Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

VIII. Dag 80

Zondag 9 december 2018

Een kompas. Het is een oud voorwerp en wordt al eeuwenlang gebruikt. Alle zeelieden hebben er één, had Noud gezegd bij zijn vertrek, dus hij ook. Ik begreep er weinig van, haalde mijn schouders op en vond dat verder niet zo belangrijk als hij. Tegenwoordig is alles zo modern, dacht ik, dus waarom hebben we dan zoiets nodig als een kompas? Nu ben ik echter blij. Blij dat hij er één heeft meegenomen. Blij dat het nog steeds aan zijn riem hangt en dat het niet gestolen of verdwenen is. Zonder zijn kompas waren we verloren geweest. Verloren op zee.

Verdwaald zijn op zee. Het is ons gelukt om dat voor elkaar te krijgen. Ik snap nog steeds niet hoe, want ik liet het stuurwiel amper los tijdens de storm. Toch moet het flink gekeerd zijn toen ik viel. Dankzij het kompas van Noud zagen we het al vrij snel. We vaarden de verkeerde kant op. Ik zat er een beetje doorheen, maar Noud liet zich niet kennen. Met goede moed ging hij achter het roer staan met het kompas in zijn hand. Hij leek wel kapitein Jack Sparrow zoals hij daar stond. Het enige wat hij miste was een hoed en een zwaard. In mijn gedachten moest ik een beetje lachen om die verbeelding van mezelf.

Desondanks voelde ik mij niet heel veel beter dan daarvoor. Ik had er geen zin meer in. Alles viel zo tegen. Het leek wel alsof het lot ons probeerde tegen te houden. Ik ging voor op het schip staan en leunde op de reling. Mijn hart verlangde naar huis. Naar mijn vrienden. Naar mijn familie. Het was fijn hier met Noud, daar lag het niet aan, maar het was niet genoeg. Niet meer. Hij kwam een tijdje later naast mij staan. Voor ik het doorhad, had ik mijn hoofd tegen hem aangelegd. Hij deed daarna een arm om mij heen. Verder zei hij niets. Ik draaide mij al snel naar hem toe en zag dat hij naar mij keek. Had hij dat al de hele tijd gedaan, vroeg ik mezelf af toen ik de bezorgdheid in zijn blik zag. Ik bewoog mij naar hem toe om een kus op zijn lippen te planten, maar voor ik dat kon doen, hield hij mij tegen. Zijn vingers legde hij op mijn lippen. Mijn wenkbrauwen fronsten diep om deze reactie. Ik zette een stap terug. Weg uit zijn armen.
'We moeten gaan praten, Tia,' had hij gezegd.
Afwachtend had ik hem aangekeken, waarna hij met een zucht verder ging met praten.
'We hebben het één en al meegemaakt tijdens deze reis. Het opkroppen is niet goed.'
Mijn wenkbrauwen fronste ik nog dieper terwijl ik zei: 'Ik krop niets op.'
Hierop had hij zijn wenkbrauwen opgetrokken.
'Je kropt niets op, zeg je?' vraagt hij. 'Tia, je moet eerlijk tegen mij zijn. Dat lichamelijke contact, het is niet voor ons twee. Niet op die manier.'
Met een dolk in mijn hart keek ik hem aan.
'Wat zeg je?'
'We zijn vrienden, Tia, hele goede vrienden. Dat wil ik graag zo houden.' begint Noud te vertellen, alsof dit voor beide personen het geval is. 'We zochten toevlucht bij elkaar op een non-verbale manier, wat logisch is, want dat is makkelijker dan verbaal contact maken. Zeker als je ergens niet over wilt praten, maar dit kan zo niet langer. Ik moet een grens trekken. Die grens is hier.'
De dolk in mijn hart viel eruit, wat resulteerde in een bloedend hart. De toevoer van zuurstof stopte. Een traan liep over mijn wang.
Ik snakte. Snakte naar adem. Nog een traan gleed over mijn wang naar mijn kin terwijl ik mijn lippen van elkaar haalde.
'Je trekt hier de grens?' had ik tegen hem gezegd, met al een ironische ondertoon in mijn stem. 'En mijn grens dan? Woorden schoten mij tekort, dat klopt, maar ik voelde een aantrekkingskracht. Een aantrekkingskracht tot jou. Ik liet mij leiden door mijn impulsiviteit en jij beantwoordde dat met een non-verbale ja door erin mee te gaan.'
Hij leek verrast te zijn. Van zijn voeten geblazen. Had hij dit dan niet verwacht? Niet gezien? Of opgemerkt? Had ik dan nog duidelijk kunnen zijn? Ik had het willen uitpraten, maar hij wilde dat niet. Er viel niets uit te praten. Voor hém niet, nee, maar voor haar wél. Dat blijkt nu. Dat had mij zoveel pijn kunnen schelen.
'Maar Tia, het was toch alleen-' was hij begonnen, maar al snel kapte ik hem af.
'Nee, Noud, het was niet alleen verkroppen, zoals jij denkt. Ik kon niet praten over wat er gebeurd was met die moderne piraten, net zo min over de storm, maar toen ik nog wel wilde praten, daarvoor nog, wilde jij dat niet. Mijn gevoelens zijn altijd aanwezig geweest, bij elke aanraking die ik heb gedaan bij jou sinds die ene avond. Sinds die ene avond voelde ik iets ontvlammen. Je bent een binnenvetter, net zoals ik, maar we hadden moeten praten,' vertel ik hem.
Hij schudde zijn hoofd en zei met opgeheven stem: 'Maar ik hoefde nergens over te praten! Er was niks, Tia, niet op die manier!'
Ik had een verontwaardigde zucht geslaakt en riep daarna tegen hem: 'Jij niet, nee, maar ik wel! Bij mij was er iets veranderd en ik wilde duidelijkheid van je vragen, maar die kreeg ik niet! Toen ik je zoende, stemde je toe en deed je mee! Alles wat ik heb gedaan was oprecht en niet uit pijn of verkropping! Dat was enkel jij!'

Sprakeloos had hij haar aangekeken. Ook ik was nu helemaal stil. We wisten allebei dat we op het punt gekomen waren waar we nooit hoopten te komen. Hier stonden we nu. Op een schip midden in de grote, grote oceaan. Allebei met pijn in ons hart. Niet langer als vrienden. Ook niet als geliefden. Maar, wat dan wel?

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro