Hoofdstuk 5
Kasteel Ivor Thorn is als een doolhof. Ik struin over de gangen en tuur kamers in. Alles wat je maar kunt bedenken, is hier te vinden: meerdere keukens, kelders vol oude spullen, een kamer gevuld met allerlei verschillende vazen, een ontvangstkamer, een theekamer, meerdere eetzalen, verscheidene verblijven - zowel kleine, bescheiden kamers als enorme, chique appartementen en complete vleugels. Vergeleken met veel van de kamers valt het mijne in het niets. Ik loop door de balzaal heen. Net als in de rest van het kasteel zijn ook hier de gordijnen gesloten, waardoor de ruimte een en al duisternis is. Ik probeer een van de gordijnen open te trekken. De donkerrode stof is dik als teer en beweegt lastig mee. Toch krijg ik het voor elkaar om een straal zwak daglicht te ontrafelen. Het verlicht de bleke tegels op de grond, die versierd zijn met gouden patronen. Het onthult ook veel stof en puin, afgebrokkelde stukken steen die van het plafond zijn komen vallen, stukken muur die in elkaar gestort lijken te zijn. Het is een bouwval.
Ik loop door de balzaal heen. Gruis, glas en steen brokkelt onder mijn schoenen weg en blijft in de sleep van mijn jurk hangen. Ik vertrek door de deur aan de andere kant van de balzaal. Wat ik daar aantref is veel erger. Het is de kroonzaal, de plek waar de tronen van de koninklijke familie geplaatst zijn. Eén troon - de grootste - staat nog overeind. De andere drie zijn omver gevallen, de fluwelen stof gehavend, de gouden poten bekrast. Er staan nog veel meer houten stoelen op de grond voor het podium waar de koninklijke tronen op staan. Deze zijn gevallen, versplinterd en gebroken. Rode vlekken zijn in het blauwe vloertapijt getrokken. Met mijn hart bonkend in mijn keel probeer ik naar de stoelen toe te lopen. Ik klauter het podium op, probeer me niet te verwonden aan het kapotte glas en de splinters op de grond.
Achter de stoelen hangen portretten. Eén herken ik meteen: het is Ashton. Weliswaar een jongere versie van hem, maar zijn bruine krullen en ogen zijn vrijwel hetzelfde gebleven. Evenals de bittere, kille blik in zijn ogen. Het is alsof zijn donkerblauwe irissen gevuld zijn ijs.
Die blik komt overeen met die van de man die naast het portret van Ashton hangt: de koning. De voormalige koning. Het laatste portret is dat van een vrouw. Haar blik is stellig, veeleisend.
Ik weet niet wat dit alles te betekenen heeft. De verwoeste, gehavende kamers die verlaten zijn, verwaarloosd worden. Het heeft vast alles te maken met de vloek, maar ik weet er simpelweg te weinig over.
Ik verlaat zowel de kroonzaal als de balzaal en probeer op mijn geografische oriëntatie de weg terug naar mijn kamer te vinden. Ik loop absoluut verkeerd: ik kom kamers tegen die ik nog niet eerder gezien heb. Mijn voetstappen weergalmen tegen de marmeren tegels. Ik kom langs een deur die op een kleine kier staat. Een kille wind laat de deur in zijn scharnieren schommelen, strijkt langs mijn blote enkels. Ik ril. Nieuwsgierig open ik de deur een stukje verder. De ruimte waar ik naar kijk is donker en voelt vochtig aan. Het is een trap naar beneden. Waarschijnlijk richting nog meer kelders, voor het opbergen van spullen of...
'De wijnkelder,' hoor ik een stem achter me zeggen. Ik draai me geschrokken om en glimlach opgelucht als ik zie dat het Valerio is. Hij heeft een kandelaar in zijn hand, met drie brandende kaarsen. 'De favoriete plek van onze kroonprins. Zeg maar niet dat ik dat verteld heb,' knipoogt hij naar me. Hij duwt de deur dicht en steekt er een sleutel in. 'Hij hoort op slot te zitten. Zijne Koninklijke Hoogheid is dat waarschijnlijk vergeten te doen. Kan gebeuren.'
Ik durf niet goed te zeggen waarom, maar Valerio komt haast zenuwachtig over. Was hij bang dat ik de favoriete wijn van zijn prins mee naar mijn kamer zou nemen?
'Ik hoorde van mijn zus dat je de paarden wilde zien, juffrouw?' Valerio loopt bij me weg, en ik volg hem de gang door.
'Graag!' antwoord ik enthousiast. 'Alleen niet nu. Zo te horen regent het hard.'
Valerio knikt. 'Morgen dan?'
Ik glimlach ter bevestiging. 'Valerio, mag ik je wat vragen?'
'Natuurlijk.'
'Ik was daarnet in de balzaal, en zag...'
'Oh...' Valerio bijt op zijn lip. 'Je hebt het gezien, of niet? De catastrofale kroonzaal?'
Ik knik. 'Is dat... Door de vloek?'
'Ja.' Hij haalt zijn vrije hand door zijn blonde, sluike haren. 'De plek waar het allemaal gebeurd is. Waar de koning...' Hij kijkt over zijn schouder, waarna hij fluisterend vervolgt: 'vermoord is.'
'Dat vermoedde ik al. Dat puin, dat komt zeker het serpent?'
'Door het serpent,' knikt Valerio. 'Ik blijf me erover verbazen hoe weinig je weet over de vloek.'
Ik weet niet goed hoe ik moet reageren, dus haal ik mijn schouders op. Is het een goed idee om hem te vragen naar Hydra? Om over Joa te vertellen? Valerio en Mari zijn tot nu toe de mensen die ik hier het meest vetrouw. Alhoewel, blijkbaar hebben hij en zijn zus over mij gepraat. Voor hetzelfde geld vertelt hij dit door. Ik schud mijn hoofd; ik hou het wel voor me.
'Waar lopen we heen?' vraag ik uiteindelijk om de stilte op te vullen.
'De keuken. Ik hoorde van prins Ashton dat je niet bij het ontbijt was vanochtend. Mari heeft wat voor je bewaard.'
Alsof mijn buik aanvoelt dat er over eten gepraat wordt, laat het een laag gegrom horen. 'Het ontbijt? Ik wist niet dat ik daarbij verwacht werd.'
Valerio knikt. 'In de eetzaal.'
'Heel eerlijk, ik blijf liever zo ver mogelijk bij de prins vandaan. Ik wil graag het kasteel levend en wel verlaten, en mijn onderbuikgevoel vertelt me dat dat alleen lukt wanneer ik hem zo veel mogelijk vermijd.'
Valerio kijkt me met een schuin oog aan, maar zegt verder niks.
———
Die avond komt Emmae zoals beloofd mijn kamer binnen. Ik staak mijn gesnuffel in mijn inloopkast; een kleinere kamer die aan de mijne vastzit en gevuld is met jurken, broeken, blousen, hakken, laarzen, sieraden en tiara's. Er staan paspoppen die versierd zijn met de mooiste stukken stof, belegd zijn met gouden sieraden en grote diamanten.
Mijn blik glijdt naar Emmae's handen. In de ene hand heeft ze een houten emmertje vast, in de ander een dolk. 'Het is tijd,' kondigt ze achteloos aan. Met een robuuste hoofdknik stuurt ze me de kleedkamer uit. Ik ga op het bed zitten en Emmae neemt naast me plaats.
Ze steekt haar hand uit. Onwillekeurig schieten mijn ogen naar de witte, kronkelige lijnen die over haar handen getrokken zijn. Ik leg mijn hand in de hare. 'Dit doet even zeer. Je zal er de komende dagen ook nog wel even last van houden.' Emmae legt het lemmet in mijn handpalm. Het staal is koud en zo scherp dat ik de snee in eerste instantie niet eens voel. Dan begint het bloed te stromen. Emmae vangt het behendig op. Ik staar naar de donkerrode vloeistof en zuig mijn adem scherp naar binnen bij het prikkende, bonkende gevoel. 'Ik raad je aan morgen heel de dag op bed te blijven liggen. Je zal niet in staat zijn om meer te kunnen doen. Ik kom je ontbijt morgenochtend gewoon brengen.'
Ik knik. 'Emmae,' begin ik. Haar slootgroene ogen richten zich op mij. 'Wist je wie ik was? Toen je me meenam? En hoe reageerde mijn ouders? Hebben ze het gezien? Of iemand anders van mijn volk?'
Zo. Het was eruit. Vragen die de afgelopen twee dagen aan me hadden geknaagd, me vanbinnen opgevreten hadden. Is er iemand gewond geraakt? De woorden liggen op het puntje van mijn tong, maar eerlijk gezegd vind ik het een fijner idee om in de onwetendheid te tasten.
'Hertogin Merlene wist ervan. Logischerwijs, aangezien zij de provincie bestuurt en officieel op de hoogte gesteld moet worden van de gebeurtenissen rondom het gebied waar zij inspraak over heeft. Verder niemand. En je ouders hebben het niet eens doorgehad. Niemand heeft het doorgehad.' Emmae drukte haar vingers in mijn huid, zodat het bloed sneller gaat stromen. Ik word haast duizelig bij het zien van de grote hoeveelheid vloeistof die zich ophoopt in het emmertje. De roestige geur prikt in mijn neus. 'Ik weet niet of het je opgevallen is, maar we hebben niet bepaald veel soldaten meer tot onze beschikking. Die is de kroonprins kwijtgeraakt op de noodlottige dag.' Ze slaat haar lange wimpers neer. 'Ze zijn ofwel gedood door het serpent, of hebben landverraad gepleegd en zijn gevlucht. Jou hiermee naartoe nemen was dus eerder een ontvoering dan een onderhandeling. Daar hebben we simpelweg de middelen en de mensen niet meer voor.'
Ik voel hoe ik licht word in mijn hoofd. De geur van bloed vult mijn vertrekken en laat me kokhalzen. 'Wist je dat ik een toekomstige leider ben? De dochter van de leiders van mijn stam?' pers ik eruit. 'Dat ze me gaan missen? Dat ik mijn hele leven opgevoed ben in de wetenschap dat ik mensen aan zou moeten sturen? Dat het mijn verantwoordelijkheid zou worden om de kolen en gesteenten van hoge waarden bij de hertogin te krijgen? Bij mijn bloedverwante?'
'Hertogin Marlene?' zuchtte Emmae ademloos.
Ik knikte. 'Mijn moeder is haar achternichtje.'
'Dat verklaart veel. Wat je nu vertelt,' voegt Emmae eraan toe als ik naar haar frons. 'Dat je een leider bent. Goede Goden, heb ik zo mijn best gedaan om een "boerenpimpel" hierheen te brengen, stuit ik onbedoeld nog op adellijk bloed.' Ze kreunt.
'Hoe bedoel je dat het veel verklaart?'
'Je karakter. Hoe je je hoofd koel houdt in een situatie als deze. Het feit dat je je hoofd niet buigt voor de prins, maar een grote mond terug geeft.' Emmae schudt haar hoofd. Ze zegt het kil, alsof mijn karaktereigenschappen absoluut niet hardop te prijzen zijn. 'Het is nogal ander gedrag dan dat wat de meeste meisjes vertonen als ze achter de keiharde waarheid komen.'
'En wat bedoel je met boerenpimpel? Ik heb dat de prins ook al een aantal keer horen zeggen?' De kamer begint te draaien, en ik moet mijn best doen om de woorden eruit te persen. Ik durf niet te zeggen of Emmae nog antwoord geeft. Voordat ik het weet wordt alles zwart voor mijn ogen.
***
Twee hoofdstukken achter elkaar! Aangezien ik een weekendje weg was en daardoor niet kon schrijven of uploaden, had ik nu wat goed te maken ;) Veel leesplezier!!
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro