Winter
Kreunend word ik wakker en draai me op mijn zij.
Dit is niet mijn bed.
Mijn bed is niet zo zacht en warm.
Waarom ben ik niet in mijn bed?
Alle gebeurtenissen van gisteren komen weer terug en ik merk dat ik weer begin te trillen van angst.
Binnen een paar seconden is Storm de kamer binnen gestormd en heeft hij me op zijn schoot getild waarna hij me rustgevend heen en weer wiegt.
Alle angst vloeit uit me weg en ik merk dat ik ontspannen tegen hem aan leun.
Het voelt... goed. Het voelt verrassend goed, om eerlijk te zijn.
Na een tijdje stopt Storm met me heen en weer wiegen en kijkt me aan.
'Gaat het weer?'
Zwijgend knik ik.
Een glimlach verschijnt op Storms gezicht en het valt me op dat zijn hele gezicht daardoor jonger lijkt. Plus, hij heeft kuiltjes.
'Winter. Je moet echt een keer met iemand praten over deze verschijningen, oké? Straks raak je een keer zo erg in paniek dat je in shock raakt en dan kun je sterven en... en ik wil je echt niet kwijt....'
Zwijgend schud ik mijn hoofd. 'Ik kan hier niet over praten. Dit... Dit is mijn straf omdat ik je in liet en daardoor mijn familie verraad.' mompel ik terwijl ik Storm weiger aan te kijken terwijl de woorden mijn mond verlaten.
De woorden klinken absoluut ongeloofwaardig alsof iemand anders zo voor mij zegt. Het is dan ook niet zo gek dat Storm mijn kin vastpakt en me dwingt hem aan te kijken om te zeggen: 'We weten allebei dat dat niet waar is.'
Verwoed schud ik mijn hoofd. 'Nee! Nee, ze zei zelf dat ze alleen zou verschijnen wanneer ik jou in liet!'
'Hé! Hé, rustig, oké? Rustig. Ze is er nu niet en desnoods blijf ik de hele tijd bij je als je je daardoor veiliger voelt want verschijnt ze als ik in in de buurt ben?'
Langzaam schud ik mijn hoofd en Storm geeft me een bemoedigend glimlachje.
'Dan is er toch niks aan de hand?'
'Maar als je weg bent, komt ze..' mompel ik zwakjes.
'Dan blijf ik toch gewoon altijd bij je?'
'Je gaat niet mee de badkamer in wanneer ik die moet gebruiken.' zeg ik direct waarschuwend.
Lachend schud Storm zijn terwijl er plots een jongensachtige grijns op zijn gezicht verschijnt.
'Maar dan kan je zus bij je komen. Ik moet daar wel zijn als je dat niet wilt.'
Mijn mond valt open.
'Dat excuus heb je zojuist niet gebruikt! Oh my god, Storm!'
Grijnzend kijkt hij me aan met een blik vol trots.
'Nee! Gewoon niet, Storm! Oh my god!'
'Hé, ik kon het proberen!'
'Klopt... Maar je mag nog steeds niet mee.'
'Dammit.'
Lachend druk ik een kus op zijn wang en zodra we elkaar weer aan kijken realiseer ik me wat ik zojuist gedaan heb.
'Shit! Oh god, sorry!' zeg ik direct verontschuldigend terwijl ik van hem weg begin te schuiven terwijl zijn ogen me met zoveel verwondering en adoratie aan kijken dat ik er bijna bang van word.
'Het... Het maakt niet uit...' mompelt Storm terwijl hij me maar blijft aankijken.
'Shit, het was echt niet mijn bedoeling om dat te doen! Ik werd meegesleept in het moment! Ik meende het niet! Vergeet alsjeblieft dat ik dat gedaan heb.' smeek ik hem terwijl de paniek in mij steeds groter word.
Dit lijkt Storm boos te maken want het volgende moment heeft hij mijn polsen vast en trekt hij me weer op zijn schoot.
'Zeg, nee, sméék me niet om dat te vergeten! Dit was de eerste keer dat je écht liet merken dat je me niet 100% haat en dit moment zal ik voor altijd koesteren. Waag het niet om te zeggen dat je het niet meende want als je je liet meeslepen in het moment betekend het dat je om me geeft. Misschien niet veel, maar genoeg. Dit zal één van mijn herinneringen zijn die mij altijd bij zullen blijven dus nee, ik ga het niet vergeten. Hoe hard je ook zal smeken, dit is niet meer uit mijn geheugen te wissen.'
Ergens voel ik me enorm opgelucht en ik weet niet precies waarom ik me opgelucht voel. Ben ik opgelucht dat hij het niet gaat vergeten? Of opgelucht omdat hij zich nu (eindelijk) realiseert dat ik hem niet 100% haat want dat heb ik nooit gedaan. In al die jaren heb ik hem nooit 100% gehaat, 90% wellicht maar nooit 100%.
Er word geklopt op de deur en verstoord kijkt Storm ernaar.
'Binnen.' bromt hij terwijl hij me voorzichtig van zijn schoot afduwt.
Een jongen komt binnen met een neutrale uitdrukking op zijn gezicht en ik kan hem herkennen als Deef, één van de jongens die me eerder gevangen had.
'Deef. Wat is er?'
'De vampiers zijn er, Alpha. En ik wil u voorstellen aan mijn mate, Eveline.'
'Deef, ik zei dat je me Eef moest noemen.' klinkt er een stem achter Deef.
'Maar-'
'Aangenaam kennis te maken Eef en dank je wel voor het zeggen Deef. We komen er zo aan.' antwoord Storm kortaf.
Deef knikt en sluit de deur als hij de kamer uit is.
'Als je nog één keer zoiets zegt, Winter. Hebben we een probleem. Een gróót probleem.' zegt Storm dreigend terwijl hij van het bed opstaat.
Zwijgend knik ik en sta ook op.
Zwijgend lopen we de kamer uit en lopen door naar, als ik het goed heb, zijn kantoor. Storm opent de deur en laat mij als eerste de kamer binnen waarna hij volgt.
Er zitten iets van zes vampiers die ons met de grootste interesse bekijken. Vooral mij, nu ik eens goed kijk. Ik ga zitten op een nog vrije stoel maar Storm pakt mijn arm vast en dirigeert mij naar de stoel naast de zijne achter zijn bureau.
'Oh, oké...' mompel ik zachtjes terwijl ik op de stoel ga zitten.
'Alpha Winter, aangenaam u te zien zonder verwondingen.' zegt een vampier die er erg belangrijk uit ziet.
'Euh, ja. Insgelijks.' zeg ik iet wat verward.
Wie stelt zich nu weer zo voor? Deze vampiers blijkbaar...
'Alpha Storm. Wij zouden graag met Alpha Winter willen spreken zonder u.' zegt de vampier terwijl hij Storm recht en ijskoud aankijkt.
'Dat is niet mogelijk. Er hebben gisteravond wat dingen voorgedaan waardoor ik haar beter nu niet alleen kan laten.' antwoord Storm net zo ijskoud als de vampier.
'Oh ja? Zoals wat?' vraagt een andere vampier geïnteresseerd.
'Dat zal privé blijven.' antwoord ik kalm. 'En Storm, ik kan dit wel aan.'
Storms blik verzacht als hij me aankijkt. 'Weet je dat zeker?'
Met een bemoedigend glimlachje knik ik. 'Het komt wel goed.'
'Oké, ik zal direct buiten de kamer op je wachten. Je geeft maar een gil, een keiharde graag want de muren zijn geluiddicht, en ik kom je redden.'
Ik knik en kijk Storm na tot de deur achter hem dicht klikt en richt me dan weer op de vampiers.
'Oké, vertel me nu eens waarom ik bij mijn vrienden vandaan moest worden gehaald zodat jullie me konden spreken.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro