23 | K a m er
Straks zou alles anders zijn, maar voor even was de maandag nog net als altijd. De dag verliep akelig traag. Het kostte Storm moeite om haar aandacht bij de lessen te houden. Ze waren pas halverwege de dag en hadden Engels. Het was een schrijfopdracht. Normaal vond ze het vak niet zo moeilijk, maar vandaag lukte het haar niet om haar hoofd erbij te houden. Ze merkte dat Yusra af en toe een bezorgde blik opzij wierp. De kringen onder haar ogen en het korte appgesprek dat ze zaterdag hadden gevoerd, vertelden Yusra dat er iets mis was.
Ontkennen zou Storm niet. Met een zucht staarde ze weer naar het lege papier voor zich. Ze probeerde hopeloos een beginzin te bedenken, maar het enige wat er in haar hoofd te vinden was, waren de monsters. Grote, sterke wezens die haar steeds leken te achtervolgen. Ze klemden zich met hun smerige klauwen aan haar vast beten happen vlees uit haar lichaam. Het was lastig om te geloven dat ze niet echt waren, want ze schoten voorbij de ramen en verscholen zich in de kast waar de woordenboeken lagen. Zo nu en dan zag Storm een klauw wegschieten. Ze probeerde het te negeren, want ze wist dat het niet echt was.
De docent liep door het lokaal, alsof het niet vol met monsters zat. Ze keek bij iedereen op het papier om te kijken hoever ze al waren. Wanneer ze niet hard genoeg werkten wees ze hen streng terecht. Nog even en ze zou bij haar zijn. Haastig probeerde Storm een smoes te bedenken. Ze kon niet toegeven wat er aan de hand was.
Nog twee tafels. Storm bewoog haar pen over het papier, een blauwe lijn trekkend. Het zou haar niet helpen. Even gleed haar blik naar Yusra, die al halverwege haar opdrachten was. Ze had haar moeten vragen of ze wat mocht overnemen.
Te laat. De voetstappen van de docent klonken achter haar. Nog een tafel. 'Goed bezig, Emily. Lukt het? De vrouw wachtte op antwoord, maar toen dat niet volgde liep ze verder.
Een schaduw viel over Storms tafeltje. 'Waarom heb je nog niks op papier staan?'
Storm kromp ineen door de luide stem van de lerares. 'Ik...' Ze wist niet goed wat ze moest zeggen.
'Na dat cijfer van je verwacht ik op zijn minst een beetje inzet.' De docente vouwde haar armen over elkaar. Haar spijkerjasje kreukelde wat.
'Ik heb slecht geslapen, sorry,' probeerde Storm, terwijl ze de docente aankeek.
Direct verzachtte de blik van de docent. 'Waardoor komt dat?' Ze zette haar kleine brilletje wat rechter op haar neus.
Was ze er echt zo slecht aan toe dat een blik genoeg was voor spontaan medeleven? Dat concealer de kringen onder haar ogen niet meer wist te verbergen, had Storm ook gemerkt. Maar het viel toch wel wat mee? 'Ik heb hoofdpijn.'
Iedereen wist dat het een leugen was. 'Zullen we even buiten het lokaal praten,' opperde de vrouw.
Storm knikte zacht. Nu moest ze wel iets verzinnen. Haar benen voelden zwaar toen ze overeind kwam. Een paar laatste leugens, dat lukte vast wel. Nog hooguit een week volhouden.
Zodra ze op stille de gang stonden wierp de docente nog een blik op haar gezicht. 'Wat is er aan de hand?'
'Niks,' zei Storm, terwijl ze haar hoofd naar beneden boog.
'Het ziet er niet uit als niks.' De docente keek even nadenkend om zich heen. 'Is er thuis wat gaande?'
'Soort van.' Meegaan was waarschijnlijk de beste oplossing. 'Maar het is nu opgelost.'
'Zeker weten? Als je wilt kan ik ervoor zorgen dat je met iemand kan praten.'
Storm glimlachte zwak. 'Dat hoeft niet, daarvoor heb ik twee geweldige vriendinnen.' Als ze Emily nog zo mocht noemen. 'Ik had ruzie met m'n moeder, maar we hebben het uitgepraat voor ik naar school ging. We hebben er enkel beiden een slapeloze nacht aan over gehouden.'
De vrouw knikte. 'Is er nog iets wat ik voor je kan doen?'
'Nee, ik heb gewoon een nacht slaap nodig en dan komt het wel goed.' Niet dat de monsters haar die rust zouden geven.
'Ik meld je wel ziek voor de rest van de dag. Zo kun je je werk toch niet doen.'
Het duurde even voordat er tot Storm doordrong wat er gezegd werd. Ze was niet ziek en toch was de meest strenge docent van de hele school bereid dit te doen. Of de vrouw was in een erg goede bui, wat duidelijk niet het geval was, of ze zag er echt vreselijk uit.
'Bedankt,' zei Storm zacht, waarna ze het lokaal in liep en haar spullen in haar tas propte. Yusra wierp haar een vreemde blik toe, waarop Storm haar vertelde dat ze zich niet zo goed voelde, waarna ze de ruimte verliet.
De gang was verlaten, want bijna iedereen had les. Toch had ze het gevoel alsof er elk moment iemand op haar af kon lopen. Misschien volgden de monsters uit het lokaal haar wel. Ze versnelde haar pas en liep ze de trap op. Een knoop vouwde zichzelf in haar maag, terwijl ze boven tot stilstand kwam.
Ze had zichzelf voorgenomen om bij de eerste kans actie te ondernemen. Ze had alleen niet verwacht dat die kans zich al zo vroeg in de week voor zou doen. Ze was er niet klaar voor, maar Storm wist dat het wel eens de enige kans was die ze zou krijgen. Snel pakte ze de sleutel van Linsay's kamer uit haar tas.
Vluchtig keek Storm om zich heen, maar er was niemand om haar te stoppen. Ze zette handen voor de zekerheid in een kommetje tegen het koude hout en plaatste haar oor ertegenaan om te luisteren of er iemand was. Alles wat ze hoorde was het zachte ruisen van de verwarming. Er was geen teken van leven.
Wilde ze dit echt? Kon ze dit? Storm stak de sleutel met trillende vingers in het slot. Een aangename klik klonk toen ze hem om draaide. Ze liep snel door de deur en sloot hem achter zich. Daar stond ze dan, midden in een kamer die eigenlijk in vlammen op zou moeten gaan.
Wat onwennig keek ze om zich heen. Het was op het eerste oog niet veel anders dan de kamer waar ze zelf in sliep. Het had dezelfde stapelbedden en dezelfde oude kast. Maar het waren de details die verschil maakten. De halfopen stand van de gordijnen, Emily zou ze helemaal open doen. De waterkoker die ergens anders stond, de bedwelmende geur van parfum. Het vertelde haar dat ze hier niet hoorde te zijn. Ze was een indringer in het territorium van iemand die haar kon verslinden.
Als er nu iemand binnen kwam, was er niks waarmee ze haar acties kon goedpraten. Dan was het echt voorbij. Maar als ze dit niet doorzette, kwam er nooit een einde. Voorzichtig haalde ze het doosje met slaappillen uit haar tas. Haar handen trilden terwijl ze het dekseltje los maakte. Er zaten drie stripjes in. Zou het genoeg zijn? Aarzelend liep ze naar de waterkoker. Er zat nog een halve liter ongekookt water in. Het moest voldoende zijn om de pilletjes in op te lossen. Ze pakte een van de stripjes. Een voor een drukte ze de tabletjes in het water. Storm nam een diepe ademteug. Dit was zo verkeerd om te doen. Wat het met de meisjes zou doen wist ze niet zeker, maar het kon nooit veel goeds zijn. Het was hun verdiende loon. Linsay's vriendinnen waren bijna net zo erg als Linsay zelf.
Ze trok het tweede stripje uit de verpakking, bijtend op haar lip. Misschien zouden drie mensen morgen niet meer opstaan. Drie levens zouden afgesneden worden. Ze zouden de smakeloze tabletjes pas opmerken, als hun lichamen er op reageerden. De pijn zou de rest van de nacht over hen heersen. Als ze sterk waren konden ze het redden, maar niet onbeschadigd.
En dat was terecht. Hopelijk zouden ze het de rest van hun leven herinneren. Ze hoefde hen niet dood, maar ze wilde wel laten weten dat het voorbij was. Ze liet de laatste pilletjes in het water vallen, waarna ze het knopje indrukte.
Langzaam werd het water warmer, langzaam vielen de pilletjes uiteen tot ze onzichtbaar waren. Ze staarde naar het bruisende water, terwijl de damp om haar gezicht kringelde. Het was zo dichtbij, eindelijk. Een lach verscheen op haar gezicht.
Het was voorbij. Ze draaide zich om en stapte richting de deur. De volgende keer dat Linsay een kop thee zette, zou ze zwaar gestraft worden. Storm legde haar hand op de deurklink, toen een gedachte als een kleine vonk in haar hoofd nestelde.
Wat als Linsay niet degene was die thee dronk? Wat als enkel haar vriendinnen een kop thee zouden drinken? Waar was ze eigenlijk mee bezig. Storm stapte achteruit. Waarom lachte ze hierom? Als Yusra zoiets overkwam zou ze gek worden en wie zei dat Linsay haar niet zou terug pakken?
De vonk werd een vlam, terwijl ze nog een stap achteruit zette. Dit kon dodelijk zijn en alle gevolgen waren haar schuld. Wat als ze een moordenaar werd? Wat zouden haar ouders wel niet van te denken?
Haar hand bewoog automatisch naar de rode knop om de waterkoker uit te schakelen. Het lampje ging uit en het warme water stopte na een paar seconden met golven. Als ze dit deed was ze nog erger dan Linsay.
Nee, dit was geen wraak meer. Storm mocht de andere meiden op de kamer niet mee te slepen in haar Linsays problemen. Amber en Celeste verdienden dit niet. Ze waren vreselijke mensen, maar ze waren geen monsters. De enige reden dat ze aan Linsay's kant bleven staan, was blind vertrouwen. Dit was een te hoge prijs om te betalen voor onwetendheid.
Storm greep het nog warme handvat van de waterkoker en stapte met grote stappen naar de badkamer. Bij de met make-up volgestouwde wastafel kwam ze tot stilstand. Ze kantelde ze de waterkoker boven de gootsteen. Het water kolkte weg door de afvoer. Langzaam verdween haar enige kans buiten bereik. Ze had al spijt toen ze het weg zag vloeien. Maar aan berouw had ze niks, het was een gevoel dat alles erger maakte.
Ze wierp Linsays sleutel in een hoekje op de grond alsof hij daar was gevallen. Vervolgens haastte ze zich naar buiten. Met de kopie sloot ze de deur. Niemand zou nooit hoeven weten wat ze van plan was geweest. Met een hart dat rondjes over de sportbaan leek te rennen en een misselijkheid die haar dronken maakte strompelde Storm richting haar kamer.
Waar was ze mee bezig? De vraag speelde als een bandje door haar hoofd. Ze was aan het doorslaan. Ze trok haar kamerdeur open en stapte naar binnen. Iets te hard gooide ze hem dicht. De knal klonk als een pistoolschot.
Ze draaide de deur op slot en trok nog een keer aan het handvat om zeker te weten dat er niemand naar binnen kon komen. Storm zette een paar stappen naar voren. Niemand had het gezien. Ze was veilig. Haar ogen schoten door de kamer. Een schaduw schoot voorbij het raam. Ze was niet veilig. De monsters verdwenen niet.
Snel trok ze de gordijnen dicht. Al wist ze dat het de wezens niet weghaalde. Je kon niet ontsnappen aan de creaties van je geest. Hijgend bleef ze staan, in de verlaten kamer. Haar mond opende zich, maar ze durfde niet te schreeuwen.
Waarom had ze dit geprobeerd? Dit had moord kunnen zijn. En de helft van haar was gevuld met afschuw en de andere probeerde haar te dwingen om terug te gaan, al was dat zinloos. Storm probeerde op adem te komen. Ze had het niet gedaan. Dit kon nog goed komen, toch? Het hoefde hier niet te eindigen. Of was een grote chaos waar niet uit te ontsnappen viel?
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro