22. Vergrootglas op het hart
Het gesnik was oorverdovend. Af en toe verviel het in een zachtjes huilen, gecombineerd met jammerende woorden stil als een fluistering. Een stuk touw bungelde aan een stang over het plafond en gaf uit op een strop. Het was donker in de kamer, maar zelfs van ver zag ik de zoute tranen die over haar wangen biggelden. Zij zag mij niet.
'Rachel,' riep ik onwillekeurig uit, maar mijn stem klonk gesmoord.
Ze keek in een fractie van een seconde op, zoals een haas die de jager opmerkt achter de bosjes. Haar ogen keken schichtig, omlijst door dikke rode wallen. Ze snakte hoorbaar naar adem, slokte de bedompte lucht in grote teugen naar binnen. Ze slaakte een oerkreet. Haar stem was echter even krachteloos als een bries op een windstille dag.
Ze wees met slappe arm naar de deur. 'Ga weg.'
Ik schudde mijn hoofd en zette daarentegen een stap extra naar binnen, mijn hart kloppend in mijn keel. Nee, ik kon haar hier niet zomaar aan haar lot overlaten. Niet met het uitzicht van een touw in een donker kamertje en een meisje van zestien, klaar om domme dingen te doen. Het was mijn morele plicht om haar te helpen. Ook al ging het om hetzelfde meisje dat mij altijd had uitgekafferd.
'Nee, ik blijf hier.'
'Ga weg!' herhaalde Rachel, ditmaal luider. Ze schopte om zich heen. 'Ga weg!'
Ik bleef onbewogen staan. Natuurlijk ging ik niet weg. Ik ging niet weg totdat ze met mij meeging, weg uit dit donkere plekje en de eenzaamheid. Ik zou net zo lang blijven staan tot ze toegaf.
'Femke, je hebt hier niets te zoeken. Het zijn je zaken niet. Ga weg, voor ik je iets aandoe. Ga weg, alsjeblieft.'
Rachel keek me recht aan, zonder in mijn ogen te kijken. Haar stem was zwak, klonk bijna smekend. Dit was niet de Rachel die ik kende van de vorige dagen. De Rachel die ik kende, leek altijd zeker van zichelf. Wist altijd wat ze wilde. Liet nooit of te nimmer met zich sollen.
Ik ademde diep in en uit. 'Ik ga niet weg, Rachel. Niet zolang jij hier alleen bent.'
Ik probeerde kordaat te klinken, maar ik kon niet verbergen dat ook mijn stem zo onvast was als de wortels van een bonsaiboompje. Er rustte ineens een grote verantwoordelijkheid op mij. Nog nooit was ik zover gekomen dat ik iemand koste wat het kost moest overtuigen van het leven, terwijl ik voor mezelf nog niet eens wist hoeveel het nog waard was.
Daarop prevelde Rachel iets wat ik niet kon verstaan. Ze rolde zich nog meer op in een bolletje en wendde haar gezicht vastbesloten van me af. Dat gaf me de tijd om wat dichter naar haar toe te gaan; geruisloze stappen gingen door het kamertje, dat nauwelijks vier op vier meter was. Rachel gaf geen reactie. Ze bleef in haar bolletje zitten.
Ik ging langzaam naast haar zitten, zoals ik dat had gedaan eerder die dag. Nu zou ik haar echter niet laten ontsnappen. Onze beider ruggen leunden tegen de harde muur achter ons. De vloer onder ons was ijskoud.
Het akelige beeld van het touw met de strop eromheen bleef in mijn zicht verzand. Hoe het daar bungelde, in de kille stilte. Het idee dat het een jonge ziel zou verstikken rond haar hals. Er ging een huivering door me heen.
'Vanwaar komt dat touw?' vroeg ik met fluisterstem.
Er kwam geen reactie. Rachel gaf geen blijk van mijn vraag gehoord te hebben, al was ik er zeker van dat ze elk woord had verstaan. Ze bleef strak opgerold. Haar rug halvelings van me weggedraaid. Haar zwarte haren voor haar gezicht. Haar leven uiterst onzeker.
Ik besloot te zwijgen. Ik wist niet wat ik anders moest doen. Moest ik haar vastpakken? Moest ik haar troostende woorden toefluisteren? Moest ik haar zeggen dat het allemaal wel goed zou komen? Alles leek volstrekt nutteloos. Waarschijnlijk zou ik het zelfs alleen maar erger maken.
Zo zaten we daar. Minutenlang. Stilzwijgend. Zo nu en dan hoorden we voetstappen door de gangen, vaag gepraat uit de verte of een sporadisch getik van een verdwaalde regendruppel.
'Ik heb het meegenomen van thuis,' onderbrak Rachel abrupt de stilte. 'Het touw. Ik dacht dat het wel van pas zou komen. In feite wist ik al lang dat de kans groot was dat het zou gebeuren, zie je.'
Haar stem was stil, maar toch stabiel. Ondertussen was ze iets minder strak opgerold. Ze keek me echter niet aan; ze keek voor zich uit, naar een onbestaand punt in de ruimte. Haar ogen waren omfloerst.
Ik draaide mijn hoofd lichtjes naar haar toe. 'Hoe bedoel je?'
Rachel wachtte even voor ze antwoordde. Ze wilde iets zeggen, maar leek haar woorden toen weer in te slikken. Uiteindelijk begon ze: 'Ik dacht er al langer aan. Zelfs al een paar jaar. Ik was ook vastbesloten het te doen, tot een paar weken geleden. Het stond allemaal klaar; ik had alles minutieus voorbereid.'
Ze snikte voor een seconde en hield even een pauze alvorens opnieuw te spreken, haar stem al iets minder stabiel. 'Toen was er die toespraak op het grote scherm: we zouden naar de maan gaan. Plots veranderde het plan, veranderde er iets in mijn hoofd. Ik zou nog even afwachten. Ik hield me vast aan een nieuwe hoop. Misschien zou het toch nog goed uitpakken voor mij.'
Er viel een stilte tussen ons in. Ik was te verdwaasd om iets te zeggen. Het verbaasde me ook dat Rachel dit tegen me zei. Eigenlijk had ik niet meer verwacht dat het nog tot een gesprek zou komen. Eigenlijk wist ik helemaal niets.
'Er is toch nog steeds hoop?' zei ik uiteindelijk.
Rachel schudde haar hoofd, een zware traan langzaam uit haar ooghoek druppend. Ze had zich losgemaakt uit haar bolletje en hield nu haar handen rond haar knieën geklemd.
'Nee, Femke. Het is hier gedaan voor mij.'
'Hoe weet je dat nu zeker?'
Het meisje zuchtte. 'Mijn vorige testen gingen vreselijk. De kans dat ik het nog ophaal, is bijna gelijk aan nul. Het heeft geen zin meer.'
'Bijna. Dat is niet gelijk aan helemaal! Alles kan nog.'
Eigenlijk wist ik al dat het zinloze woorden waren nog voor ik ze uitsprak, maar op dat moment leek dit het enige wat ik kon zeggen. Wat moest ik zeggen? Ik was altijd al slecht in praten, laat staan dat het ook nog eens ergens op moest slaan. Niemand die je zoiets kan aanleren.
De reactie was dan ook te verwachten en even dacht ik de oude Rachel terug te zien. Haar breekbare stem verraadde echter alles. 'Ach, wees toch niet zo naïef. Jij weet net zo goed als ik dat ik mijn kansen verkeken heb. Het is gedaan. Finito.'
Ik friemelde aan de randen van mijn blouse en beet op mijn lip, hopeloos op zoek naar woorden. Ik keek haar schuin aan en probeerde een vastberaden blik te forceren, een blik die ter doel had enige vorm van levenslust over te brengen. Ik faalde faliekant.
'Dat betekent toch nog niet dat het gedaan is voor jou als mens? Misschien valt het op aarde ook nog mee,' zei ik uiteindelijk, zacht als het getik van de miezelregen.
Ik geloofde mezelf nauwelijks.
'De maan was mijn enige hoop, Femke. Nu heb ik niets meer.'
Daarop had ik niets meer te zeggen.
Opnieuw die stilte. De vloer onder ons was nog net zo ijskoud als eerst. Het kwam door de sfeer; die straalde kilte af. Dood.
Ik wreef over mijn armen, die geteisterd waren door kippenvel. Buiten was het nog steeds heet, hoewel het door de regen al flink was afgekoeld ten opzichte van de vorige dagen. Ook binnen was het normaliter niet veel kouder dan buiten – een goede isolatie was vast te veel gevraagd – en toch voelde net alsof ik me in het putje van de winter bevond die ik nooit had meegemaakt. Aan de duisternis was ik echter al lang gewend geraakt.
'Waar is de rest?' vroeg Rachel plotsklaps en zonder me verder aan te kijken, waardoor ik me afvroeg of het wel echt zij was geweest en niet mijn op hol geslagen verbeelding.
Waar waren ze? Daar had ik in mijn beroering na het opmerken van Rachel eigenlijk niet meer over nagedacht. Ik had natuurlijk gezegd dat ik mijn kralenketting ging zoeken – die ik overigens nog steeds niet had, al kon me het wel een worst wezen op dat moment - maar had me er niet van vergewist dat ze me wel gehoord hadden. Misschien waren ze nu naar mij op zoek. Of misschien zaten ze net helemaal niet met me in en hadden ze ondertussen vrolijk het spel hervat op onze kamer. Het maakte ook niet uit. Rachel was het hoofdpunt.
'Ik weet het niet,' zei ik.
Rachels tranen waren intussen opgedroogd. Het zwakke schijnsel vanuit de gang dat in bundels op haar gezicht viel, toonde echter het aanzicht van iemand die verloren was in de strijd met zichzelf. Haar ogen waren opgezwollen, rood van het huilen. Haar wangen waren zoals een ingedeukt blikje frisdrank. Haar haren met de paarse highlights vielen geklit over de zijkant van haar hoofd.
'Iedereen vindt me vast een mormel,' murmelde ze. Ze stak haar hoofd wat dieper weg in haar knieën. 'Ik jaag iedereen weg. Het is niet eens dat ik het bewust doe. Het gebeurt gewoon. Misschien is het zelfs beter. Het is beter dat niemand met me inzit. Zo bescherm ik me niet alleen tegenover hen, maar bescherm ik hen ook tegen mij. Begrijp je dat, Femke?'
Ik knikte wat verdwaasd. Waarom was ze ineens zo oprecht tegen mij? Ik hoopte maar dat het geen doodsbrief was. De laatste woorden nog voor ze er nooit meer zou kunnen uitspreken.
Gelukkig hoefde ik niet direct te reageren, want Rachel vervolgde nog voor ik iets kon terugzeggen: 'Ik denk niet dat iemand ermee zou inzitten als ik nu zou sterven. Waarschijnlijk merken de meesten het niet eens op. Iedereen is te druk met zijn eigen leventje. Een ziel meer of minder maakt al lang geen verschil meer. Met goed geluk vinden ze morgen mijn lijk ergens in de ochtend, enkel en alleen omdat het verdacht is dat ik de avond voordien niet kwam opdagen bij de test. Dan zal er kort een bericht van mijn dood verstuurd worden en de volgende dag lig ik al in een doorzichtige kist, waarna mijn lichaam voor eeuwig oplost in de vloeistof des doods terwijl de enige die toekijkt een onbekende bejaarde is die van het bijwonen van uitvaartplechtigheden zijn enige hobby heeft gemaakt. Echt, een mensenleven is hier niets meer waard.'
Hierdoor veerde ik meteen recht, plots feller dan ik al maanden –misschien zelfs jaren- geweest was. 'Wat zeg je nu, Rachel? Er zijn altijd mensen die om je geven. Altijd! Ik ben er zeker van dat je heel veel mensen behoorlijk wat verdriet zal aandoen door nu te sterven. Ieder mensenleven is waardevol. Ook dat van jou.'
'Je weet er niets van,' zei Rachel stilletjes, nauwelijks hoorbaar.
Ik moest meteen denken aan mijn zusjes. Aan mijn moeder. Misschien waren zij wel de enige reden waarom ik nog leefde, waarom ik hier in godsnaam nog moeite deed om naar die verrekte maan te gaan. Niet dat ik ooit specifiek aan zelfdoding dacht. Ik dacht echter evenmin aan het leven of aan de toekomst. De toekomst leek altijd iets onbestaands, iets dat je toch niet kon vatten. Ik had altijd alles van dag tot dag bekeken. Tot daar plots die aankondiging was. Toen moest ik plots beginnen nadenken over morgen.
'Heb je dan geen familie?' vroeg ik dan ook, iets minder fel dan eerst. 'Iemand die je liefhebt? Iemand met wie je kan praten?'
Rachel gromde in haar gekende stijl, maar vele malen zwakker. 'Familie doet me niets. Werkelijk niets. Ik wil niets meer met hen te maken hebben.'
'Dat meen je toch niet? Het zijn de enige mensen op aarde waarmee je een bloedband hebt. Niemand kan zonder familie, daar ben ik zeker van.'
'Jij weet niet hoe mijn familie is.'
'Vertel het me dan.'
Dat was de laatste druppel. 'Houd erover op! Het zijn je zaken niet!'
Ik deinsde geschrokken terug van haar verweer, waarna ik me langzaam met mijn rug terug onderuit liet glijden tegen de muur. Ik kon het me moeilijk inbeelden. Hoe Rachel zich voelde. Al die tijd waren mijn zusjes en mijn moeder alles voor mij geweest; heel mijn leven draaide praktisch om hen. Ik deed alles voor hen.
Het waren echter inderdaad mijn zaken niet. Waar haalde ik opeens het recht vandaan om in de familiegeschiedenis van Rachel te snuisteren? Ik besloot er niet meer over door te gaan, tenzij ze er zelf over zou beginnen. Toch kon ik het onderwerp niet loslaten. Ik wilde zo graag doorvragen. Telkens sprak ik mezelf echter toe dat het niet mocht. Dat ik het daarmee alleen maar erger zou maken.
Zo zaten we daar weer. Naast elkaar. In stilte.
'Waarom blijf je hier eigenlijk nog?' vroeg Rachel. Ze keek me met omfloerste ogen aan. 'Je kan net zo goed weggaan. Je hebt hier toch niets meer te zoeken. Vanavond is het een belangrijke test. Moet je je niet voorbereiden?'
'Ik blijf omdat jouw leven belangrijker is dan om het eender welke test.'
Er ontdooide een zwakke glimlach op haar gezicht, maar ze verbeet die al snel. 'Doe niet zo stom. Ik weet dat je dat enkel zegt om me te paaien.'
Ik kruiste mijn armen. 'Ja, daarom blijf ik hier ook effectief zitten.'
'Wat ben je een malloot,' was haar enige repliek.
Ik wist niet waar ik ineens de moed vandaan haalde, maar op dat moment legde ik een hand op haar dij en keek haar met zachte ogen aan. Voor een paar seconden zweeg ik. Rachel keek me aan en tegelijkertijd niet; ze keek en ze keek niet. Haar gelaatstrekken waren scherp en zacht. Haar ogen groot en nietig. Haar mond trillend en recht. Haar ziel gebroken.
'Ik wil dat je met me meegaat,' zei ik, mijn stem als zacht geruis. 'Ik wil dat je met me meegaat. Maakt niet uit naar waar. Gewoon zodat we weg zijn van dit akelige kamertje. Ik zal bij je blijven voor de rest van het kamp.'
Rachel glimlachte een glinstering in haar glazige ogen. Het leek alsof ze helemaal ontspande. Daardoor moest ik ook glimlachen. Eindelijk had ik iets gezegd dat haar kalmeerde. Mijn hand lag nog steeds op haar dij. We keken elkaar nog steeds aan. Alles leek goed.
Ware het niet dat er toen plots iets gebeurde wat ik nooit had voorspeld.
Ze kuste me.
Het gebeurde allemaal heel snel. Het ene ogenblik keken we elkaar nog in de ogen; het andere ogenblik waren haar lippen op de mijne beland. Eerst besefte ik het niet. Het duurde dan ook een paar seconden voor het tot me doordrong en ik me als reactie bruusk losmaakte, waarna ik met grote ogen naar het meisje voor me staarde.
Ook zij besefte toen pas wat er gebeurd was. Ze schoof een paar meter naar achter, haar ogen minstens even groot als de mijne. Haar gezicht plooide in de meest verschrikte vormen. Ze vuurde vloekwoorden af op haar omgeving, maar vooral op zichzelf.
'Verdomme.' Ze stampte op de grond en sloeg een hand voor haar gezicht. 'Verdomme. Verdomme. Verdomme.'
Ik zei niets.
'Het spijt me, Femke. Dit –' Haar stem stokte. Ze keek me aan en keek toen weer naar beneden. 'Dit had nooit mogen gebeuren. Dit... Ik denk dat het beter is dat je weggaat. Alsjeblieft. Ga weg.'
Ik ging niet weg. Ik bleef gewoon zitten.
'Zit daar toch niet zo!' schreeuwde ze.
Er vielen opnieuw tranen uit haar ooghoeken. Haar adem werd rasperig. Ze draaide haar rug naar me toe, te beschaamd om me nog onder ogen te komen. Nu zou ze vast niet meer met me meegaan.
Het is eigenlijk grappig hoe twee mensen op een totaal verschillende manier kunnen reageren. Terwijl Rachel met zichzelf geen blijf wist, zat ik nog steeds onbewogen in dezelfde houding waarin Rachel me een minuut eerder vol op mijn mond had gekust. Ik voelde de smaak van haar lippen nog nazinderen op de mijne. Ze waren zacht geweest, in tegenstelling tot wat ik had verwacht – niet dat ik daar ooit echt over had nagedacht.
Natuurlijk was ik verrast geweest door deze plotse actie. Natuurlijk was ik verward. Ik was nog nooit eerder door een meisje gekust. Ik was überhaupt nooit door iemand in het bijzonder gekust, tenzij door mijn moeder – en mijn vader, de dag voor hij... Ik kon eerlijk gezegd ook niet zeggen dat het onaangenaam was.
'Heb je er spijt van?' vroeg ik nauwelijks hoorbaar.
Rachel had me echter wel gehoord. Dat zag ik aan het feit dat ze haar hoofd lichtjes kantelde en haar gesnik langzaam tot halt kwam. Ze stond vlak naast het touw met de strop en een koude rilling ging door me heen bij die aanblik. Toen zei ze: 'Heb jij er spijt van?'
Ik sloot voor een ogenblik mijn ogen om over die vraag te bezinnen. Had ik er spijt van? Hoewel een vaag stemmetje in mij zei dat het niet oké was, voelde ik eigenlijk geen schuldgevoel. Het voelde niet per se fout aan, maar ook weer niet als het volledige juiste. Voorheen was Rachel altijd een brompot geweest voor mij. Ze was eerder een bromvlieg; iemand die er wel was en die opviel, maar bij wie je liefst zo min mogelijk in de buurt wilde zijn. Nu wist ik wel beter. Nooit had ik echter nagedacht over mijn gevoelens voor haar. Wie was zij voor mij? Wie was ik? Ik wist het niet.
'Nee,' zei ik. 'Ik heb geen spijt.'
Rachel draaide zich om en richtte een schuwe blik op mij. Ze ging opnieuw zitten, naast mij. Daar zaten we weer. Onze beide ruggen tegen de harde muur. De vloer was ondanks de korte vonk nog steeds ijskoud.
'Daarom vind ik jou zo fijn,' begon Rachel. Ze veegde de laatste traan uit haar rechteroog. 'Jij veroordeelt niet. Al vond ik je in het begin vooral irritant. Je was een grijze muis, nam nooit initiatief, stond maar wat te lummelen – ik werd echt pisnijdig van je toen we daar stonden te wachten in de rij om binnen te mogen in het gebouw, weet je nog? – en stelde alleen maar domme vragen. Nu, je bent nog steeds al die dingen. Toch realiseerde ik me al snel dat ik je wel mocht. Ik toonde het alleen niet. Ik kafferde je alleen maar uit. Dat is mijn manier, zie je.'
Ik knikte en kon een grinnik niet onderdrukken. Toen legde ik mijn gezicht weer in de plooi. Dit was serieus. Tenslotte hing daar nog steeds een touw met een strop te bungelen in het donkere, stille kamertje.
'Rachel, ik-'
'Ik weet wat je gaat zeggen,' onderbrak ze me. 'Jij hebt geen gevoelens voor mij en je bent bang dat ik dat wel heb en teleurgesteld ga zijn en dat ik daarna zelfmoord pleeg. Is het niet?'
Ze zei het met een achteloosheid die ik bijna ongepast vond. Ik knikte toch. Ergens was ik blij dat ik het zelf niet hoefde te zeggen. Bovendien kon het niet juister zijn dan zijzelf had verklaard; ik had me waarschijnlijk met allerlei gestuntel in verschillende bochten proberen wringen om het minder erg te doen klinken, maar de rechtlijnige aanpak blijkt toch telkenmale stukken efficiënter.
'Maak je daar maar geen zorgen over, Femke. Ik verwacht ook helemaal geen relatie of zo. De liefde is niet voor mij weggelegd. Altijd al heb ik die verachtelijke gevoelens uit mijn leven proberen bannen. Daar verandert dit niets aan.'
'Waarom dan?' flapte ik er plots uit.
Ik was bang dat deze vraag Rachel opnieuw zou doen dichtklappen, maar tot mijn verbazing bleef ze er uitermate koel onder.
'Ach, je weet ondertussen al veel meer van mij dan ik me ooit had voorgenomen tegen iemand te vertellen. Wat maakt het eigenlijk nog uit? Dit kan er ook wel weer bij, zeker?'
Ze blies even diep in en uit en hield dan haar blik strak voor zich gericht. Ik wist niet precies waarover ze het had, maar dat zou ik weldra te weten komen. Ik legde mijn oor te luister, net zoals ik vroeger gebiologeerd naar mijn moeders verhaaltjes luisterde voor het slapengaan.
'Ik was eigenlijk opgelucht toen ik hier aankwam op dit kamp. Voor jullie is dit misschien een vreselijk hol waarin jullie worden opgesloten, maar mijn ergste gevangenis was thuis.' Ze hield even een pauze. 'Het begon toen ik elf jaar oud was. Ik had een zusje. Ze was drie jaar jonger dan ik en we deden alles samen. Natuurlijk irriteerde ze me wel eens en in een ruzie zei ik af en toe dat ze voor mijn part dood mocht vallen, maar toen ik haar daar zag liggen in de armen van mijn vader... God, ze was lijkbleek. Haar mond was half geopend. Haar ogen lagen onnatuurlijk in haar kassen. Ik wist het meteen. Ze was dood.'
Ze slikte en ik zag ze dat ze vocht tegen de tranen. Ik legde een hand op haar schouder en zweeg. Nadat ze haar ogen voor een ogenblik had dichtgeknepen en de krop door haar keel had weggeslikt, begon ze opnieuw te spreken.
'Ik was kapot. Kapot, zeg ik je. Weet je wat erger is in dan een dode zien? Iemand met je eigen ogen ter plekke zien doodgaan. En weet je wat nóg erger is? Nee? Wanneer die persoon doodgaat door toedoen van een persoon die jij misschien wel het meest vertrouwde op de hele wereld. Iemand die altijd je rots in de branding was geweest. De enige perfecte man op aarde. Je eigen vader.'
Rachel balde haar vuisten en beet op haar lip, maar haar tranen kon ze niet tegenhouden. Ze gingen de vrije loop over haar wangen, stroomden van haar kin en spatten weg op haar kleren. Ik wilde haar zeggen dat het goed was zo, dat ze niet verder hoefde vertellen als ze dat niet wilde. Ze liet me echter niet toe en vervolgde, alsof ze eindelijk de kans had alle woorden te doen ontsnappen die al die tijd vastgekoekt zaten in het diepste van haar binnenste.
'De klootzak. De verdomde klootzak.' Ze spuwde de woorden uit als gal. 'Voor de buitenwereld was hij een heilige, net zoals hij dat al die jaren voor mij was geweest. Na die gebeurtenis zag ik echter wat er onder dat zorgvuldige masker verborgen zat. Volgens mij had hij er niet eens spijt van. Het enige waarvoor hij schrik had, was dat zijn reputatie besmeurd zou raken. Niemand mocht weten wat er gebeurd was. Ik was de enige die het wist. Hij zwoer dat hij mij ook zou vermoorden als ik het ooit tegen iemand zou zeggen. Hij zou het nog doen ook. Echt, hij zou ertoe in staat zijn. Ik was zó bang, Femke. Ik moest hem elke dag onder ogen komen en doen alsof er niets gebeurd was. Zelfs mijn moeder wist er niets van af. Zij dacht net als iedereen dat mijn zusje door een ongeluk gestikt was in een stukje speelgoed.'
'Is haar dood dan nooit onderzocht geweest?' vroeg ik.
Rachel schudde haar hoofd. 'Een onderzoek is er nooit geweest. Iedereen geloofde mijn vader op zijn woord. Hij wist iedereen om zijn vinger te winden. De vuile smeerlap.'
Haar woorden moesten nog steeds tot me doordringen. Het voelde vreemd om iemand zo over haar eigen familie te horen praten. Het bleef tenslotte haar bloedeigen vader. Voor mij leek een vaderfiguur altijd fantastisch; ik leefde in de waan dat iedereen gelukkig was met de vader die hij had. Toen ging er plots een huivering door me heen. Wat als mijn vader helemaal niet zo goed was als ik dacht? Ik herinnerde me dat hij zich erg geheimzinnig gedroeg vlak voor zijn dood. Misschien was hij wel bezig met praktijken waarvan ik niets wist. Wat als hij werd vermoord omdat hij minder goed was dan ik altijd had gedacht?
Ik richtte me weer voorzichtig tot Rachel. 'Die nachtmerries... Gaan die over hem?'
Het meisje knikte en antwoordde vervolgens met zachte stem: 'Ik droom al jaren over hem en telkens gaat het op exact dezelfde manier. Ik droom dat ik op mijn kamer ben. Het is donker buiten en ik maak me klaar om te slapen. Op dat moment hoor ik geklop op mijn deur. Het is mijn vader. Hij wil me een nachtzoen geven. Ik laat het toe en net wanneer hij voorover buigt terwijl ik in bed lig, verandert zijn gezicht in een afgrijselijk grimas. Hij houdt me in een klemgreep en ik begin te schreeuwen, maar hij neemt een kussen van mijn bed en duwt het op mijn gezicht. Ik spartel tegen, zo hard ik als ik kan; niets helpt. Ik voel me langzaam wegzinken en vlak voor het zwart wordt voor mijn ogen, zie ik ik het beeld van mijn zusje voor me. Wanneer ze haar mond opendoet om iets te zeggen, word ik wakker. Zo gaat het iedere nacht weer.'
'Dat is heftig,' was het enige wat ik kon uitbrengen.
Op dat moment viel er opnieuw een stilte tussen ons in. Het duurde een tijd voor ik was bekomen van de woorden die Rachel me een paar minuten eerder had toevertrouwd en daarvoor van de kus, van de schrik die nog steeds door mijn lichaam gonsde na het zien van de strop.
'Wat nu?' fluisterde ik.
Rachel draaide haar hoofd naar me toe. 'Hoe laat is het?'
Ik wierp een blik op mijn polshorloge. De cijfers gaven zeven uur aan. Wat was de tijd gevlogen. Uren had ik in het kleine kamertje met Rachel gezeten en hadden we de tijd gevuld met niet meer dan praten, al was dat ruimschoots opgevuld met lange stiltes. Voor het eerst sinds lang had ik echter het gevoel dat ik mijn tijd deze keer niet verspild had.
'Zeven uur,' zei ik.
'Wanneer is je test?'
Ik dacht even na en keek opnieuw op mijn horloge. 'Binnen tien minuten.'
'Wat zit je hier dan nog te doen? Ga dan!'
'En jij dan?' antwoordde ik koel, niet gehaast om op tijd bij mijn test te zijn. Ik keek Rachel recht aan. 'Wat ga jij doen? Je blijft hier toch niet zitten?'
Het meisje zuchtte even en wendde haar blik voor een paar seconden van me af. Toen richtte ze zich terug tot mij. 'Maak je geen zorgen om mij, Femke. Dit gesprek heeft me eigenlijk echt deugd gedaan. Ik dacht altijd ik het wel alleen aankon en dat ik anderen niet moest lastigvallen met mijn problemen, maar nu ik uiteindelijk alles heb kunnen opbiechten...Voelt het alsof er een last van mijn schouders is gevallen. Ik voel me sterker dan ooit. Klinkt dat suf?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Helemaal niet, Rachel. Ik ben blij voor je.'
Op dat moment stond het zwartharige meisje met de bleke huid op. Ze griste een zakmes uit een zak van haar broek en sneed het touw doormidden. Het maakte een knerpend geluid bij de aanraking met de grond. De strop lag nu verloren en alleen op de ijskoude vloer.
'Zo, dat is ook weer afgehandeld.'
Ik glimlachte.
'Kom, ga dan.' Rachel gaf me een por richting de deur. 'Ik wil niet dat je door mij te laat komt voor je test. Haast je.'
Ik stond inmiddels in de deuropening en keek Rachel recht in de ogen aan. Ze waren nog steeds rood en opgezwollen, daar waar de klonters mascara het niet konden verhullen. Haar gezicht was besmeerd met donkere vegen en haar huid was bleek, week vlees. Ondanks alles wist ze er toch een glimlach uit te persen. Ik hoopte dat het gemeend was. Ik hoopte dat ze zich niet enkel sterk hield voor mij, om daarna opnieuw in huilen uit te barsten. Ik had zonet haar plan gedwarsboomd, het plan waar ze al maanden aan had gewerkt. Zij wilde dood en ik liet haar leven.
'Dan zie ik je vanavond weer?' zei ik.
Rachel bleef glimlachen, maar haar blik veranderde. Ze keek me aan met een zachte gloed in haar ogen. 'Ik vrees van niet.'
'Hoezo?' vroeg ik verward.
'Ik vraag zo meteen mijn overplaatsing naar een andere kamer.' Nog voor ik daar iets tegenin kon brengen, verduidelijkte ze haar beslissing. 'Ik denk dat het beter is voor ons allemaal. Ik ben je dankbaar voor wat je voor me hebt gedaan, maar we kunnen elkaar beter even niet onder ogen komen. Ik denk dat ik daar nog niet klaar voor ben. Ik heb tijd nodig om dit te laten bezinken en dat gaat niet als ik jou constant om me heen zie. Dan heb ik het niet enkel over de kus.'
'Maar –'
'Succes nog met je testen, Femke.' Ze stapte langs me heen door de deuropening en onze blikken kruisten voor een laatste keer. 'Bedankt voor alles.'
Toen verdween haar schaduw in de leegte van de gang.
****
Dit moet wel het langste hoofdstuk tot nu toe zijn. Misschien ook wel een van de moeilijkste om te schrijven, omdat het toch gaat over een heftige gebeurtenis. Daarbij is het lastig om een evenwicht te vinden tussen emoties en sentimentaliteit. Ik hoop in ieder geval dat ik hier niemand mee kwets, of dat ik deze situatie niet totaal verkeerd heb behandeld. Als dat zo is: zeg het me alsjeblieft.
Verder is het misschien ook vermeldenswaardig dat ik sinds vrijdag terug school heb en dat dit zoals gewoonlijk gepaard gaat met tijdsgebrek en een algemene demotivatie. Bruh, school is niet goed voor mij. Ik ga in ieder geval proberen om minstens één keer in de twee weken te updaten. Met mijn huidige voorraad moet dat wel lukken. Bovendien zijn we bijna bij het einde beland! Nog een achttal hoofdstukken en het boek is afgerond! Dat werd wel tijd na drie jaar, nietwaar?
Tot binnenkort.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro