Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 21

Hoofdstuk 21

Mijn boosheid voor Henry zakte weg, en bezorgdheid voor Massimo nam het van me over.

Het was door Massimo dat we in Florence konden blijven. Hij gaf ons onderdak.

Massimo bracht zichzelf en het leven van zijn familie in gevaar, voor ons. Mensen die hij niet eens kende. En nu was het omgekeerd. We moesten nu onze levens riskeren voor het zijne.

'Nee!' zei Henry vastberaden toen ik uitgelegd had wat eraan de hand was.

'We gaan onze levens hiervoor toch niet riskeren? Hellen, denk eens na. We zijn al anderhalf uur aan het rijden. Denk je nu echt dat we nog op tijd bij hem kunnen geraken?'

Daar had ik nog niet bij stil gestaan. De kans was groot dat ze al bijna bij Florence waren.

Toen Henry mijn wanhopige blik opmerkte, stelde hij wat voor: 'We kunnen hem ook een kans geven door hem te waarschuwen.'

'Hoe dan?'

'Ik heb zijn nummer gekregen, een week geleden. Dat nummer mochten we alleen gebruiken voor noodgevallen. Volgens mij is dit wel een noodgeval.'

De kans zat erin dat Massimo net genoeg tijd had om met zijn familie weg te vluchten. We hadden geen seconde te verliezen!

'Waar wacht je op? Bel hem! Er is een noodtelefoon in de caravan.'

'Oké, laat me even eerst het papiertje pakken waar ik het heb op gekrabbeld.'

Hij stapte de caravan binnen en ik volgde hem. Hij liep naar zijn tas met kleren en andere spullen in, en begon daarin te rommelen. Ondertussen bekeek ik nog eens de foto's. Toen Henry ze voor het eerst zag, keek hij zijn ogen uit.

Hij vond het wel leuk gedaan. Ik zag in zijn ogen dat hij ook zoveel foto's zou willen van zijn familie, en dat hij ze nog steeds miste.

'Aha! Hier heb ik het,' riep Henry plots triomfantelijk uit. Hij hield in zijn rechterhand een verkreukeld stukje papier waar in slordig handschrift cijfers op stonden gekrabbeld.

Ik ritste het briefje uit zijn hand en snelde naar de noodtelefoon.

Nadat ik het nummer had ingetikt, wachtte ik vol ongeduld tot hij zou opnemen.

'Massimo! Dit is van levensbelang. Ga zo snel mogelijk vluchten met je familie. Werknemers van Bradley komen naar je toe om jou en je familie te ondervragen. Maak dat je daar weg bent!' sprak ik gehaast toen er werd opgenomen.

Wat was ik toch dom. Waarom had ik niet eerst afgewacht tot ik zeker wist dat ik Massimo aan de lijn had?

'Too late hunny,' sprak iemand met duistere stem. André... Ook al wist ik al dat André nog in leven was, ging er een koud beangstigend gevoel door me heen toen ik zijn stem hoorde.

'Nee...,' zei ik zacht met schorre stem. 'Laat Massimo en zijn familie met rust!' schreeuwde ik. Henry, die weer geïnteresseerd naar de foto's zat te kijken, keek me nu vragend aan.

'Zoals ik al zei, te laat. Je had Massimo moeten zien huilen toen ik zijn dochter vermoorde. Wat voelde het goed om zo'n grote sterke man te laten huilen,' klonk het minachtend.

Nee... Ik schudde mijn hoofd. Dat kan niet. Dit mocht niet! André sprak ongestoord verder.

'Toen zijn vrouw aan de beurt was, schreeuwde hij dat hij wraak zal nemen. Hahaha, hoe grappig. Alsof hij dacht dat ik hem ging sparen. Arme ziel,' dat laatste zei hij sarcastisch. 'Hellen, met wie ben je aan de telefoon?' zei Henry en stond nu naast me. Ik was niet in staat te antwoorden.

'Maar Hellen, hij is nog in leven. Zo ongeveer... Ach ja, wat zal ik zeggen? Mijn geduld raakt op en mijn vuist schuift al wel eens uit. Je hebt twee uur, ik herhaal, twee uur om naar hier te komen, naar zijn huis, en zijn leven te redden. Ben je hier niet over twee uur, dan weet je wat er zal gebeuren met hem.' Een lach, zo slecht dat de duivel er niet tegenop kon, drong mijn oor binnen.

'Hellen?' Henry keek me bezorgd aan toen hij mijn wit weggetrokken gezicht zag.

'Twee uur. 120 minuten. Ik zal maar niet over de seconden beginnen. Zorg dat je er bent, of anders word hij Diessimo.'

Nog steeds niet in staat wat terug te zeggen verbrak ik de verbinding. Mijn handen trilden en tranen kwamen naar boven.

Ik zette me in de zetel en verborg mijn gezicht in mijn handen.

'Hé, waarom huil je nou?' Hij zette zich naast mij en sloeg een arm om me heen.

Ik schudde zijn arm van me af en zei: 'Ze zijn dood. Zijn familie.'

'En Massimo?' Hij sloeg weer een arm om me heen en keek me ernstig aan.

'Hij leeft nog. Ik heb twee uur gekregen van André om hem te redden.'

Henry begon te vloeken en gefrustreerd in zijn haar te wrijven.

'Wat gaan we nu doen?' vroeg ik radeloos.

'Het spijt me Hellen, maar het is onmogelijk om hem te redden.'

Ik stond op en schudde mijn hoofd, alsof ik niet kon vatten wat hij net had gezegd.

'Nee, Henry! We gaan hem niet dood laten gaan! We moeten hem redden!'

Hij stond op en keek me triest aan. 'Het spijt me, maar dat gaat niet. Als André er al is, wie gaat er dan nog niet allemaal zijn? We maken geen kans!'

Ook al wist ik dat hij gelijk had, wilde ik hem geen gelijk geven.

'We moeten hem redden, maakt niet uit wat voor risico's eraan verbonden zijn. We zijn hem dat verschuldigd!'

Henry schudde vastberaden zijn hoofd. 'Nee, we gaan ons leven niet riskeren.'

Omdat ik alle gevoelens die nu door me heen raasden als een woeste orkaan, kwijt moest spelen, pakte ik een kussen van de zetel en gooide het door de caravan. Het belande tegen de muur en een foto viel naar beneden. Ik liep op de foto af en raapte hem op.

Het was een gezinsfoto. Meteen moest ik aan de vrouw en dochter van Massimo denken.

Zij hadden het niet gehaald, maar Massimo moest het wel halen.

Maar de vraag was, hoe moest ik dit doen? Helemaal alleen, want Henry wilde zijn leven hiervoor niet riskeren. Daarbovenop viel de caravan veel te veel op en zorgde het voor vertraging. En alsof dat niet genoeg was, hoe kon ik in hemelsnaam op tegen André en de andere werknemers van Bradley? Het begon langzaam tot me door te dringen dat dit een onmogelijke opgaven was. Toch moest er toch iets zijn, iets, dat hem zou kunnen redden?

En opeens wist ik het. Als een lampje dat boven mijn hoofd begon te branden.

Ik draaide me om naar Henry. 'Alanzo, de burgemeester, kan ons helpen! We hebben tenslotte zijn leven gered, dus hij gaat ons vast en zeker willen helpen.'

'Ik weet het nog zo niet...,' zei hij onzeker.

'Hij is onze enige kans, we hebben geen tijd te verliezen! Kom je mee of moet ik alleen gaan?'

Henry keek me voor een lange tijd vertwijfeld aan voordat hij zei: 'We zullen een vervoermiddel moeten stelen, want deze caravan is veel te opvallend.'

Laten we wat klootzakken gaan afslachten en Massimo redden!

De caravan parkeerde we in een steegje, we deden het goed op slot zodat het zeker niet gestolen kon worden. We liepen naar een parking in de buurt. Daar hadden we meer als keuze genoeg.

Henry en ik hadden ook wat wapens mee. Beiden hadden we een kleine revolver. Henry kon natuurlijk niet zonder zijn favoriete wapen: zijn boog. En ik voelde me beter bewapend met een vlijmscherp mes.

Toen we naar de parking liepen kon ik alleen maar denken aan Massimo. Die nu in doodsangst afwachtte wat komen zou. Wat hoopte ik dat hij dit ging overleven...

We hadden geluk. Echt heel veel geluk. Een man in motor-pak, zat wat verderop te praten met iemand. De contactsleutel zat nog op de motor, het stond er voor het grijpen.

Henry rende er naartoe en sprong erop. Nog voor hij de motor goed en wel gestart had zat ik er al achterop. Op dat moment draaide de man zich om. 'Wat krijgen we nu?!' Terwijl hij schreeuwde dat we eraf moesten gaan, liep hij in grote passen naar ons toe. Maar nog voordat hij ons bereikt had startte Henry de motor. We scheurden er vandoor. Toch gaf de man het niet zo gemakkelijk op en liep nog even, al luid scheldend, ons achterna. Wat natuurlijk helemaal geen zin had.

Onder het luid gebrul van de motor, hoorde ik Henry lachen. Vond hij dit grappig? Ik vond het best erg voor de man waarvan we de motor hadden gestolen. Ach ja, het was van levensbelang dat we zo snel mogelijk Florence bereikten.

Mijn lange haren vlogen achter me aan, en probeerde me bij te houden.

Ik moest mijn ogen sluiten door de hevige wind die in mijn gezicht waaide. We hadden geen helm op. Niet zonder risico dus.

Kilometer na kilometer. Meter na meter. Centimeter na centimeter. Mimimeter na millimeter, naderden we Florence. Dichter bij de dood, of dichter bij het leven. Dichter naar de toekomst toe. Ik wist niet hoe dit ging eindigen. Maar wilde ik het wel weten? Ik wist hoe Massimo zich nu voelde. Want ook ik had moeten toezien hoe mijn familie vermoord werd. Dat we hetzelfde gevoel deelden, dezelfde pijn, gaf me alleen nog maar een grotere drang om hem te redden. En dat zal ik doen, met het risico voor mijn eigen leven.

Na wat een eeuwigheid leek, kwamen we eindelijk aan in Florence.

De altijd zo drukke stad, zag er verlaten uit. Waar was iedereen? Zou iedereen weggevlucht zijn voor André en de werknemers? Zeg me alsjeblief dat de burgemeester niet spoorloos was!

Henry nam zijn pijl en boog al in de aanslag en ik nam mijn revolver. We waren op onze hoede toen we door de stad liepen, onderweg naar het imposante gemeentehuis waar we hoopten de burgemeester te vinden. Maar dat was natuurlijk niet zonder enige obstakels. Want al snel kwam een bewapende man tegen. Iemand die vast voor Bradley werkte, kwam naar ons toe. 'Leg jullie wapens neer!' Als reactie schoot Henry een pijl af. De man was op slag dood. We renden verder. Dit keer waren er een stuk of twee bewapende mannen. In een reflex schoot ik de één dood en Henry de andere. Maar degene die Henry had bekogeld met een pijl, was nog niet dood. De pijl zat in zijn schouder en hij schreeuwde het uit van de pijn. Ik stapte rustig naar hem toe, met mijn wapen op hem gericht. Toen hij door had wat er gaande was, keek hij me smekend aan. 'Nee, alsjeblieft! Doo-' zijn zin kon hij niet afmaken, en die zal hij ook nooit kunnen afmaken. Want ik schoot hem neer, zonder ook maar met mijn ogen te knipperen. Een paar seconden gebeurde er niks, maar dan zei Henry gehaast: 'Goed gedaan, laten we snel verder gaan!'

Dit keer duurde het even voordat er weer wat bewakers tevoorschijn kwamen. Nadat we door heel wat straten hadden gerend, kwam er plots één langs de ene kant van de straat, en de andere langs de andere kant. Henry en ik gingen rug tegen rug staan. Er kwamen er nog vier bij, twee langs de ene kant, twee langs de andere kant. Daar stonden we dan. In het midden van de straat. Omsingeld. 'Schiet niet, André wil jullie levend hebben. Wees slim en geef jullie over.'

Ik liet een emotieloze glimlach zien. 'Dat nooit,' zei ik op het moment dat ik begon te schieten. Ook Henry begon pijlen af te schieten. Kogel na kogel, pijl na pijl, schoten we ze neer. Toen ze allemaal dood waren, liepen we verder. We kwamen er geen meer tegen.

Het duurde vast en zeker niet lang meer voordat André gewaarschuwd was.

Uiteindelijk kwamen we aan bij het gemeentehuis. Maar het was verlaten. Ook de burgemeester was weg. Al onze hoop vloeide uit ons weg. Als een spons die uitgewrongen werd.

Ik schudde mijn hoofd en keek Henry me met een hopeloze blik aan.

'Wat nu?'

'Nu? Nu gaan jullie dood.' Ik draaide me om, en daar stond André. Met zo'n twintigtal bewapende mannen. André had Massimo vast. Hij zag er niet uit! Blauw oog, blauwe kaak, gezicht vol bloed,... Zijn handen waren vastgebonden.

'Wat heb je met hem gedaan?!' riep ik verbolgen.

'Zijn gezicht ergerde me. Hoe meer ik het verbouwde, hoe erger het werd.' André gooide hem op de grond, Massimo kreunde pijnlijk.

'Met je handlangers voel je je wel sterk. Heb je echt twintig man nodig om ons te stoppen?' siste Henry.

'Hah, jij moet veel zeggen Henry.'

Ik keek van Henry naar André en terug. Ze keken elkaar hatelijk aan, vol afschuw. Er was iets tussen die twee, maar wat?

'Jullie waren wel erg dom om naar hier te komen. Van jou had ik zoveel domheid niet verwacht Henry. Maar ik vermoede wel dat Hellen je kon overtuigen. Maar dachten jullie nou echt dat jullie hem konden redden? Wat lief dat jullie je leven willen riskeren voor dit ongedierte! Jammer genoeg gaan jullie nu allemaal dood! Hahaha!' Weer die duivelse lach van André.

Hij richtte zijn wapen op Henry en daarna op mij.

'Leg jullie wapens op de grond. Doe het rustig. Maak geen verkeerde bewegingen.'

Ik keek even naar Henry, die me zachtjes toeknikte. We hadden niet veel keuze. Ze waren in de meerderheid. Wanneer we onze wapens hadden neergelegd, en die van ons hadden weggeschopt, sloot ik mijn ogen. Omdat ik de dood niet in de ogen wilde kijken.

En toen klonk er een knal. Ik had verwacht dat ik pijn zou voelen. Maar ik voelde helemaal niks. Wacht eens even... Ik was niet neergeschoten? Snel opende ik mijn ogen, en verwachtte Henry dood op de grond te zien liggen. Maar in de plaats daarvan lag één van de bewapende mannen op de grond. Er klonken nog schoten, en de één naar de andere viel neer. André vloekte en samen met de bewakers gingen ze zich verschuilen achter wat geparkeerde auto's. Terwijl ze daar naartoe renden, werd er nog iemand neergeschoten. Massimo lag daar nog steeds op de grond, hij verroerde zich niet. Henry liep naar hem toe. Ik bleef staan. Ik kon enkel zoekend in het rond kijken, me afvragend waar die schoten vandaan kwamen. En toen zag ik het. Een scherpschutter in een appartementsgebouw op één van de hoogste verdiepingen. Het raam stond open en een geweer stond geïnstalleerd voor het raam. Verwonderd als ik was, bleef ik er naar staren. Niet beseffend dat ik mijn eigen leven in gevaar kon brengen. Lang duurde dit niet, want de ervaren Henry trok me mee. Met zijn andere hand trok hij Massimo met zich mee. Wij verscholen ons achter het gemeentehuis. Ik gaf Massimo een knuffel toen, we zijn handen hadden losgemaakt. Hij kermde van de pijn. Oei, mijn omhelzing moest pijn gedaan hebben. En toen was het moment aangebroken dat we een vuurzee van schoten hoorden. Ik wist niet wat er gebeurde, en ik wilde het ook niet zien. Ik hield mijn handen tegen mijn oren en sloot mijn ogen, zodat het donker me omringde. Het donkere gevoel dat ik nu voelde, de angst, de machteloosheid, de bezorgdheid, de wanhoop.

Ik weet niet hoe lang het duurde, maar na wat een eeuwigheid leek, hield het op.

We wachtte nog even, en verlieten toen onze schuilplaats.

Het was een bloedbad. Het hele zootje dat voor Bradley werkte lag dood of stervend op de grond, hevig bloedend.

Ook wat mannen die ik nog niet had gezien lagen dood op de grond.

Ik keek in het rond, daar stond een groep gewapende mannen. Dus dit moeten onze redders geweest zijn die de anderen hadden doodgeschoten. Ze hadden André gevangen!

Henry wilde me nog tegenhouden, maar ik stapte op ze af.

En toen ik dichterbij kwam, zag ik iemand bekend op me afkomen. Iemand die ik nooit had verwacht ooit nog terug te zien.

Ik kreeg een krop in mijn keel en kon mijn ogen niet geloven...

----------------------------------------

WOEHOEEW hoofdstuk 21 al ;D

Wie o wie zou de persoon zijn die Hellen kent en nooit verwacht had terug te zien? :O

Dat zien jullie dan in het volgende hoofdstuk hehehe.

En super bedankt voor al de votes en toffe reacties! JULLIE ZIJN ALLEMAAL STUK VOOR STUK GEWELDIIIIIIIIG!

Opgedragen aan mijn little sis op wattpad :D <3

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro