X. Dag 94
Zondag 23 december 2018
Naast elkaar zaten we aan de tafel. Voor ons stonden borden vol met eten en glazen vol met wijn of bier. Uiteraard, voor wie wilde was er ook water. Om ons heen zaten mensen die we niet kenden, maar wel konden verstaan. Ze spraken Engels, dat was wel duidelijk, maar ook het accent was duidelijk. Ik had meteen door dat het mensen waren die afkomstig zijn uit Australië. Dat accent komt alleen daar vandaan, wist ik. De vloot die we waren tegengekomen was van Australië geweest en blijkbaar waren wij daar niet ver vandaan. Met behulp van de zeelieden wisten we dat we op de goede weg zaten naar Nieuw-Zeeland. Het was niet heel ver meer. Ze hadden het land dan niet bereikt voor kerstavond, vanavond dus, maar dit had ook wel wat. Wie vierde er nou kerstavond op zee? Het was iets bijzonders. Iets dat ze leuk kon vertellen aan anderen. Ik glimlachte. De gedachte dat ik dit echt aan mensen kon gaan vertellen, dat de reis er bijna op zat, deed mij goed. Het zat er bijna op.
Nu zaten we aan het feestmaal op het grootste schip van de vloot. De vrouw naast mij praatte tegen mij. Aandachtig probeerde ik naar haar te luisteren. Uit respect, maar ook uit interesse. Desondanks lukte het mij niet om mij goed op haar verhaal te focussen. Ik hoorde de woorden, maar ze gingen volledig langs mij heen. Mijn gedachten waren bij Noud. Bij Noud en mij. Onze vriendschap. Het stond op een zijden draadje. Dat voelde ik. Hij moest dat ook voelen. Niet dan? Voor een moment had ik opzij gekeken. Noud was druk in gesprek met een andere vrouw die weer naast hem zat. Blijkbaar was dat een boeiend gesprek geweest. Hij leek het een leuk gesprek te vinden. Een zwakke, maar oprechte glimlach sierde daarna mijn lippen. Ik was blij voor hem. Het moest voor hem fijn zijn om na zo lang met iemand anders te kunnen praten dan met mij. Mijn aandacht richtte ik weer terug op de vrouw, die vrolijk door praatte. Ik knikte of schudde mijn hoofd.
Het eten duurde lang, maar niet zo lang dat het onprettig was. Ik at al mijn eten met plezier op, dronk iets te gulzig van de wijn en ik wist mij uiteindelijk in wat gesprekken de mengen. Het was toen op dat moment dat ik een vinger op mijn schouder voelde tikken. Daarna nog eens. Ik keek om en keek recht in twee olijfgroene ogen. Hij glimlachte en dat deed ik ook. Breder dit keer.
'Wat een geluk, he?' begon hij het gesprek.
Ik knikte meteen instemmend.
'Ja, absoluut,' antwoordde ik.
Wow, voor het eerst hadden Noud en ik een ongemakkelijk gesprek.
'Tia, kunnen we... praten. Echt praten. Het uit praten,' zei hij.
Het verdriet was in zijn stem te horen. Een pijnscheut trok door mijn hart.
'Niets liever dan dat,' had ik terug gezegd.
Hij had daarop geknikt, waarna hij begon te vertellen: 'Je weet hoeveel ik om je geef, Tia. Ik zou willen zeggen dat ik van je hou, maar ik zou dat anders bedoelen dan jij. Het spijt mij dat ik je valse hoop heb gegeven door verkeerde signalen af te geven. Ik was niet oké, in mijn hoofd. Dat gedoe met die piraten... daarna die storm. Het rotzooide met mijn hoofd, begrijp je? De woorden kon ik niet vinden, maar toen je... toen je mij zoende, vond ik in ieder geval jou weer. Ik klampte mij daar aan vast. Achteraf had ik dat nooit moeten doen. Ik vind het vreselijk dat ik je gekwetst heb. Als ik het geweten had...'
Daar onderbreek ik hem. Ik leg mijn hand op de zijne en om de één of andere reden beseft hij meteen dat hij haar nu moet laten praten. Ik begon hem te vertellen dat ik hem leuk vond, al vanaf de eerste dag dat we op het schip stapten. Misschien zelfs daarvoor al, al wilde ik het toen nooit bekennen. Ik had mij mee laten slepen. In de tocht, het avontuur, ons samen op zee, alleen en het schip. Het leek allemaal zo mooi. Te mooi om waar te zijn, achteraf. De piraten hadden een onzichtbaar litteken achtergelaten en de enige manier waarop ik nog iets kon voelen was de connectie die ik voelde. De connectie met hem. Ik vergaf hem direct voor de valse signalen, want ik was degene die het startte, in de eerste plaats. Hij begon te glimlachen.
'Lieve Tia,' zei hij, 'maar een connectie voel ik ook. Heb je weleens gehoord van zielsverwanten?'
Ik keek hem met één opgetrokken wenkbrauw aan.
'Dat is van dat zweverige gedoe, toch?' reageerde ik.
Hij moest lachen om mijn opmerking, maar werd al snel weer serieus.
'Dat betekent dat er dus een connectie tussen twee mensen is die heel sterk is. Zo sterk dat je elkaar begrijpt zonder woorden. Eén blik is al genoeg. Die connectie is makkelijk te verwarren met liefde, maar dat betekent niet dat het ook liefde is,' vertelt hij aan haar. 'Wij begrijpen elkaar altijd. We reageren vaak hetzelfde, denken hetzelfde. Dat is bijzonder, Tia. Wij zijn zielsverwanten. Is dat dan niet iets moois om te zijn?'
Het drong goed tot mij door wat hij zei. Elk woord leek tot op het bot tot mij door te dringen. Misschien had hij wel gelijk. We waren geen vrienden. Ook geen geliefden. Wat we wel waren was nu dan misschien eindelijk duidelijk geworden. Toch nog. We waren zielsverwanten.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro