Hoofdstuk 6
De volgende ochtend komt Emmae me zoals beloofd ontbijt brengen. Ze zet het dienblad op het kastje neer en kijkt op me neer. Om haar heen hangt een walm van rozengeur. Net zoals op de voorgaande dagen draagt ze een lange, strakke jurk; absoluut niet de kleding die ik in gedachten heb bij een dienstmeisje.
'Hoe gaat het?' Haar toon verraadt dat het antwoord haar eigenlijk niks aan gaat, dus ik doe ook niet mijn best om haar een volledig, accuraat antwoord te schenken. 'Best,' lieg ik. Eerlijk gezegd heb ik me nog nooit rotter gevoeld. Mijn hoofd bonkt en ik ben misselijk. Het verband om mijn hand staat stijf van het opgedroogde bloed. De wond benadrukt elke hartslag en mijn vingers willen amper bewegen. Emmae wikkelt het er vanaf en inspecteert de wond. Ze smeert er groen spul op, wat naar mint geurt. 'Een goedje van Mari,' vertelt ze zonder dat ik ernaar vraag. 'Dat zorgt voor een beter helingsproces. Het zal overigens niet lang duren voordat er een korst komt, het is namelijk maar een oppervlakkige snede.'
Zodra ze gedaan heeft waar ze voor gekomen is, verlaat ze de kamer. Haar parfum blijft een tijd lang in de kamer hangen. Aangezien ik niet de puf heb om ook maar iets te doen, en ook niks in mijn kamer heb liggen waar ik mezelf mee kan vermaken, dommel ik door de dag heen in slaap. De dag trekt in een waas voorbij.
Als ik 's nachts wakker word, merk ik op dat de kaars op mijn nachtkastje brandt. Ernaast staat wederom een dienblad, gevuld met avondeten. Emmae zal het wel gebracht hebben terwijl ik sliep.
Ik kijk naar het raam. Het staat deze keer niet open. Ik vraag me af of Joa nog komt... Die nacht word ik geplaagd door dromen, vermengd met herinneringen en ongeruste gedachtes omtrent mijn familie. Joa komt niet opdagen.
———
Vandaag heeft Emmae me in een donkergroene jurk gehesen. De stof is licht en ruisend en ik geniet stiekem van het geluid van mijn hakken op de houten vissengraat vloer. Het leven thuis was karig en primitief geweest. Mooie kleding en hygiëne waren absoluut geen prioriteiten geweest, enkel het winnen van steenkool en ertsen uit de mijnen om te ruilen tegen eten en andere levensbehoeften. Hoewel ik de jurken voor geen meter vind zitten - de stof is te krap, beperkt me in het bewegen - houdt het me wel warm. Van de woestijn terecht komen in een klimaat waarbij het regenseizoen aangebroken is, modder en onweer bij het dagelijkse weerbericht behoren en de kou tussen de kieren en gleuven doordringt om het kasteel te treiteren, doet mijn lichaam weinig goeds. Emmae zorgt ervoor dat de openhaard in mijn kamer altijd brandt, zodat er daar altijd een aangename temperatuur heerst. In de hallen en de overige kamers is dat jammer genoeg niet het geval. De dikke, fluwelen stof van mijn jurk zorgt er gelukkig voor dat de kilte mijn botten niet kan bereiken.
Ik trek de bonte jas en bijbehorende sjaal wat strakker aan voordat ik het kasteel door de enorme eikenhouten deuren verlaat. Hoewel ik niet weet waar de stallen zich precies op dit enorme landgoed bevinden, wordt mijn aandacht al snel getrokken door wild geschreeuw en diep gehijg. Ik loop om het kasteel heen en tref daar drie mannen aan: Valerio, prins Ashton en de commandant, Elijah.
Ik was opzoek naar Valerio. Ik baalde er erg van dat ik gisteren niet met hem, zoals afgesproken, bij de paarden kon gaan kijken en hoopte vandaag op een nieuwe kans. Maar zoals het er nu uit ziet, heeft hij weinig tijd voor mij vandaag.
Het zwaard van Valerio vliegt tegen dat van de prins aan. Prins Ashton blokkeert de slag met verbazingwekkende kalmte en beheersing. Valerio's zwaard wordt naar de grond toegedrukt, waarop prins Ashton met zijn schouder zo hard tegen Valerio beukt dat de jonge soldaat de modder in geworpen wordt. Vlak voor mijn voeten.
De prins begint hard te lachen en drukt de punt van zijn eigen zwaard tussen de twee sleutelbenen van Valerio, precies in het kuiltje van zijn hals. Mijn adem stokt als Valerio snel zijn handen omhoog steekt en roept: 'Ik geef me over, Hoogheid. U heeft gewonnen.'
De vlijmscherpe punt van het zwaard blijft liggen waar het is, maar de donkerblauwe ogen van de prins glijden via de groene zoom van mijn jurk omhoog, totdat onze blikken kruisen. Ik herinner me maar al te goed hoe hij geëist had dat ik voor hem boog, maar het gesprek met Emmae, waarin ze mijn kwaliteiten als toekomstige leidster van mijn stam voorzichtig leek te prijzen, weerhoudt me daarvan. In de plaats daarvan hield ik hef ik mijn kin en recht mijn schouders. Algauw wendt de prins zijn blik af en keurt me verder geen moment van aandacht meer waardig. Het is alsof het hem niet eens boeit dat ik hier sta.
'Hoogheid.' De hand van zijn commandant landt op de schouder van prins Ashton. 'Hij heeft zich overgegeven. Het is goed zo.'
Prins Ashton schudt geïrriteerd de hand van Elijah van zich af, maar stopt wel zijn zwaard terug in de schede. 'Sta op soldaat, en neem je positie in.'
'Ik denk eerlijk gezegd, Hoogheid, met alle respect, dat ik even een rondje oversla,' stamelt Valerio. Elijah steekt hem een zakdoek toe, die Valerio gebruikt om het opgewelde bloed in zijn nek weg te deppen. 'Ik heb een afspraak staan met juffrouw Elody.'
Ik glimlach naar hem als ik zie dat Valerio zenuwachtig mijn kant op kijkt.
'Als ik van mijn soldaat verwacht dat hij bij de training aanwezig is, dan gebeurt dat,' snauwt prins Ashton over zijn schouders terwijl hij Valerio's gevallen zwaard oppakt en deze in zijn richting smijt. Het stuk metaal belandt voor mijn voeten in de vochtige aarde, en opgespatte modder kleurt mijn jurk bruin. Valerio kijkt me vanonder zijn blonde krullen verontschuldigend aan. 'Sorry, Elody.'
Ik buk en pak het zwaard bij het gevest beet. Het is zwaarder dan ik verwacht had. 'Maak je niet druk, Valerio. We nemen vanmiddag wel een kijkje bij de paarden. Tot die tijd train ik met jullie mee,' beslis ik, terwijl ik met het zwaard in de lucht zwiep. Valerio krabbelt overeind en houdt zijn handen beschermend in de lucht. 'Kijk daarmee uit, juffrouw!' waarschuwt hij me.
Zijn woorden worden overstemd door een bulderende lach, afkomstig van de kroonprins. Hij houdt zijn hoofd schuin en mijmert: 'Vrouwen horen geen zwaarden te hanteren, horen niet te vechten. Pas maar op, het zwaard is scherp,' grijnst hij, terwijl hij zijn zwaard in zijn hand ronddraait. Het komt gevaarlijk dicht bij mij in de buurt, en ik heb niet het idee dat zijn waarschuwing uit oprechte bezorgdheid voortkomt.
'Bang dat ik een waardig tegenstander blijk te zijn?' snauw ik hem toe. Daarop haalt hij uit, slaat zo hard zijn eigen lemmet tegen het mijne aan dat het zwaard uit mijn handen vliegt. 'Hoepel op, boerenpimpel. Jij hoort hier niet.' Hij knikt naar Elijah, die een gevechtshouding aanneemt.
Een moment lang schiet er door mijn hoofd om naar hem toe te lopen, hem toe te schreeuwen dat ik bestá. Dat ik hier ben door hem, dat hij daarom op zijn minst kan proberen mijn verblijf hier zo goed mogelijk te maken.
'Kom, Elody.' Valerio klemt zachtjes zijn hand om mijn elleboog en trekt er zacht aan. 'We gaan bij de paarden kijken.'
Het voelt als verliezen, om nu weg te lopen. Maar de twee mannen zijn woest tegen elkaar aan het sparren, hun voeten wegglijdend in de moeder, de vonken van het metaal springend. Ze besteden geen aandacht meer aan mij noch de jonge soldaat naast me. Ik knik en laat me door Valerio wegleiden.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro