18
- - - - -
Als ik het café binnenstap, druipend nat, stokt mijn adem. Ik zie niet alleen pap aan de toog zitten. Naast hem, met zijn rug naar me toe, zit Felix. De krop in mijn keel groeit en ik voel mijn benen trillen.
Eigenlijk zou ik meteen rechtsomkeer moeten maken en terug weg moeten gaan. Maar ik sta als aan de grond genageld. Verschillende gedachten spoken door mijn hoofd. Zou Felix iets tegen pap gezegd hebben over mij? Of andersom, zou pap iets tegen Felix gezegd hebben over mij? Zouden ze überhaupt van elkaar weten wie ze zijn? En Tom? Zou die alles gehoord hebben?
Het duurt even tot ik door heb dat Tom naar me wuift. En daarom hebben pap en Felix me nu ook al opgemerkt. Alle drie hebben ze een glimlach op hun gezicht en lijken ze opgewekt te zijn. Ook Felix lijkt blij om mij te zien. En dat verbaast me toch wel enigszins.
Ik stap naar hen toe en ga tussen Felix en pap in staan. "Hoi," zeg ik tegen niemand specifiek.
Ik kijk Felix angstig aan. Ik vrees voor een sneer. Maar dat doet hij tot mijn verbazing niet. In de plaats reageert hij alsof er een paar uur geleden juist niets gebeurd is. Hij trekt mij naar zich toe en plant een luide smak op mijn lippen.
"Dag schat," grijnst hij.
Ik vind het allesbehalve grappig. Ik wil dit niet. Maar Felix houdt vol en laat op geen enkele manier blijken dat er tussen ons iets fout gebeurd is daarstraks.
Wanhopig wissel ik mijn blik tussen Tom en pap. Het is nooit mijn bedoeling geweest dat ze het op deze manier te weten zouden komen.
Tom zet grote ogen op. Ze lijken wel twee gaten te boren in mijn lijf. Hij zet met zulke kracht het glas water dat hij vast had neer, dat de spetters zijn hand helemaal nat maakt. Maar hij lijkt het niet op te merken. Mij valt het wel op.
Pap is de eerste die spreekt.
"Dit is nieuw!" lacht hij. "Felix was het?" Pap kijkt Felix aan en reikt hem zijn hand. Waarop Felix, sociaal als hij is, mijn vaders hand schudt.
"Klopt," is Felix zijn reactie, "Joke en ik zijn samen."
Daarna trekt Felix me dichter en houdt hij nonchalant zijn arm rond mijn heup. Ik krimp ineen van de aanraking. Want nu voel ik het. Pure afgrijzen.
Mijn hoofd schreeuwt "NEE!" maar ik doe helemaal niets. Ik wil niet aangeraakt worden, maar ik durf niet te reageren. Mijn mond is droog. De krop in mijn keel krijg ik niet weggeslikt.
We zijn niet samen! Ik wil niet met hem samen zijn. Ik wil Felix helemaal niet meer kussen. Ik wil het allemaal luid roepen. Maar ik krijg de woorden niet gevormd. Ik voel Felix zijn lijf tegen mij en ik wil gewoon zo snel mogelijk weg. Ik walg van mezelf.
Pap lijkt het allemaal gewoon ok te vinden. Ik had zo gehoopt dat hij iets afkeurend zou zeggen. Dat hij me om een verklaring zou vragen of zo. Of iets over dat Felix te oud is. Maar dat doet hij niet. Hij drinkt zijn koffie uit alsof er niets speciaals gebeurd is en het de normaalste zaak van de wereld is dat een macho zoals Felix zijn dochter hier claimt en betast alsof het allemaal niets is.
En Tom, die staart me nog steeds aan en heeft nog altijd niets gezegd. Ik durf hem amper aan te kijken. Ik wil het luid roepen tegen Tom dat het niet is wat het lijkt. Dat ik helemaal niet met Felix ben. Maar ik laat schoorvoetend toe hoe Felix zijn hand onder mijn trui steekt. Dus het ontkennen klinkt vreselijk absurd om nu te doen. Het zou de situatie enkel moeilijker maken.
"Is het geen tijd? Moeten jullie niet vertrekken?" vraagt Tom dan.
Ik ben blij dat Tom me een excuus geeft om te kunnen ontsnappen aan Felix. Al had ik liever gehad dat hij iets had gezegd over de situatie. Ik wil weten wat hij denkt. Maar Tom kijkt me niet aan en staart enkel in de verte.
Eigenlijk is het nog te vroeg. Maar dat zeg ik niet. In de plaats doe ik een stap in paps richting en tot mijn opluchting laat Felix me los. Ik trek pap recht "Ja. Kom pap we moeten door." Bevestig ik.
"Wel, leuk je te leren kennen Felix. Volgende keer kom je maar eens bij ons eten," zegt pap nog tegen Felix.
Ik krimp weer in elkaar. De gedachte alleen al dat Felix bij ons binnen zou komen doet mijn hoofd draaien. Dan zou hij weten dat wij helemaal niet in dat mooie witte huis aan het begin van de straat wonen, maar in het kleine versleten huisje een beetje verder. Dan zou hij zien hoe weinig we hebben en hoe sober en kil het in ons huis is.
"Een andere keer dan. Want nu moeten echt vertrekken pap."
Ik zie dat Felix zich nog naar me toe wil buigen maar ik stap snel richting de deur. Pap volgt me op de hielen.
We zijn echt nog veel te vroeg. Het is nog meer dan een uur eer de shuttle er zal zijn. Maar we moeten toch nog naar huis om pap zijn werkspullen op te halen.
Pap had gelukkig een paraplu bij, dus tijdens de wandeling naar huis lopen we dicht tegen elkaar. Pap praat enthousiast en aan één stuk door. Ik luister maar half naar wat hij zegt. Afwezig gooi ik er af en toe een bevestigende 'uhum' of een 'o ja' tussen. En als hij over Felix en uitnodigen begint, zeg ik vlug dat het allemaal niet zo belangrijk is en er nog tijd genoeg is om hem uit te nodigen.
Ook als ik met pap terug naar de parking van het café van Tom wandel om pap op de shuttle te zetten, is het hij die praat en ik die zwijgt. Pap is nog nooit zo opgewekt en spraakzaam geweest. Ik ga ervan uit dat het met Felix te maken heeft. En het vreet aan mij om te weten dat de grote leugen waarin ik mijzelf heb vastgezet, pap blij heeft gemaakt.
Op de parking van het café zie ik dat de auto van Felix er nog steeds staat. Ik wil niet naar binnen gaan zolang Felix daar zit. Als ik kan vermijden dat Felix me weer aanraakt, dan is dat mijn doel.
Eigenlijk wil ik ook niet terug naar huis, maar een andere optie is er niet. Dus trotseer ik de regen opnieuw en loop snel naar huis.
Het is koud in de woonkamer. Ik hoor het geluid van de kletterende regen op de koepel in de keuken tot hier. Ik zet me in de zetel en trek een deken over me heen. Ik open mijn lesboeken maar de woorden dringen niet tot me door.
Als ik sterk was, dan zou ik al lang tegen Felix gezegd hebben dat ik er genoeg van had. Dat ik hem niet meer moet. Maar ik ben zwak. Ik ben een lafaard. En het allerergste is, dat ik nu schrik heb hierdoor mijn vriendschap met Tom te verliezen. Ik zie dit nooit goed komen. Als ik niet tegen Felix in ga, dan zal Tom stoppen met tegen me te praten, dat weet ik zeker. Maar ik durf niet tegen Felix in te gaan. Ik krijg niet getoond dat ik het niet wil. En hij zal het toch altijd weer naar zijn hand draaien.
Te pas en te onpas grijp ik naar mijn telefoon en kijk ik of ik een bericht heb. Bijna stuur ik een bericht naar Felix met de melding dat het uit is. Maar uiteraard durf ik dat niet.
Ik blijf staren naar het scherm in de hoop er toch maar iets komt. Iets van reactie.
Niet van Felix. Ik hoop op een bericht van Tom. Hij moet ondertussen toch wel al door hebben dat ik terug naar huis ben gegaan en niet meer terugkom? Zou hij zich dan niet afvragen waarom? Uiteindelijk besluit ik zelf maar initiatief te nemen. Ik voel me verplicht iets te zeggen tegen Tom. Ik zou het zelfs niet erg vinden als hij kwaad werd. Dat liever dan dat hij helemaal niet reageert.
Joke: Is Felix er nog?
Het duurt even tot er antwoord komt. En net op het moment dat ik begin te twijfelen aan mijn inschattingsvermogen en ik denk dat ik Tom toch minder goed ken dan ik dacht, krijg ik toch een antwoord.
Tom: Waarom vraag je hem dat niet zelf?
Ok, hij is dus kwaad. Maar ik ben gewoon al opgelucht dat hij nog tegen me praat.
Joke: Omdat ik het aan jou vraag.
Tom: Het gaat mij helemaal niet aan wat er tussen jou en Felix is.
Joke: Jij bent mijn vriend. En je bent ook vriend met Felix. Dus eigenlijk gaat het jou wel wat aan.
Tom: Met jou misschien wel. Maar Felix is zeker geen vriend.
Hmm. Ik dacht dat Tom en Felix tot dezelfde vriendenkliek hoorden? Sarah had me toch verteld dat Tom vroeger ook meevoetbalde? En vorig jaar hebben Tom en Marc nog samen hun verjaardag gevierd.
Ik weet niet goed hoe hierop te reageren. Ik blijf maar staren naar de drie laatste woorden en vraag me af waarom het 'zeker' niet zo is?
Dan komt plots een volgend bericht binnen. Tom heeft mijn reactie niet afgewacht.
Tom: Laat je niet misleiden. Felix is niet altijd oprecht.
Ik schrik als ik dit lees. Het is niet iets wat ik ondertussen nog niet ontdekt had. Maar Tom kan onmogelijk op de hoogte zijn van wat er tussen mij en Felix gebeurd is na school. Felix is listig en gebruikt allerlei truckjes om te krijgen wat ie wil, maar dat hij zomaar aan iedereen gaat rondbazuinen wat er zich tussen ons afspeelt, dat geloof ik nooit.
Zou ik Tom in vertrouwen kunnen nemen? Zou ik het hem kunnen vertellen en zou hij me dan kunnen helpen? Of zou hij zich eerder tegen mij keren? Het idee groeit in mijn hoofd, en ik begin terug hoop te zien. Maar langs de andere kant heb ik schrik voor de oordelende reactie van Tom. Maar, zo besluit ik uiteindelijk, heb ik nog tijd om te beslissen wat ik er mee doe. Dit is toch niet iets om via berichtjes aan te pakken. Als ik beslis om Tom in vertrouwen te nemen, dan moet ik alles persoonlijk tegen hem zeggen. En dat zal dan voor morgen zijn. Dus dat geeft me nog wat tijd om na te denken wat ik ermee wil doen.
Ik besluit dus voorlopig maar niet verder in te gaan op dat laatste wat Tom me stuurde.
Joke: Waarom wil je me eigenlijk niet zeggen of Felix nog bij jou is?
Tom: Ik ga geen boodschappertje spelen. Vraag het hem zelf maar.
Ik zucht. Hier gaat hij nooit op antwoorden. Ik blijf nog vijf minuten staren naar mijn telefoonscherm, maar Tom stuurt niets meer. Ik leg mijn telefoon weer weg, en doe een tweede poging om me op mijn lesboek te concentreren maar het lukt me niet echt.
- - - - -
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro