2
Donderdag 19 augustus
Het OCMW-bezoek loopt best positief. De dame van het lokale kantoor stelt zich voor maar haar naam dringt niet echt tot me door. Ze geeft me haar kaartje en zegt dat we haar altijd mogen bellen. Dat is heel lief, maar ik hou me voor dat alleen te doen als het echt nodig is.
Het is voor haar duidelijk routinewerk. Ze ratelt haar tekst af en kijkt amper op van haar computerscherm, waarbij ze tegelijkertijd een eindeloze lijst van gegevens lijkt in te vullen. Ze heeft een aantal papieren voor pap die hij moet ondertekenen, waarna ze ons naar de afdeling Schuldbeheer stuurt.
De man van schuldbeheer toont evenmin interesse in ons. Zijn verhaal gaat over onze algemene kosten die vanaf nu door hem beheerd zullen worden. Ik wist al dat het zo ging gaan, en hoewel dat mij eerst handig leek, voel ik me er nu eerder ontmoedigd door. Vooral als hij daarna vertelt dat we slechts 150 euro leefgeld zullen krijgen per week, begint mijn hoofd te draaien. Ik luister niet meer echt naar wat hij daarna nog uitlegt. Hoe is het zo ver kunnen komen dat ons budget zo laag is?
We krijgen nog een paar brochures in onze handen geduwd en dat blijkt het dan te zijn. Geen verdere uitleg over hoe we in godsnaam met 150 euro moeten rondkomen. Wat als ons dat niet lukt?
Wanneer pap daarna nog bij de werkconsulent langs moet, zet ik me in de wachtzaal om na te denken. Zouden we meer leefgeld krijgen van zodra pap terug werk heeft? Ik hoop het maar. Voor even zal het nog wel haalbaar zijn, maar uiteindelijk gaan we toch wel meer nodig hebben dan dat.
Als pap terug komt lijkt hij blij. Hij heeft een afspraak morgenvroeg bij een Volvo garage in de buurt. Ze zoeken een administratief medewerker. Pap kan uiteraard meer, maar hij zegt me dat hij heel blij is met deze kans.
We keren samen terug naar huis, en kopen onderweg nog wat eten - en wat bier voor pap uiteraard. Weer bedenk ik me dat ik liever heb dat hij thuis drinkt dan dat hij op café zit.
De avond verloopt best wel goed. Pap besluit om vroeg naar bed te gaan zodat hij uitgeslapen is voor morgen. Ik zie het als een goed teken.
Ik besteed de rest van de avond aan het uitpakken van de dozen in de keuken. Al besef ik te laat dat ik het niet slim heb aangepakt. Mijn rug doet al snel pijn van al het bukken en als ik wat beter had nagedacht, had ik niet twee keer opnieuw moeten herschikken in de kasten. Eigenlijk is de keuken niet zo praktisch ingericht, maar we doen het er wel mee.
Voor ik ga slapen, beslis ik om eerst nog even te douchen. De badkamer is klein maar functioneel. Er is een dubbele lavabo, zo'n ouderwets porseleinen ding uit de jaren tachtig, maar het functioneert. Het bad heeft geen douchegordijn, dat zet ik op mijn lijstje voor als er budget over is.
Ik ga in het bad zitten maar veer meteen recht als ik de kraan openzet. Het water is ijzig koud en met enkel mijn tenen in de kuip wacht ik geduldig op het warme water. Dat heb je met verouderde huizen. De boiler zal vast aan een onderhoudsbeurt toe zijn, dan duurt het wat langer eer het water warm wordt.
Na vijf minuten heb ik nog steeds geen warm water, het is zelfs niet lauw. Ik vermoed dat de boiler kapot is. Helaas heb ik twee linkerhanden, net zoals pap. Dan zal ik morgen toch die dame van het OCMW moeten bellen. Die regelen dan wel een reparateur of zo.
Zo kan ik echt niet douchen. Ik besluit om me maar aan de kraan wat te wassen. Ideaal is het niet. Ik had graag mijn haren ook gewassen, maar dat zie ik echt niet zitten met koud water.
Het is al na middernacht wanneer ik eindelijk in mijn bed lig.
Vrijdag 20 augustus
Wat is toch dat vervelende geluid? Ik schiet plots wakker en veer recht. Pap moet om negen uur in die Volvo garage zijn! Ik had mijn wekker gezet op zeven uur zodat ik zeker kon zijn dat pap op tijd zou vertrekken.
Hij ligt nog in bed. Ondanks dat hij vroeg gaan slapen is, verrast me dat eigenlijk niet.
Ik trek hem uit bed en stuur hem naar de badkamer. Ondertussen ga ik naar beneden en maak hem een boterham met choco.
Hij lijkt opgewekt als hij beneden komt. Wanneer hij even later de deur uit gaat, voel ik met goed. Van zodra pap terug werk heeft zal alles beter gaan.
Om mezelf bezig te houden terwijl ik wacht, besluit ik om de laatste dozen in mijn kamer te gaan uitladen. Daarna zet ik me aan paps kleren, die heeft hij uiteraard nog niet in zijn kast gehangen.
Het is al ver voorbij het middaguur als ik mijn maag voel grommen. Ik was zo druk bezig dat ik niet besefte hoe veel tijd er verstreken is.
Ik neem een dubbele boterham met kaas en vraag me af waar pap eigenlijk blijft. Ik kan me niet inbeelden dat een sollicitatiegesprek zo lang zou kunnen duren. Zou hem iets overkomen zijn? Ik zie verschillende rampscenario's voor me, de ene al wat realistischer dan de andere.
Om vier uur is hij nog steeds niet terug en mijn ongerustheid is overgeslagen in paniek. Ik besluit dat er niets anders op zit dan hem te gaan zoeken. Ik wandel de hele weg naar het dorp. De Volvo garage is nog eens een km verder en ik doe er uiteindelijk bijna een uur over om er te geraken. Met mega zere voeten sta ik helaas voor een gesloten deur. De garage sluit blijkbaar op vrijdag al om vijf uur, daar had ik natuurlijk niet op gerekend.
Even weet ik niet waar hij kan zijn, maar dan besef ik dat er maar één plaats is waar hij kan zijn: op café. Het enige café dat ik op mijn hele tocht gezien heb, is dat grijze café aan de rijksweg, dus moet ik de hele weg terug.
Er staan drie auto's op de parking. Twee lampen verlichten het naambord 'Bij Vera' en de gordijnen zijn open. Langs buten geeft het de indruk een ouderwets en saai café te zijn, en als ik binnen kom wordt mijn vermoeden bevestigd. Ik word overvallen door de plotse verandering van lichtsterkte. De paar muurlampen geven een duistere, maar vooral sombere indruk. Wat nog het meest belicht wordt, is het nooduitgang boven de deur van de toiletten.
Er zit een groepje mannen aan een tafeltje achteraan. Ze staren me aan. Eén tovert een gemene grijns op zijn mond. Hij buigt naar de andere twee en ze lachen. Ik wend mijn blik af.
Pap zit aan de toog met een pint voor zijn neus. Ik wil eigenlijk niet weten het hoeveelste dat al zou zijn. Als hij hier al zit van vlak na het sollicitatiegesprek, dan is dat al minstens de hele namiddag.
Ik ga naar hem toe en trek hem aan zijn arm. "Pap kom mee naar huis, alsjeblieft."
Hij gromt naar me. Zijn ogen zijn rooddoorlopen. Hij kijkt me aan en dan zie ik herkenning op zijn gezicht verschijnen. "Joke!" roept hij luid. "Nog een pint hier, Tom," waarop hij teken doet naar de barman.
Tom is een jongeman met kort zwart haar. Hij draagt een lichtblauw hemd en lijkt helemaal niet te passen in deze setting. Ik had een gerimpelde oude man met een onverzorgde baard verwacht, maar op wat stoppels na heeft deze Tom een heel verzorgd uiterlijk. Ik kijk hem aan en hij staart terug. Vroeger zou ik me daar ongemakkelijk over gevoeld hebben, maar ik ben er al lang overheen dat mensen een oordeel over pap en mij hebben. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en probeer hem boos aan te kijken maar als hij niet reageert en me gewoon blijft aanstaren, begrijp ik al snel dat ik hem op geen enkele manier kan intimideren.
"Je hebt nog pap," zeg ik bot. "En je hebt trouwens al genoeg op, denk ik."
"Niet voor mij, voor jou." Pap slaat zijn arm rond mijn middel. "Tom, dit is nu mijn dochter waar ik je over vertelde."
Zonder van me weg te kijken, wijst Tom naar de muur achter hem. Daar zie ik een bord met opschrift 'wij schenken geen alcohol onder de achttien jaar'.
"Ik moet die pint niet hebben, ik drink niet."
Ik ben pist. Niet alleen om het feit dat hij mijn vader zat heeft gevoerd, maar ook omdat hij zo snel oordeelde dat ik ook wel zou dringen. Ik zucht diep als ik hem elke tellen later terug aankijk en inderdaad zijn verbaasde blik zie. "Hoeveel heeft hij op?" Ik probeer kwaad te kijken en even krijg ik het gevoel dat hij me begrijpt, maar als hij zijn hoofd schudt weet ik dat het enkel mijn inbeelding was.
"Dit is zijn elfde. Hij moet nog betalen," zegt hij alsof het doodnormaal is.
Elf. Ik moet slikken. "Hoeveel is het?" ik voel mijn stem overslaan, ik hoop maar dat hij het niet merkt. Ik weet niet eens of ik wel genoeg geld op zak heb.
"Zevenentwintig en een half."
Ik check mijn portemonnee. Ik heb enkel nog één briefje van vijf en nog wat kleingeld. Ik doorzoek pap zijn zakken op zoek naar geld maar op wat munten na, vind ik niets.
Ik durf haast niet terug op te kijken, maar ik kan niet eeuwig naar de grond blijven staren. Helaas krijg ik nog steeds die starre blik terug. "Ik heb niet genoeg," stotter ik. Ik hoop op een beetje medelijden, een blijk van begrip. Niet dat ik van hem verwacht dat hij onze schulden kwijtscheldt, dat zeker niet. Eender wat is beer dan zijn gestaar, maar hij geeft geen krimp. Ik kan op zijn gezicht totaal niets aflezen en ik weet niet wat ik ermee moet. Zou hij dit vaker meemaken? Wat is eigenlijk de gewoonte als iemand niet kan betalen? Zou het echt op te lossen zijn met de afwas doen, zoals vaak wordt gesuggereerd in van die komische tv-shows?
Pap slaapt vast zijn roes uit morgen. Misschien kan ik dan naar de bankautomaat in het dorp.
"Kan ... kan ik misschien morgen terugkomen om te betalen?" Ik hoop echt dat hij dit goed vindt want ik weet niet hoe ik dit op dit moment zou kunnen oplossen.
En dan kijkt hij plots weg. "Ja dat is prima," zegt hij dan.
Ik kan het niet echt vatten. Als ik iets heel raars voorgesteld heb, wil ik gewoon dat hij dat zegt. Het frustreert me dat hij naast het aanstaren ook nog eens zo kortaf tegen me doet. Ik ben hier alleen maar om pap op te halen, ik eis niet dat hij me alcohol schenkt en ik ben niet van plan om dit nog vaak opnieuw te doen. Ik doe niets wat niet mag.
Ik moet er misschien maar gewoon voor zorgen dat pap hier zo weinig mogelijk naar terug zal komen.
Ik sleur pap van zijn stoel en trek hem mee naar de voordeur. Voor we buiten gaan draai ik me om. Zoals ik had verwacht, kijkt hij ons aan.
"Wat zijn je openingsuren?"
"Ik ben open wanneer ik klanten heb," is zijn antwoord.
Ik draai met mijn ogen. "oké dan."
Fijn. Dat was ook heel behulpzaam.
's Avonds wanneer ik in bed lig, draait mijn hoofd op volle toeren. Ik blijfmaar denken aan Tom en hoe hij me aanstaarde. Wat zou pap hem allemaal verteldhebben? Alhoewel ik me nog steeds voorhou dat het mij niet veel kan schelen watanderen denken, wil ik ook niet dat iedereen alles over ons weten. Ik hoef geenmedelijden. Misschien is het omdat ik verplicht ben hem morgen opnieuw te zien om te betalen. Hij deed afstandelijk en raar, al kan ik niet goed benoemen wat er danjuist vreemd aan hem was. Misschien omdat hij helemaal niet paste in zo'n ouderwetscafé. Dat zal het vast wel zijn geweest.
Ik schud mijn hoofd en draai me op mijn zij. Ik leid mijn gedachten af door te bedenken hoe mijn dag er morgen gaat uit zien. Opstaan, naar de bank, Tom betalen, en dan pap overhalen om niet meer op café te gaan.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro