Hoofdstuk 4
Die ochtend komt Emmae me inderdaad, zoals Mari verteld had, helpen met badderen en aankleden. In een onderjurk zit ik voor de kaptafel, terwijl ze mijn haren - hardhandig - borstelt. Ik probeer geen gezichten te trekken als ze de klitten uit mijn donkere krullen probeert te kammen - of over het feit dat ze hier genoeg water hebben om elke dag een schoon bad te nemen.
'Je haar is ongelofelijk...' snauwt ze. 'Het is nog erger dan het uitborstelen van de manen van de paarden.'
'Hebben jullie hier paarden?'
De borstel blijft stil hangen. 'Je bent in een kasteel, Elody. We hebben hier vrijwel alles.' Ze trekt haar wenkbrauwen op als ze ziet dat ik haar bedenkelijk via de spiegel in de gaten houd. 'Wat?'
'Het is gewoon... Ik heb nog nooit echt paarden gezien. Er wel van gehoord, maar in de Topaswoestijn is het te warm voor ze.'
Emmae snuift. 'Bijzonder. Waar rijden jullie dan op?'
'We hebben woestijnkatten; tijgerachtige dieren die vliegensvlug over het zand kunnen rennen en goed tegen de hitte kunnen.'
Ze negeert mijn opmerking, stelt in de plaats daarvan een vraag. 'Heb jij geen last van het temperatuurverschil?'
Ik haal mijn schouders op. 'Hierbinnen valt het wel mee, maar buiten is het inderdaad een stuk kouder. Ik vind het ook erg vreemd om te zien hoevaak het hier regent,' vertel ik, terwijl ik een blik op het raam werp waar gisteren Joa door verdween. De regendruppels stromen als tranen langs het glas naar beneden. Het is alsof de natuur weent. Thuis heb ik in mijn hele leven het maar twee keer eerder zien regenen. Die regenbuien waren overigens wel heftiger dan de buien hier.
De deur gaat open en de commandant en de prins komen de kamer binnengestormd. 'Ah, Emmae, daar ben je,' zucht prins Ashton. Zijn ogen glijden naar mij, waarop hij een knikje ter begroeting maakt. 'Goedemorgen boerenpimpel. Je kroonprins is hier. Ik verwacht van je dat je me begroet zoals dat hoort: met een buiging.'
Ik schuif de kruk waar ik op zat naar achteren en zet mijn handen in mijn zij, waarna ik hem vinnig aanstaar. 'Je denkt toch niet dat ik buig voor jou, na hoe jij mij behandeld hebt? Nu dat ik door jóu in deze situatie beland ben?' In gedachten zie ik het teleurgestelde gezicht van mijn vader voor me. Een echte leider laat nooit haar emoties zien. Wees hard, van staal. Draag een masker en stop wat je ook voelt weg. Mensen zullen alleen maar gebruik maken van je gevoelens. Het maakt je zwak.
De wenkbrauwen van prins Ashton schieten omhoog. Achter me hoor ik Emmae haar adem scherp naar binnen zuigen. Ik durf niet te zeggen of dat is omdat ze vindt dat ik te ver ben gegaan, of omdat ze bang is voor de reactie van de prins. Maar het is niet prins Ashton die reageert. Met een simpele hoofdknik stuurt hij commandant Elijah aan. Die komt met grote stappen op me af, grijpt me bij mijn arm en draait me met mijn gezicht naar de prins. Elijah geeft een flinke trap in mijn knieholten, waardoor ik met een schreeuw door mijn knieën zak. Vanaf de grond kijk ik naar de prins op. Die kijkt me verveeld aan, met een duistere glans in zijn donkerblauwe ogen.
Hij wiebelt met zijn voet. 'Dit ziet er al beter uit. Een onderdaan aan mijn voeten. Ik eis een verontschuldiging. Smeek om je vergeving.'
'Nee.'
Zijn hand komt met een klap tegen mijn wang aan. 'Ik zei: smeek om vergeving.'
Met open mond breng ik mijn hand naar mijn wang. Ik voel mijn hartslag in de brandende huid pulseren. 'Nee,' herhaal ik, met een zachtere stem dan de vorige keer. Een klap tegen mijn andere wang volgt. Prins Ashton grijpt me bij mijn haren en trekt me omhoog. Ik trek een grimas.
'Je hoeft alleen maar mijn voeten te kussen. Dan is alles voorbij. Dan zal ik het je vergeven.' Zijn scheve grijns maakt me misselijk.
Hij laat mijn haar los, waardoor ik met een klap op de grond terecht kom.
'Ashton,' klinkt het waarschuwend van achter me. 'Het is genoeg zo. Je doet haar zeer.' Ik heb Emmae tot nu toe nog niet zo'n zachte, kalme stem horen gebruiken.
'Ik hoor niet de enige te zijn die lijdt, Emmae,' schreeuwt de prins. Zijn stem weergalmt in mijn kamer. Vanaf de grond bestudeer ik zijn gezicht. Een ader op zijn slaap klopt gevaarlijk en speeksel vliegt in het rond wanneer hij verder schreeuwt. 'Jij begrijpt niet hoe zwaar dit voor me is. Hoeveel verliezen ik lijd, elke maand weer!'
'Het is niet eerlijk om dat op haar af te reageren. Het is ook niet eerlijk om te impliceren dat alleen jíj lijdt.'
'Het leven is ook niet eerlijk!' brult hij. Hij stormt langs mee heen en grijpt Emmae bij de kraag van haar jurk vast, pint haar tegen de muur en verlaagt zijn stem met haast een octaaf. De lucht trilt van zijn woede. 'Jij moet herinneren wie je bent. Een dienstmeisje, Emmae. Geen spion, geen soldaat, geen commandant. Onthoud je plaats.' Hij laat haar los en beent de kamer uit, waarbij hij mij omver duwt. De commandant volgt hem en sluit de deur achter zich.
De stilte die achter blijft is oorverdovend. Emmae komt naast me op de grond zitten en raakt met haar vingertoppen mijn wang aan. Ik trek een gezicht.
'Je kan maar beter uit zijn buurt blijven.' Haar stem is weer hard geworden, wat tegenstrijdig aanvoelt met de zachte strelingen van haar hand tegen mijn beurse huid.
'Is hij zo geworden door de vloek?' opper ik. Hoewel denken aan hem gepaard gaat met gevoelens van woede en verdriet, zou ik daar enigszins begrip voor op kunnen brengen.
Maar Emmae schudt stellig haar hoofd. 'Zijn temperament is de reden dat we vervloekt zijn.' Ze staat op en knikt richting de kruk. Ik neem weer plaats en Emmae gaat verder met het borstelen van mijn haar alsof er niks gebeurd is. 'Hij is altijd al zo geweest.'
'Gisteren, in de keuken, brachten jullie op dat er elke maand een nieuw meisje komt,' begin ik twijfelachtig. 'Is dat omdat hij ze soms pijn doet?' Ze vermoordt?
De lichte ogen van Emmae zoeken de mijne in de spiegel wanneer ze fluistert: 'Wel meer dan eens.'
Ik ril. 'En voel jij je daar dan niet schuldig over?' vraag ik vinnig door. 'Aangezien jij mij hier gebracht heb, ga ik er vanuit dat je er ook voor gezorgd hebt dat de andere meisjes hier terecht gekomen zijn.'
'Klopt,' antwoordt Emmae daar op. Ze blijft met de haren van de borstel hangen achter een klit, en trekt er zo hard aan dat ik een schreeuw moet onderdrukken. 'Ik ben samen met Valerio de enige die jullie kan halen. Wij kunnen door de windmuur.' Mijn vraag die gericht was op haar gevoelens blijft in de lucht hangen.
'Maar waarom ik? Ik heb toch niks met de vloek te maken? Die is toch over de koninklijke familie uitgesproken, niet over mij?! Ik wist niet eens dat de vloek echt was.' Van frustratie begint mijn onderlip te trillen.
'Meisjes zoals jij zijn nodig om het serpent in bedwang te houden.' Emmae zucht. 'De vloek is als een cyclus: elke maand begint opnieuw. Ik en Valerio brengen een meisje door de windmuur. Op dat moment reset de vloek; het meisje staat haar bloed af, wat gevoerd wordt aan het serpent. Door het bevredigen van zijn lusten, houdt hij zich een maand koest. Na dertig dagen breekt hij uit: het bloed van één simpele ziel is te weinig en het monster wil meer. Geen kooi, staal of slot kan het beest tegenhouden. De windmuur valt. Vierentwintig uur lang jaagt hij op vlees en bloed. Daarna keert hij terug. Zodra hij zich weer op het terrein van het kasteel bevindt, trekt de windmuur op. Het monster moet zo snel mogelijk weer gevoed worden; daarom wordt het meisje binnen gebracht. Jij in dit geval. Snap je wat ik zeg?'
Ik knik langzaam. 'Waarom alleen maar meisjes?'
Emmae perst haar lippen op elkaar. 'Het bloed van mannen hoeft hij niet.'
'En waarom geef jij hem dan geen bloed? Of Mari? Of een andere vrouw in het kasteel?'
Emmae steekt haar hand op. Via de spiegel staar ik naar de bleke lijnen die over haar hand en pols lopen. Littekens. 'Denk je niet dat we dat al geprobeerd hebben? Je zal er snel genoeg achter komen, maar het afstaan van je bloed is geen pretje. Je voelt je heel de dag suf en vermoeid, misselijk en duizelig. Bovendien zijn Mari en ik de enige twee vrouwen in het kasteel. Met zijn tweeën kunnen we die verantwoordelijkheid niet dragen. Mari is onmisbaar: ze verzorgt het eten. En ik...' Ze haalt haar schouders op. 'Zoals ik al zei, ik heb het een lange tijd geprobeerd. Maar deze rol is niet aan mij weggelegd.'
'Deze rol? Wat bedoe-...'
'Zo, je haar is klaar,' onderbreekt Emmae mijn vraag. 'Tijd voor je jurk. Wacht hier even, dan zoek ik er een uit.'
Terwijl Emmae mijn kledingkast uitpluist, neem ik mezelf in de spiegel op. Mijn huid is nog nooit zo schoon geweest; Emmae heeft verscheidene borstels, sponsen, stukken zeep en oliën gebruikt om het laatste stukje vuil te doen verdwijnen. Mijn haren zijn opgestoken in een knot, waarbij twee plukken van mijn donkere krullen langs mijn gezicht dwarrelen. Doordat ik een donkere huid heb, vallen mijn beurse wangen gelukkig niet zo op. Toch bonzen ze nog pijnlijk.
Emmae komt terug met een rode jurk, die getailleerd is. Ze hijst me erin en streelt de stof recht, waardoor het vanaf mijn middel als golvend water naar beneden glijdt. 'Dit zit voor geen meter,' mopper ik.
'Genoeg meisjes in dit land zouden een moord doen om in deze stof rond te lopen. Je zou eens niet zo moeten zeuren.'
'Jij hebt makkelijk praten,' snauw ik terug. 'Jij bent niet weggerukt uit je leven, bent niet onzeker over je toekomst. Mijn leven kan binnen een maand afgelopen zijn... Weet je, Emmae, ik koester wrok tegen jou,' grom ik terwijl ik me naar haar toedraai en haar boos aankijk. Al die tijd heb ik geprobeerd me netjes te gedragen, diplomatiek te blijven, mijn emoties te onderdrukken. Precies zoals ik van mijn ouders geleerd heb, zoals zij het hadden willen zien. Maar de aanvaring met prins Ashton, de klappen in mijn gezicht, de harde - haast chagrijnige Emmae - maken dat mijn masker barst. 'Want het is misschien de vloek die jullie ertoe gezet heeft om mij hier binnen te brengen - wat ik prins Ashton en de koninklijke familie kwalijk neem - maar jij-,' Ik prik met mijn vinger tegen haar borst, net onder haar sleutelbeen, 'Jíj hebt mij hier mee naartoe genomen.'
Emmae grijpt mijn vinger vast en trekt hem zo hard bij zichzelf vandaan dat ik wiebel op mijn benen. 'Stop met doen alsof dit iets persoonlijks is, Elody. Ik moest een onderdaan naar het kasteel brengen. Eentje wiens leven weinig toegevoegde waarde heeft. Vandaar dat ik bij jou stam uitkwam; simpele arbeiders, die in de zandmijnen werken. Niemand zou er een van jullie missen. En ik koos jou uit. Het is geen achterliggende gedachten geweest, geen voorbedachte rade. Het was niet persoonlijk,' herhaalt ze, duidelijk articulerend, waarbij haar stem steeds harder wordt. Ze laat mijn vinger los en zet een stap naar voren. Ze is langer dan ik, waardoor ze me makkelijk intimideert. 'Stop met doen alsof dit om jou draait, want dat is niet het geval. Zit deze maand uit en keer dan terug naar je armzalige leventje.' Emmae draait zich om een beent naar de deur. Voordat ze die dichttrekt, snauwt ze: 'Aan het begin van de avond kom ik bloed van je afnemen. Zorg dat je hier bent.'
De deur valt met een klap dicht.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro