Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 18
Ik keek hem aan alsof hij gek was geworden.
Een humorloze lach klonk uit mijn mond. Maar toen Henry me ernstig bleef aankijken, schudde ik ongelovig mijn hoofd.
'D-dat kan niet! Hoe kom je daarbij?'
'Ik heb het via via gehoord.'
Dat verklaarde al veel. Dat hij het maar via via gehoord had, gaf me al een beetje een geruststellend gevoel. Maar helemaal gerustgesteld was ik nog niet.
Wanneer Henry opmerkte dat ik twijfelde aan zijn woorden zei hij: 'Als je me niet gelooft, vraag je het hem toch zelf? Je hebt zijn nummer toch?'
Ik nam nog een gulzige slok van mijn cola, alsof ik daarmee al de gevoelens die nu door me heen raasden kon wegspoelen.
Goed, ik zal hem terug bellen. Maar ik geloofde Henry niet, of nee, ik wilde hem niet geloven. Ik grabbelde mijn gsm en ging naar onlangs gebelde nummers.
Daar bovenaan stond het dan, het nummer van Andric.
Mijn duim bleef boven het groene knopje zweven. 'Bel hem Hellen, en aanhoor de waarheid met je eigen oren.'
Die woorden trokken me over de streep en met een stevige druk op het knopje liet ik de gsm overgaan. In een snelle beweging bracht ik mijn gsm naar mijn oor, en wachtte ongeduldig af tot hij zou opnemen.
Twee seconden lang hoorde ik de kiestoon. Maar het leek wel een eeuwigheid voordat hij uiteindelijk opnam.
'Hé, Hellen,' begroette hij me. 'Je moest daarnet plots ophangen?'
'Ja,' antwoordde ik kortaf. 'Maar nu kan je mijn vraag beantwoorden.'
'Welke vraag?' vroeg hij nieuwsgierig en nietsvermoedend.
'Waarom zit Bradley achter je aan, Andric?'
Hij zuchtte alvorens hij sprak.
'Omdat mijn vader geprobeerd heeft Bradley te vermoorden. Dat was hem bijna gelukt, maar toch wist Bradley te winnen. Sindsdien zit hij achter mijn familie aan en ik ben de enige overlevende en-'
Ik onderbrak hem, omdat ik deze leugen niet langer kon aanhoren. Het sloeg nergens op. Uit de nerveuse ondertoon in zijn stem kon ik afleiden dat hij dit allemaal uit zijn duim zoog.
'Je vader probeerde dus zelfmoord te plegen?'
'Huh?' reageerde hij verward.
'Aangezien Bradley je vader is. Ik weet het, Andric. Lieg niet tegen me!' dat laatste riep ik iets te hard aangezien een paar mensen mijn kant opkeken. Wat maakte het ook uit, ze verstonden me toch niet.
'Hoe- hoe ben je er achter gekomen?' zei hij zacht.
Met die woorden werden al mijn twijfels weggespoeld. Het was dus echt waar!
'Hoe ik erachter ben gekomen maakt niks uit! Ik word misselijk van je, jij de zoon van de duivel...'
'Ik lijk totaal niet op mijn vader, Hellen. Ik ben niet zo als hem! Waarom denk je dat ik van hem ben weggelopen? Omdat hij wilde dat ik het van hem zou overnemen moest hij ooit sterven. Denk je dat ik dat wil? Mensen vermoorden zonder ook maar een oog te verpinken? Onschuldige mensen, die je nooit wat hebben aangedaan? Zoals bijvoorbeeld jouw familie, die hij genadeloos heeft laten vermoorden? Nee Hellen, ik ben zo niet!'
Hij wist dat zijn vader mijn familie had laten vermoorden?!
Ik hoorde zijn onrustige ademhaling aan de andere kant van de lijn.
'Ik dacht dat ik je kon vertrouwen...'
'Je kan me ook vertrouwen.'
Ik schudde mijn hoofd, alsof hij dat kon zien.
'Hellen... Alsjeblieft vertrouw me.'
'Dat kan ik niet. Niet meer.' Na die woorden legde ik af.
Verraad. Zo voelde het. Hij had me verraden. En het was niet de eerste keer.
'Gaat het?' Henry keek me aan vol medeleven. Hij was bezorgd om me.
Ik knikte zachtjes, stond toen op en zei: 'Laten we doorgaan.'
Ik had tegen Henry gezegd dat ik even alleen wilde zijn. Dat had hij gerespecteerd en hij zat zich nu hoogstwaarschijnlijk verder te verdiepen met zijn tennisbal, in de kelder. Ik zat in de caravan, dat in een opslagruimte van Massimo en zijn familie geparkeerd stond. We konden de caravan niet in zijn garage parkeren. Het nam te veel plaats in.
Maar hier zat ik dan, in de zetel. In de zetel waar iedereen van mijn familie zoveel keer in gezeten had. Elke keer als ze hier zaten, dachten ze aan iets anders, voelden ze iets anders, zeiden ze iets anders. En dat was in alles zo in deze caravan. De caravan was één reusachtige herinnering aan mijn familie. Zouden ze nu veilig in de hemel zitten en zaten ze nu naar mij te kijken? Of dwaalden ze als verloren geesten in het rond?
Wat had ik graag echt afscheid van ze genomen. Ik zou er alles voor over hebben, om ze nog één keer te zien. Een keer te knuffelen en te zeggen hoeveel ik ze miste. En dat ik lang niet genoeg had gezegd hoeveel ik van ze hield.
Ik stond op, liep naar de kast en deed die open. Hier lag mijn boek in. Mijn boek over de oorlog, gekocht in Springford. Ik had het nog steeds niet uitgelezen. Maar ik was niet zozeer in dit boek geïnteresseerd, mijn aandacht ging eerder naar de fotoalbums.
Ik haalde er al één uit de kast, ging terug in de zetel zitten en sloeg het album open.
De eerste foto was van Bram en ik, toen we een jaar of vijf waren.
Blijkbaar waren we met poppen aan het spelen. Ik had een dino vast en hij een barbiepop. Hoe mannelijk van hem, ik had het eerder omgekeerd verwacht.
En opeens kwam een herinnering naar boven. Het moment dat deze foto ingelijst werd om daarna jarenlang op de kast te staan.
Wat had ik hem daar een lange tijd mee geplaagd! Zijn handen durfde geen enkele barbiepop meer aan te raken.
Ik bladerde verder door het album, en een glimlach verscheen op mijn gezicht toen de herinneringen uit mijn jeugd weer naar boven kwamen.
Julie haar elfde verjaardag. Kerstmis in 2001.
Opeens viel er een traan, recht op de kerstboom. Ik had niet eens gemerkt dat de tranen over mijn wangen gleden. De mooie herinneringen brachten ook weer de pijn naar boven. Wat miste ik ze. Snel bladerde ik verder, de verder opkomende tranen negerend. De volgende foto was tijdens Carnaval, waarin Julie verkleed was als hotdog, hoe ironisch! Ik bladerde nog wat voorruit. Allemaal foto's tijdens Pasen verschenen voor mijn ogen. Foto's van Julie, Bram en mij, die vrolijk paaseieren raapten. Maar op sommige foto's stonden ook neven en nichten. Volgens mijn ouders waren ze allemaal dood.
Mijn ogen gingen langs alle gezichten. We waren toen allemaal 8 tot 10 jaar. Niet zo veel leeftijdsverschil en dat was best leuk.
Ray, een neef van me, had zijn mand al aardig vol. Hij glimlachte trots naar de camera met een mand vol chocolade eieren. Zijn arm om de mand en de andere hand beschermend daarboven. Alsof hij bang was dat iemand het van hem ging afpakken.
Op de achtergrond zag ik Bram jaloers naar hem kijken, zijn mand was duidelijk niet zo vol.
Op de volgende foto stonden Julie, ik en mijn nicht Anastacia.
We hielden alle drie, breed glimlachend, een groot chocolade paasei omhoog. We glimlachten alsof we de jackpot hadden gewonnen.
Ongelooflijk dat ze dood waren. Dat ik naar de jongere versie van mijn familie staarde, toen nog gelukkig, en nu zo onwezenlijk, allemaal dood. Sinds de alsmaar toenemende crisis en de maatschappij die uit elkaar begon te vallen, werd het meer en meer ieder voor zich. De armoede nam toe, de corruptie ook. Het contact met mijn neven, nichten, tantes en nonkels verminderde. Behalve mijn tante Nina. Met haar hielden we altijd veel contact. Het ene na het andere droevige nieuws volgde op elkaar. Ray, Anastacia en hun ouders waren verhuisd naar een klein mooi historisch dorpje vol houten huizen. Daar waren ze omgekomen door een omvangrijke bosbrand. Het dorp grensde aan het bos en ging helemaal in vlammen op. De meesten hadden de brand niet overleefd. Hoe die bosbrand veroorzaakt was, wist niemand. De ouders van een andere neef, Connor, werden beroofd en brutaal vermoord. Connor zelf is gestorven tijdens een uit de hand gelopen bargevecht.
Merrie en Dustin, nicht en neef, zijn omgekomen in een auto-ongeluk.
En zo kon ik maar blijven doorgaan.
Ik sloeg het fotoalbum dicht, en haalde een ander willekeurig fotoalbum uit de kast.
Dit keer was het een jaarboek van mijn ouders. Ja, ze zaten vroeger op dezelfde school en waren al sinds hun zestiende samen.
Ik bladerde door het album, en bekeek de jonge versie van mijn ouders aandachtig. Ook bekeek ik hun vrienden die zo nu en dan op de foto's stonden. Het viel me op dat één jongen meermaals met hun op de foto stond.
Misschien waren ze alle drie een hecht groepje?
Zo was er een foto van hun drieën. Janine aan de ene kant, Axel aan de andere kant en een mysterieuze jongen in het midden.
Zijn glimlach straalde vriendelijkheid uit, zijn ogen twinkelde gelukkig. Hij had zijn armen rond de schouder van Axel en Janine geslagen en trok ze beiden dicht tegen zich aan.
Janine had toen al een prachtig wit gebit, die ze ook maar al te graag toonde. Axel zijn mond was ietwat scheef getrokken tot een grijns. Hij keek niet recht in de camera, maar keek in de plaats daarvan naar de mysterieuze jongen.
Zag ik nu iets van jaloersheid in mijn vaders ogen? Waarom zou hij jaloers zijn? Misschien verbeelde ik het me wel.
Ik wilde wel weten wie die goede vriend van mijn ouders was. Ik bladerde naar de laatste pagina, waar ik hoopte een reeks van pasfoto's te zien van de klas. Normaal had iedereen hun eigen foto met de naam daaronder. Tot mijn verbazing zag ik dat de laatste pagina er was uitgescheurd. Ik ging met mijn vinger over het gerafeld papier, en fronste mijn wenkbrauwen. Waarom was het eruit gescheurd? Wie had dat gedaan? Ik besloot er niet al te lang bij te blijven stil staan en pakte het volgende album al.
En zo zat ik uren aan een stuk foto's te bekijken, herinneringen op te halen.
Die herinneringen brachten zoveel goede gevoelens naar boven, dat ik op een idee kwam.
Ik legde al de fotoalbums op tafel en nam uit ieder fotoalbum de beste en leukste foto's. Die begon ik op te hangen in de caravan. De muur werd gevuld met een reeks van foto's.
Van het jaarboek van mijn ouders bleef ik af. Ik kende de mensen die op de foto's stonden toch niet. Maar toch besloot ik er één foto uit de pakken. De foto waarop ze met hun drieën stonden. Janine aan de ene kant, Axel aan de andere kant en de mysterieuze jongen in het midden.
Ik pakte de laatst overgebleven punaise en pinde de foto vast ergens bovenaan de muur, boven een gezamenlijke familiefoto. Die gezamenlijke foto was de laatste keer dat we met heel de familie samen zaten.
Ik glimlachte en keek om me heen. De foto's leken wel het nieuw behang. Een behang vol vrolijke herinneringen.
Dagen gingen voorbij. Dagen waarin Andric contact probeerde te krijgen, door met me op te bellen. Geen enkele keer nam ik op. Ik wilde hem niet meer horen. Zijn stem alleen al maakte me misselijk!
Wraak. Dat is het enige wat me nu nog bezig hield. Ik wilde wraak nemen op Bradley en André. Ik wilde ze dood. En ik zal niet rusten voordat ze dood zijn.
'Je wilt ze dus vermoorden?' Henry schudde zijn hoofd door dit absurde idee toen ik hem over mijn wraakgevoelens vertelde. 'Je kan evengoed zelfmoord plegen. Nu we het daar toch over hebben... waar zat je met je gedachten toen je jezelf bijna van het leven had beroofd? Zack was maar net op tijd geweest. Anders had je hier nu niet gezeten,' veranderde hij behendig van onderwerp. Het was regenachtig weer en we zaten in een gezellig cafétje. Een café waar elke muur een andere vrolijke kleur had. Lampen, met kleurrijke lusters, verspreid over het plafond. Foto's van hoe het hier vroeger uitzag, van in de jaren 60 zo te zien, hingen aan de muur. Het was hier druk, we hadden het geluk dat net een oud echtpaar opstapte en al snel hadden we het plekje dicht bij de bar bemachtigd.
'I get it! Hij is de zoveelste op rij die mijn leven heeft gered. Eerst Andric, die mijn leven red, dan jij en daarna Zack. Ik wil mezelf leren verdedigen. Ik wil leren vechten met allerlei geweren, met pijl en boog maar vooral met de vuist. En jij kan me dat leren, leer het me Henry,' wist ik het gespreksonderwerp waar Henry het over wilde hebben te ontwijken.
'Nee,' was zijn simpel antwoord.
'Waarom niet?' vroeg ik verontwaardigd.
Henry ging gefrustreerd met zijn hand door zijn haren. 'Omdat ik niet kan toekijken hoe jezelf dood door een gevecht aan te gaan met Bradley. Hij is veel te sterk voor je. Veel sterker dan jij ooit gaat zijn.'
'Dan maak ik hem zwak. Ik moet dit doen! Vooral voor mijn familie.'
Hij schudde vastberaden zijn hoofd. 'Je familie zou gewoon willen dat je doorging met je leven. Dat je er het beste probeert uit te halen,' meende hij te zeggen en keek me voor lange tijd in de ogen aan. 'Dat kan ik juist niet. Niet voordat ik mijn wraak heb genomen.'
'Wraak zal je familie niet terugbrengen...'
De ober kwam ons drinken brengen. Hij zette het bier, dat we allebei hadden besteld, voor onze neuzen. Ik nam meteen een grote slok. 'Dat misschien niet nee. Maar Bradley en André zullen hun straf krijgen. Rechtvaardigheid noemt men dat. Ze verdienen niets anders.'
Ook Henry nam nu een grote slok en zette zijn glas met een klap op tafel. Daardoor klotste er bier uit zijn glas. Henry leek dit niet op te merken, en fixeerde zijn ogen op mij.
'Moet jij dan zo nodig degene zijn die ze die straf zal geven?'
'Ja,' reageerde ik droog. 'Als jij me niet wilt leren vechten, zoek ik wel iemand anders. We zijn allebei veel te koppig. Toch zal je me niet tegenhouden,' waarschuwde ik hem.
Een luide zucht kwam uit zijn mond en zijn ogen dwaalden nu af naar zijn glas bier. Alsof hij daar het antwoord kon vinden. Weer nam hij een slok. 'Goed dan. Aangezien ik je toch niet kan tegenhouden, kan ik je maar beter leren je goed te verdedigen. Daarna zien we wel.'
Een voldane glimlach sierde mijn lippen. Dankbaar nam ik zijn hand vast. Zijn hand voelde warm aan.
'Ik moet dit doen. En wil jij dan ook geen wraak nemen? Ze hebben ook jouw familie vermoord.'
Henry was opeens geschrokken, zijn ogen kregen iets hards en vertwijfeld trok hij zijn hand terug. 'Zoals ik al zei, wraak lost niks op.'
'Samen staan we sterker,' hield ik vol.
Ik zag iets van twijfel in zijn ogen.
'Misschien,' zei hij uiteindelijk. 'Misschien zal ik meehelpen in het gevecht.'
'Dit moet je niet voor mij doen, maar voor jezelf.'
Hij knikte opeens al even vastberaden als ik. 'Inderdaad, je hebt gelijk. Bradley en André moeten gewoon dood. Ik zal je leren vechten Hellen. Maar verwacht niet dat je in één twee drie in een vechtmachine verandert. Dit zal waarschijnlijk jaren duren. Ben je er klaar voor? Voor een harde training?'
'We hadden al lang moeten begonnen zijn,' reageerde ik gemotiveerd en nam paar grote slokken, waarna ik het nu lege glas met een klap op tafel zette.
-----------------------------------------
Dit is eens een langer hoofdstuk ;) Laat me ALSJEBLIEFT weten wat je hiervan vindt! Telkens wanneer ik een leuke comment krijg, tovert dat een glimlach op mijn gezicht. En ik geraak dan gemotiveerd om verder te schrijven. Degene die weer de leukste, langste comment plaatst krijgt het volgende hoofdstuk opgedragen ^^
Maar ik ben jullie allemaal eigenlijk heel dankbaar! Super bedankt voor de comments die ik al heb gekregen, de votes en de reads.
JULLIE MAKEN ME ZO HAPPY :3
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro