuw overbrugbaar was. Ik had werkelijk geen idee wat me ineens overkwam en ik wilde mezelf nog bestraffen voor dit grenzeloze optimisme, maar ik kon niet ontkennen dat het ongelooflijk fijn was. Om de een of andere reden had ik altijd gedacht dat het mijn recht was om ongelukkig te zijn. Sterker nog: ik gunde mezelf het geluk niet. Ik vond het misplaatst, ergerde me aan al wie zomaar door het leven dartelde alsof er helemaal niets aan de hand was. Ik had het naïef gevonden. Nu wist ik dat geluk niets te maken had met naïviteit; geluk was leven.
De vraag was echter nog maar hoe lang ik het zou vasthouden.
Net zoals iedere ochtend hadden we ons in stilte klaargemaakt voor de dag: ik slikte een Alimenticum, fatsoeneerde mijn haar in de mate van het mogelijke, trok de kleren aan die ik al bijna de hele week droeg en ging vervolgens samen met de rest naar het binnenplein. Wat dat betreft was er niets veranderd; de hele week baadde in de voorspelbaarheid.
Buiten scheen de zwakke ochtendzon verwarmend op onze gezichten en een zacht briesje woei over de massa. We stonden er weer als een mierenhoop op elkaar, maar voor een keer kon zelfs dit mijn goede humeur niet verpesten. Ik had zelfs bijna geen oog voor mevrouw Volt, die alweer boven onze hoofden uitkeek en over haar rood gestifte lippen likte alvorens ons toe te spreken.
Goedemorgen, beste Tribuni Lunae. Gisteren hebben jullie kunnen tonen dat jullie dappere jongens en meisjes zijn, die zich niet laten belemmeren door hun zorgen en angsten. Misschien zijn een aantal onder jullie zichzelf tegengekomen, wat een erg innemende ervaring kan zijn. Vandaag doen we het daarom iets rustiger aan. Vandaag zullen jullie moeten laten zien dat jullie in staat zijn om uit niets iets wonderlijks te scheppen. Jullie zullen ideeën moeten omzetten in de praktijk, openstaan voor nieuwe dingen, een kans zien in iedere mogelijkheid. Daadkracht en inventiviteit zijn erg belangrijke eigenschappen voor een goede maanbewoner. Het is aan jullie om jullie creativiteit te tonen. Kijk goed in het rond vandaag: een creatieveling ziet overal mogelijkheden. Veel succes.
Nadat mevrouw Volt was verdwenen, zwermde de menigte alweer uit elkaar. Dat was altijd een vrij chaotisch gebeuren, waarbij je meermaals werd aangestoten door allerlei ellebogen en schouders en waarbij je tenen vaak heel wat moesten incasseren. Daarom wachtten mijn kamergenoten en ik meestal een tijdje totdat het wat rustiger was. Door de chaos gebeurde het echter vaak dat we van elkaar verwijderd raakten, wat ook nu weer het geval was.
Op een gegeven moment voelde ik dat er op mijn schouder getikt werd. Ik keek om en herkende meteen de amberkleurige ogen van Francesca.
'Femke, kan ik je even spreken?'
Ik keek even in het rond om te kijken waar mijn andere kamergenoten waren, maar die stonden enkele meters verder en leken ons niet gezien te hebben. Toen richtte ik me weer tot Francesca en knikte.
Ze gaf een kort trekje aan mijn arm om me een paar stappen verder te leiden, waar het iets rustiger praten was. Ik vroeg me af wat ze dan precies te zeggen had. Het leek serieus.
'Waar wilde je over spreken?' vroeg ik, mijn ogen dichtknijpend tegen de zon.
Het duurde even voor ze antwoord gaf, maar toen viel ze meteen met de deur in huis: 'Wat is dat tussen jou en Elias?'
Voor een ogenblik verslikte ik me bijna. Deze vraag had ik niet meteen zien aankomen. Alhoewel, Francesca had me de avond voordien wel heel vies aangekeken. Ik dacht eerst dat het gewoon haar avondhumeur was, maar nu begreep ik dat er vast meer was geweest.
'Hoe bedoel je?' vroeg ik quasi onwetend.
'Hou je niet van de domme, Femke.' Ze kneep haar ogen tot spleetjes en legde een hand op haar heup. 'Ik zag jullie gisteren wel bezig. Eigenlijk is dit al veel langer bezig, nietwaar? Al dat gekonkelfoes tussen jullie.'
'Ik -'
'Geloof me, Femke: ik heb genoeg ervaring met dit soort zaken. Ik zie het van mijlenver wanneer er iets begint te bloeien tussen twee personen. Mij houd je echt niet voor de gek.'
Daarop had ik maar weinig in te brengen. Ik vond het sowieso vrij ongemakkelijk om hierover te praten; het voelde alsof ik op de een of andere manier betrapt was. Zelfs tegen mezelf had ik het nauwelijks durven toegeven. Waarom schaamde ik me hier toch zo over?
Ondertussen had Francesca haar armen over elkaar geslagen en keek ze me met een donkere blik aan. 'Als ik je één raad mag geven: blijf bij hem uit de buurt.'
'Waarom?' vroeg ik verbaasd.
'Ach, Femke.' Ze haalde een hand door haar haren. 'Wat denk je nu zelf? Die Elias is toch geen partij voor jou. Je zal alleen maar gekwetst worden. Het is beter voor jou en voor iedereen dat je dit niet te veel uit de hand laat lopen.'
'Maar - '
Toen liet ze me alleen achter.
----
Joe, hier ben ik weer.
Wie ruikt hier een bitch fight? Dit soort hoofdstukken vind ik eigenlijk wel lollig om te schrijven, ook al is het inhoudelijk misschien niet zo diepgaand of zo. In ieder geval: denken jullie dat Femke zal toegeven aan haar gevoelens? (Damn, dit klinkt echt als een vraag over een of andere slechte soap)
Binnen een week beginnen mijn examens, dus waarschijnlijk zal ik dan zo goed als onbereikbaar zijn hier - nu ja, niet dat het zoveel verschil maakt met anders. Vanaf de kerstvakantie kunnen jullie weer een update verwachten!
Tot binnenkort.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro