De Treinen - De Stad
Billy keek op zijn wekker; half 11 's ochtends. Hij stapte uit zijn bed. Hij was wakker geworden door het geluid van stemmen beneden in de woonkamer. Hij kleedde zich snel aan en holde de trap af. Nieuwsgierig wie er was. In de gang wachtte hij even en keek door het raampje van de deur. In de woonkamer zaten zijn vader, moeder en buurman, Ron. De oude man was druk aan het praten en Billy's moeder keek met ingehouden adem toe. Langzaam deed Billy de deur open. Zijn vader keek op en gebaarde dat hij binnen moest komen. 'Ik denk dat hij dood is.' eindigde Ron zijn verhaal. De oude man had zijn strohoed nog op dus het moest serieus nieuws zijn. Hij kwam wel vaker iets vertellen, maar dit zag er serieus uit. 'Wie is dood?' vroeg Billy voorzichtig. 'Die vriend van jou.' zei zijn moeder vol afkeur. 'Ik zei toch dat de stad gevaarlijk was, Billy.' Billy keek haar niet begrijpend aan. 'Morris?' vroeg hij verbaasd. zijn gedachten gingen razendsnel. Een dag geleden was hij nog met hem. Hoe kon hij nu ineens dood zijn. Dat kon niet waar zijn. Hij keek naar de schoorsteenmantel waar de foto op stond die Morris gisteren van hem had gemaakt. Zijn vader schudde zijn hoofd. 'Hij is niet dood, alleen vermist.' Billy voelde zich opgelucht, maar ook boos. 'Hoezo "alleen" vermist?' zei hij geïrriteerd. 'Je kon erop wachten.' zei zijn moeder. 'Daarom moet je niet naar de grote steden gaan.' Zijn vader en Ron knikte instemmend, maar Billy negeerde de opmerking. 'Hij kan toch gewoon bij Ryan logeren en dan komt hij vanmiddag terug.' opperde hij. Weer knikte iedereen in de kamer. 'Ik denk dat je gelijk hebt, jongen.' zei zijn vader en hij sloeg een arm om Billy's schouder. 'Maar nu moet je me helpen met de koeien.'
Billy was op zoek naar appels. Hij dwaalde door de supermarkt terwijl hij op de radio een nummer van Led Zeppelin hoorde. Het was al drie dagen geleden dat hij met Morris op het station had gezeten en hij begon zich steeds meer zorgen te maken, Hij was de zak van zijn moeder aan het vullen met appels toen hij mevrouw Rietveld hoorde praten. Ze porde hem hard in zijn zij met haar wandelstok.
'Jij onbeschofte jongeman, Ik praat tegen je!' zei ze boos. Billy keek haar verbaasd aan. Hij torende hoog boven het oude vrouwtje uit. 'Sorry mevrouw. Wat zei u?' verontschuldigde hij zich. 'Ik zei dat die vriend van jou beter had moeten oppassen.' Billy ademde diep in en diep uit om niet boos te worden. 'Waar denk jij dat hij is Rina?' hoorde hij een vrouw achter hem vragen. Hij herkende de vrouw uit het dorp. Ze had een kruidenierswinkel verderop in de straat. 'Ik denk dat hij is gestorven aan die nieuwe middelen waar ze het over hebben in de krant.' zei mevrouw Rietveld. Billy keek haar verbaasd aan. 'Denkt u dat hij drugs gebruikte?!' vroeg hij geshockeerd. 'Het zou mij anders ook niet verbazen hoor.' zei de vrouw van de kruidenierswinkel. 'Hij gebruikt helemaal geen drugs.' zei Billy boos. 'Hij is ook helemaal niet dood!' 'Dat denk ik ook.' De man van de supermarkt die zich bezighield met groente en fruit begon zich ook te mengen in het gesprek. 'Ik denk dat hij is opgepakt door de politie in Waydeale. Hij heeft vast een winkel beroofd ofzo.' De twee vrouwen knikten instemmend. 'Ja, dat zou ook kunnen.' Billy zuchtte diep en draaide zich om. Hij wilde hier zo snel mogelijk weg, maar in de rij van de kassa begon de buurman van Morris tegen hem te praten. 'Weet je wat ik denk dat er is gebeurd. Ik denk dat hij is vermoord door de maffia. Die zit daar hoor, in de grote steden.' Billy keek de man ongelovig aan. 'U denkt dat Morris zich bezig hield met de maffia elke zaterdagmiddag.' Morris buurman knikte instemmend. 'Dat denk ik anders niet.' zei Billy boos. Hij pakte de appels van de toonbank en snelde de winkel uit. 'Uw wisselgeld!' riep de caissière, maar Billy was de winkel al uit.
Billy was met de tas appels naar het huis van Morris ouders gegaan. Het kon hem niet schelen dat zijn moeder haar appels wat later zou krijgen. Clara, de moeder van Morris, deed open. Ze had dezelfde bruine krullen als Morris en keek hem verbaasd aan. 'Hallo? Kan ik je helpen Billy?' 'Ik wilde alleen even vragen hoe het ging.' Clara haalde haar schouders op. 'We zijn naar de politie gegaan, maar die willen niks doen. Ze zeggen dat hij is weggelopen van huis.' Clara onderdrukte een snik en slikte even. 'Ik geloof ze niet. Morris zou nooit zomaar weglopen. Maar het nieuws van de politie is niet hetgeen wat me verdrietig maakt. Ik vind alles wat de mensen in het dorp zeggen het ergste. Ik weet dat hij roekeloos is en raar, maar ze zeggen dat het zijn eigen schuld is als hij dood is en-' ze stopte met praten en begon te huilen. Billy wist niet wat hij moest doen. Dit was de moeder van zijn beste vriend. 'Er is helemaal geen bewijs dat hij dood is.' probeerde hij haar gerust te stellen. In de supermarkt heb ik gehoord dat uw buurman denkt dat hij bij de maffia zit en gisteren zei de melkboer dat hij gelooft dat Morris is ontvoerd door aliens.' Clara lachte een beetje. 'Hij komt wel terug. Al moet ik hem persoonlijk hier afleveren.' beloofde hij en toen draaide hij zich om en liep terug naar zijn eigen huis.
Billy staarde naar zijn muur. Hij kon niet slapen. Hij keek op zijn wekker; half 12. Als hij snel was kon hij de laatste trein naar Waydeale nog halen. Hij had erover nagedacht. Als iedereen in het dorp dacht dat Morris dood was en de politie weigerde hem te zoeken, ging hij het zelf wel doen. Hij trok een polaroid foto van hem en Morris van zijn muur en rende de trap af. Hij sloop langs de kamer van zijn ouders naar de trap. Zijn hart klopte in zijn keel, als zijn ouders hem zouden horen, had hij grote problemen. Hij sprong over de trede van de trap die kraakte en kwam zo beneden uit. Hij opende het slot van de achterdeur en deed hem zachtjes weer dicht. Eenmaal buiten besefte hij dat hij op zijn pantoffels stond. Het kon hem niet schelen. Hij sloop door de nacht op weg naar het station. Het dorp was verlaten, al de lampen waren uit en nergens klonk geluid. Billy begon te rennen. Hij trapte de pantoffels uit zodat hij harder kon rennen. Hij had nog nooit zo hard gerend. Het station was een kwartier lopen en de trein zou gaan over 5 minuten. Het licht van lantaarnpalen flitste voorbij, Langzaam begon het te miezeren. Zijn korte blonde haar plakte tegen zijn gezicht, maar Billy bleef rennen. Hij zag de fietsenstalling dichterbij komen en zag zelfs de fiets van Morris staan. De trein stond al op het perron en Billy hoorde het fluitje van de machinist gaan. Hij begon te schreeuwen. 'WACHT!' de machinist keek om en zag een jongen rennen. De jongen was nat van de regen, rende op blote voeten en in een pyjama naar hem toe. Hij wist niet zo goed wat hij moest doen, maar voordat hij iets had kunnen zeggen was de jongen al in de trein gesprongen.
Billy keek om zich heen. Hij zag bankjes en tafeltjes waar je kon gaan zitten. Hij was nog nooit in een trein geweest. De coupé was leeg, op één man na. De man keek hem bedenkelijk aan en ging toen verder met het lezen van zijn krant. De trein begon te rijden. Billy schreeuwde. Niet uit angst, maar uit vreugde. Het was hem gelukt, hij zat in een trein en hij was niet eens bang voor de reactie van het dorp. Die vonden hem waarschijnlijk toch al gek. Zijn vreugde duurde niet lang. Zijn ouders, dacht Billy. Wat zouden zijn ouders zeggen. Hij ging op één van de bankjes zitten en staarde uit het raam. Hij zag amper iets, alleen maar de sterren en af en toe flitste er licht van een huis of lantaarnpaal voorbij. Billy deed zijn handen in zijn zakken en voelde iets zitten in zijn jaszak. Het was de foto van de trein die Morris had gemaakt. 'Ik kom je redden, Morris.' zei hij hardop. De man schraapte zijn keel, stond op en verplaatste naar een ander coupé. 'Gek.' fluisterde hij.
De trein remde en Billy stapte uit. Hij kon zich herinneren dat Morris zei dat Waydeale de eerste halte was. Meteen toen Billy uitstapte, schrok hij. Het station van Waydeale was enorm. Het stationnetje van het dorp had twee sporen, dit station had er minstens zes. Hij wist dat Waydeale groot was, maar niet zo groot. Het voelde voor hem alsof hij in New York was aangekomen. Het was half één en er waren nog steeds mensen wakker. Er zaten nog steeds mensen te wachten op hun trein. 'Goede outfit.' zei een meisje met twee vlechtjes in en een knalroze jurk. Billy lachte ongemakkelijk. 'Ik vind het een modestatement.' zei ze zelfverzekerd. Billy had geen idee wat dat betekende dus knikte hij gewoon. Hij liep het station uit, maar wat hij daar zag, was nog veel angstaanjagender. Een enorm plein, met in het midden een beeld. Er reden talloze auto's en uit de café's klonk muziek. Het café bij hem thuis sloot de deuren om acht uur stipt. Billy keek zijn ogen uit. Zeker 20 minuten stond hij daar te staren naar alles totdat een medewerker van het station naar hem toe kwam. 'Alles oké?' vroeg hij oprecht bezorgd. 'Ik zoek een vriend.' zei Billy en hij liet hem de foto van hem en Morris zien. 'Oh, dat wordt lastig er zijn hier veel mensen in de stad.' Billy knikte. 'Ik heb nog nooit zo veel mensen gezien.' Hoe konden de mensen uit zijn kleine dorpje dit nou niet willen zien, het was er prachtig. Zelfs om één uur 's nachts. Hij kon zich niet voorstellen hoe mooi het overdag was. Billy liep weg en ging verder de stad in.
Hij kwam door een winkelstraat. De paspoppen in de donkere etalages keken hem hol aan. Hij liep naar links en naar rechts, straat in en uit. Hij wist niet hoelang hij al liep of waar hij was. Een jongen met lang stijl zwart haar kwam op hem aflopen. 'Zoek je iemand?' Billy knikte. 'Ja, mijn vriend Morris.' Hij liet de foto weer zien. 'Die ken ik.' zei de jongen. Billy sprong een gat in de lucht. 'Het is een wonder! Er zijn hier zoveel mensen en dat uitgerekend jij Morris kent.' De jongen lachte. Billy herkende zijn gezicht ergens van, maar kon niet plaatsen waarvan. 'Volg mij maar.' zei de jongen. Billy liep achter hem aan, een donkere steeg in. Hij voelde zich er niet veilig. De steeg was maximaal een meter breed en er lag overal afval. Billy keek angstig om zich heen, bang dat er iets zou gebeuren. Hij was blij dat de jongen met de zwarte haren met hem mee was. Hij zag er sterk uit. Als er iets zou gebeuren, zou de jongen hem kunnen beschermen.
'Waar is Morris eigenlijk?' vroeg hij. 'Niet zo ver.' antwoordde de jongen, wiens silhouet het enige was wat Billy kon zien in de donkere steeg. Ineens draaide de jongen zich om. Billy keek hem verbaasd aan. 'Wat d-' De jongen stompte hem zo hard in zijn maag dat hij dubbel klapte en op de grond viel. De jongen met de zwarte haren pakte een fles uit zijn zak en een lapje uit de andere. Alles werd vaag voor Billy's ogen. Hij zag hoe de jongen de vloeistof uit de fles op het doekje deed en dichterbij kwam. 'Jij bent Ryan.' zei Billy zwakjes. 'Ik herken je van Morris' polaroid.' De jongen knikte instemmend. Alles viel op zijn plek. Ryan had iets te maken met de verdwijning van Morris. Ryan pakte Billy's hoofd en drukte de stof tegen Billy's mond. Billy probeerde tegen te stribbelen, maar was uitgeput van het rennen en door de stad dwalen. Wat gebeurde er? Wat was er met Morris gebeurd? Langzaam voelde hij hoe hij zijn bewustzijn verloor. Hij kon nog net horen wat Ryan zei: 'Misschien moet je toch maar niet naar de grote boze stad komen, Billy. Het is hier meestal veilig hoor, maar 's nachts ontwaken er een heleboel enge mensen. Luister voortaan maar naar je mammie.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro