1. Conor. Een onverwachte vondst:
Een zet tegen de schouder van mijn oudste broer gevend, loop ik grappend met de rest van ons gezelschap de donkere steeg in.
Hardop lachend geeft hij echter een zet terug, wat ervoor zorgt dat ik tegen een mopperende Aiden aanval. Zonder ook maar op of om te kijken probeert hij me onderuit te schoppen. Natuurlijk kan ik dat niet zomaar laten gebeuren en half worstelend lopen we met de rest mee, dieper de steeg in.
Dit gaat nog een tijdje door, tot Owen er ineens klaar mee is en ons met een mep op het achterhoofd laat stoppen. Pas als we hem beledigd aan willen kijken, zien we dat zijn aandacht gericht is op hetgeen dat zich verderop afspeelt.
In het maanlicht loopt er voor ons uit een stelletje. Hij heeft zijn arm om haar middel geslagen en zij loopt iets tegen hem aangeleund, alsof ze moe is.
Nadat ieder van ons hen in de gaten krijgt, stoppen we geleidelijk aan met ons luidruchtige gedrag, totdat we helemaal stil zijn.
Zonder nog een geluid te maken lopen we langzaam dichter naar het stel toe. Een opvallend warme geur lijkt van het stel af te komen, waardoor de geur van verrotting, die van de afvalhopen die langs de muren opgestapeld liggen afkomt, lijkt te verdwijnen. De vanillegeur heeft iets rustgevends, iets bemoedigends.
Ondanks dat wij geen geluid maken, kijkt de jonge man ineens ongemakkelijk om zich heen. Vlak voordat hij een blik achterom werpt, verbergen we ons snel in de schaduwen.
Niet dat dit heel moeilijk is hier, de steeg is maar smal en nu het diep in de nacht is, lijken de schaduwen nog donkerder dan normaal. Langs de muren staan verschillende grote containers en bovendien kun je het licht van de straatlantaarns vanaf hier nauwelijks zien.
Nu we in stilte staan te wachten, blijkt mijn hand onbewust al op mijn wapen te liggen. Ik zie dat mijn oudste broer zijn pistool zelfs al uit zijn holster heeft genomen, het matzwarte wapen houdt hij met twee handen naar beneden gericht vast.
Ook de jonge vrouw kijkt nu zoekend om zich heen. Een rilling trekt door haar lichaam, waarvan ik betwijfel dat het door de kou komt. Want ook al is de decemberlucht fris, ze heeft een warme jas aan. Waarschijnlijk voelt ze dat er problemen op komst zijn.
Zodra ze beide sneller beginnen te lopen, grijpen we allemaal ons wapen vast en overbruggen snel de korte afstand tot het stel.
Met nog maar twee meter te gaan, steekt de vrouw ineens haar arm omhoog met haar vuist vlak bij haar oor.
-Stop-
We staan onmiddellijk stil, reagerend op het gebaar, maar zonder dat ze ons kan zien. Wel houden we allemaal zowel de omgeving als haar in de gaten, om niet te missen wat haar volgende gebaar zal zijn. Een paar seconden later beweegt ze haar hand naar haar oor.
-Luister-
Waar zij en de man stil blijven staan en zich op het geluid concentreren, weet ik dat de rest zich in stilte verplaatst.
Ik blijf staan waar ik al stond, vlak achter het stelletje. Mijn oudste broer sluipt stil om hen heen en gaat voor ze staan en mijn andere twee broers gaan aan weerszijden van het stel staan.
Dan hoor ik het geluid dat ze bedoelde. Het klinkt als het gemiauw van een kitten. Maar toch klopt het geluid ook weer niet, het is iets anders. Maar wat?
Mijn hoofd draaiend, probeer ik de herkomst van het geluid te lokaliseren.
Geruisloos lopen we met zijn allen nog een paar meter naar voren, tot mijn oudste broer bij een rij containers aankomt en stil blijft staan.
Geroutineerd beveiligen we de omgeving. Nadat iedereen gebaart dat het veilig is, opent hij voorzichtig de linkerklep van de grote ijzeren container. Met een luide kreun, alsof het al jaren aan het roesten is, gaat de klep open.
Nu horen we het geluid allemaal duidelijker, maar het klinkt totaal niet als een kitten.
"Mijn God, het is een baby!" fluistert hij hardop.
Snel wordt hij aan de kant geduwd door de jonge vrouw, ternauwernood kan hij de klep vast blijven houden zodat deze niet op haar hoofd valt, maar dit lijkt ze niet eens in de gaten te hebben. Nadat ze de container inkijkt, kijkt ze mij met grote ogen aan. "Snel, haal het eruit!"
De jongeman die naast haar liep, wijkt niet van haar zijde. Wel is zijn gespannen houding van eerder verdwenen en lijkt hij nu vooral nieuwsgierig te zijn. Hij lijkt alleen maar oog te hebben voor de jonge vrouw en de rest van ons slechts zijdelings een blik waardig te gunnen.
Zonder te aarzelen loop ik naar de container toe en open de andere klep om meer ruimte te hebben. Deze klep beweegt zich soepeler en blijft ook zonder problemen open staan. Snel spring ik de container in en probeer niet te letten op de troep waar mijn dure schoenen in wegzakken, of de smurrie die mijn broek nu al doorweekt. De geur van rottend vlees en andere voedselresten overheersen en ondanks dat ik heel wat ben gewend, moet ik me concentreren om niet te kokhalzen. Zodra ik voel dat ze naar me kijkt, ruik ik de vanillegeur weer en kalmeert mijn maag al snel.
Zodra mijn oudere broer met zijn telefoon de zaklampfunctie aanzet en de binnenkant van de container verlicht, zie ik de baby liggen. In slechts een vieze handdoek gewikkeld bovenop een stuk karton. Geen gezonde roze huilende baby, maar een bleke huid en lippen die al blauw beginnen te kleuren.
Voorzichtig raap ik het kindje met handdoek en al op en reik het aan mijn oudere broer aan. Hij slaat de handdoek open en stelt de baby kort aan de kou bloot. Een meisje, waar de navelstreng nog aan vast zit. Een rilling gaat door haar lijfje, maar ze maakt nu helemaal geen geluid meer. Waarschijnlijk is ze pas een paar uur oud, haar navelstreng is nog niet eens begonnen met indrogen en de vernix bedekt haar hele lijfje.
Er lijkt niet veel leven meer in te zitten, nu ze niet eens meer reageert op de koude lucht waaraan ze bloot wordt gesteld.
Meteen nadat de handdoek van de baby is opengevouwen, geeft mijn broer het kleine meisje aan de vrouw. Haar handschoenen liggen al op de grond en met behulp van haar begeleider heeft ze zo snel mogelijk haar jurk vanaf de halsopening tot halverwege aan haar ribben open gescheurd. Snel pakt ze het meisje aan, waarbij een rilling door haar heen trekt op het moment dat het ijskoude lijfje van de baby haar eigen warme huid aanraakt.
De jongeman naast haar bedekt zo snel mogelijk haar voorkant met zijn eigen jas.
Maar ondanks de snelle bewegingen, zie ik de gloed die begint te schijnen tussen de loshangende plooien van de jassen. Het licht is zo fel dat de zaklamp van de telefoon in het niet valt.
Ongerust kijken we om ons heen of iemand het heeft gezien. Maar de rest van de lange steeg blijft stil.
We weten uit ervaring, dat hoe feller de gloed schijnt, des te ernstiger de situatie is. Dit felle licht betekent dat de baby niet veel later gevonden had moeten worden, want dan had ze niet meer geleefd.
Terwijl ik de container uitspring, draait mijn oudste broer zich al bellend van me af. Met een klap valt de deksel weer dicht, mijn hand op een haar na missend. De kwade blik die ik hem toewerp, is echter zinloos aangezien hij met zijn rug naar me toe staat.
De jongeman staart naar me met zijn felle groenblauwe ogen. "Er gaan doden vallen," zegt hij, met opeengeklemde kaken.
Daarop kijkt de jonge vrouw me gepijnigd aan. Met precies dezelfde kleur ogen, alleen omringd door langere wimpers en glimmend van de onvergoten tranen.
"Kun jij de draden zien?" vraagt ze zachtjes.
Voorzichtig steek ik mijn hand onder de jas, de koude huid van de baby voelt onwerkelijk. Meteen zie ik twee draden opgloeien in de lucht, als gekleurde linten die dansen in een wind die niemand voelt.
Ondanks dat ik het mijn hele leven al zie, verwonder ik me er iedere keer weer over dat ik nu de bloedbanden van dit kleine meisje door de hele wereld kan volgen, met slechts één simpele aanraking.
Zodra ik haar aankijk zie ik haar gezicht vertrekken van de pijn.
Ik knik. "Maar eerst brengen we jou naar huis."
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro