11. Zo verschrikkelijk moe
'Ik ben zo verschrikkelijk moe,' zei hij. Hij zat onderuitgezakt in het lege kantoor van Barnes' psychologe. Ze had hem naar binnen gevraagd deze vrijdag, zei dat ze graag zelf kennis wilde maken met de nieuwe vriend die James gemaakt had. Voor hij het wist, had ze de slapeloze nachten die als zwarte zakken onder zijn ogen hingen opgemerkt, had ze hem terloops gevraagd naar de frustratie die littekens had achtergelaten op zijn voorhoofd. Ze vroeg naar zijn beurse knokkels. Tony trok zelfbewust zijn mouw over de korsten. Hoe kon hij het ooit opbrengen haar de waarheid te zeggen, dat zijn handen beurs waren omdat hij in wanhoop een muur in elkaar had geramd om maar iets te kunnen voelen?
'Ik ben gewoon ongelooflijk moe.' Het was zo simpel te zeggen hoe het zat, haast net zo simpel als vergeten hoe het ooit was geweest en waarom het niet meer zo was. Het was zo makkelijk, te makkelijk.
'Hoe komt het?'
Tony richtte zijn blik naar buiten, hoopte dat ze het zou laten gaan als hij haar maar lang genoeg negeerde. James had op haar aandringen de kamer verlaten, zat nu op de stoel waar Stark zoveel vrijdagmiddagen had gesleten. Hij had het zoveel liever andersom gezien. Waarom konden ze niet terug naar hoe het minuten geleden nog was geweest? Wáárom moest alles constant veranderen? de uitvinder wenste vurig dat de dingen voor de verandering bleven zoals ze waren, zelfs als het de angstige omstandigheden waren waaronder hij probeerde te blijven functioneren.
'Weet niet,' hij haalde zijn schouders op.
'Is het,' haar pen klikte, 'werk?'
Hij schudde zijn hoofd.
'Verplichtingen?'
'Nee.'
'De overheid?'
'Waarom zou de overheid er iets mee te maken hebben?' beet hij haar toe.
Ze klikte opnieuw met haar pen. Het geluid echode door de ruimte. 'De overheid verwacht op het moment zeer veel van u, Mr Stark,' zei ze, 'U draagt de verantwoordelijkheid voor uw vrijgesproken teamgenoten. De voorwaarden van het pardon zijn allemaal terug te leiden naar u.'
Tony zuchtte. 'Goed.' Hij ging liggen op de bank, zwiepte zijn benen over de armleuning. Voor comfort greep hij een kussen en klemde het met beide armen stevig tegen zijn lichaam aan. 'Mijn team.'
'Uw team wat?'
'Ik word zo moe van ze, zo verschrikkelijk moe.' Hij zei het emotieloos. Het waren de woorden die al langere tijd door zijn hoofd maalden. Het was alsof hij dit gesprek had geoefend totdat alle mogelijke scenario's volledig waren uitgewerkt. Het leek allemaal zo nutteloos. Wat ging het helpen als hij tegen iemand zei dat zijn team hem tot op het bot uitputte? Welke veranderingen zou dat teweeg gaan brengen?
'Waarom?'
Tony draaide zich op zijn zij, weg van de vrouw. Zou ze de hint begrijpen? Hij wilde echt niet over zijn team praten met deze buitenstaander. Hij wilde simpelweg in de veiligheid van zijn lab van een cocktailtje nippen en wachten tot Team Cap eindelijk onder de dekens kroop. Hij wilde Netflixen om twee uur 's ochtends omdat het dan stil was, rustig. Hij wilde niet op deze bank liggen en nadenken over alles wat hij wilde doen.
'Waarom, Tony?' moedigde ze zachtjes aan.
Hij haalde diep adem.
Ging hij het zeggen?
'Omdat,' hij wist niet of hij hier goed aan ging doen, of hij niet beter gewoon zijn mond kon houden, 'Omdat ik bang ben dat ze me van kant maken zodra ze de kans krijgen.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro