Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 15
Ik zat nog altijd te koken van woede toen Zack opeens luid begon te vloeken.
'Shit, shit, shit!' begon hij door te draven.
'Zet de auto aan de kant,' zei Henry.
Ik fronste mijn wenkbrauwen. 'Wat is eraan de hand?'
Henry draaide zich om en zei met volle ernst: 'Ze rijden achter ons.'
Mijn ogen werden groter. O nee...
'We moeten juist doorrijden!' zei ik in volle paniek.
'Ze halen ons toch in, met die caravan zijn we nooit snel genoeg.'
Zack sloeg een weg in en nog een weg. 'Ik zei dat je de auto aan de kant moest zetten!'
'Zo meteen! Hier in de buurt is een bos, het lijkt me verstandiger als we daar in de buurt parkeren. Dan hebben we een heel doolhof van bomen.'
'Slim,' merkte Henry op.
Hij parkeerde aan de rand van het bos, vanaf dat moment ging alles zo snel dat het nauwelijks tot me doordrong. Henry greep zijn pijlen, boog, en nog eens een vuurwapen daar bovenop.
Zack pakte een groot geweer, waar je serieus wat kogels mee kon afvuren. En wat ik niet verwachtte, hij pakte ook twee granaten.
Henry gaf mij een revolver. 'Die zal je nog kunnen gebruiken.'
Ik stopte het in mijn achterzak. 'Pak er maar een tweede,' zei Zack en gaf me er nog één. Die stopte ik in mijn andere zak, ik deed er mijn T-shirt over, zodat het niet zichtbaar was. Opeens hoorden we een auto.
Het was een zwarte jeep. Daar zat André hoogstwaarschijnlijk in... Henry pakte me bij mijn schouders en liet me weer omdraaien. Hij keek me diep in de ogen en zei met een overtuigende stem: 'Ren, ren zo hard als je kan door het bos en stop niet! Ook niet als Zack of ik in gevaar verkeren, begrepen?'
Ik knikte. Opeens deed hij iets onverwachts. Hij drukte een vluchtige kus op mijn lippen.
Ik had de eerste kus nadat we elkaar terug zagen heel anders verwacht.
'Blijf alsjeblieft in leven,' zei ik nog voordat ik begon te rennen.
Het was me nog nooit overkomen. Dat het rennen me niet goed lukte. En dit was echt het slechtste moment dat je kon bedenken. Snel was ik wel, maar ik voelde plots een harde spierpijn in mijn benen. Toch bleef ik stug doorrennen. Bomen raasden voorbij, ik liet onduidelijke voetsporen achter, ik hoorde geritsel in een boom en niet veel later vloog er een vogel uit. Mijn ademhaling klonk hoorbaar door het stille angstaanjagend bos.
En opeens was het daar. Pistoolschoten. Ik keek even kort achterom, niemand die achter me aanrende. Ik moest mezelf echt dwingen te blijven doorrennen en niet terug te keren om de jongens te helpen. Maar ik luisterde naar Henry. BOEM! Wat een ontploffing! Zack had waarschijnlijk een granaat gebruikt.
De pistoolschoten klonken steeds van verder weg, en uiteindelijk was het een vaag geluid in de verte.
Mijn benen voerden mijn lichaam nog sneller voorruit, de spierpijn verergerde natuurlijk. Het werd zo ondraaglijk dat ik wel even moest stoppen. Luid hijgend ging ik van het pad af, iets dat ik eigenlijk al veel eerder had moeten doen.
Ik ging achter een dikke boom zitten.
Door te slikken probeerde ik mijn droge keel wat te minderen, maar het werkte niet echt. Ik haalde voor alle veiligheid het wapen uit mijn zak. Ik omklemde het stevig, alsof het mijn enige hoop was.
Vermoedelijk gingen ze me hier niet vinden, mijn spierpijn werd er niet beter op, dus bleef ik zitten.
Dat had ik beter niet kunnen doen. Want ik zat hier nog niet lang toen ik opeens een tak hoorde kraken. Als een hert in het jagersseizoen keek ik schichtig om me heen en stond op. Niks.
Het was vast een konijn of zo. Ik draaide me om en schrok zo hard dat ik mijn wapen liet vallen. André stond daar. Voor mij. Met zo'n triomfantelijke grijns op zijn gezicht.
'Kijk, kijk, kijk! Wie we hier hebben! Ik had eerlijk gezegd niet verwacht dat ik je terug zou zien. Je zou allang dood moeten zijn. Samen met je kut-familie!'
Woede kwam weer in me op, maar angst overspoelde die boosheid.
Ik keek naar het wapen dat maar een meter van me vandaan lag. In een snelle beweging wilde ik het van de grond ritsen, maar hij was me voor.
'Stoute meid! Wapens zijn niet voor jou gemaakt, dat weet je toch?'
Hij zette een stap in mijn richting, met mijn eigen wapen op me gericht. Ik zette een stap achteruit.
Zijn grijns werd nog groter.
'Ben je bang?'
Stilte.
'Weet je Hellen... Ik vind het jammer dat mijn baas Bradley mij niet heeft ingehuurd om je klote familie uit de weg te ruimen, ik had het namelijk met plezier gedaan!'
En opeens vloeide de angst weg. Alsof je de kraan openzette. Dit keer was de woede sterker.
Ik balde mijn handen tot vuisten.
'Klootzak! Je bent ziek in je hoofd! En op een dag, als ik sterker ben, vermoord ik je. En je baas, Bradley! Ik vermoord jullie allebei, en stuur jullie naar de hel, waar jullie thuis horen. Jij krijgt me niet klein, je bent niks meer dan een stuk stront.'
De eekhoorns in de bomen moesten zijn afgrijselijke lach aanhoren.
'Laat me niet lachen, bitch! Denk je dat je dat ooit gaat lukken? En ben je soms vergeten dat ik degene ben met het wapen?'
'Als je me nu niet dood, dan zal ik je bewijzen waartoe ik in staat ben.'
'Hahaha, nah, ik denk dat ik je nu toch ga vermoorden,' glimlachte hij gemeen.
'Niet als ik eerst ben.' In een razendsnelle beweging pakte ik de tweede revolver uit mijn zak en schoot. André had dit totaal niet zien aankomen. Ik had hem geraakt. In zijn buik. Zijn mond viel geschrokken open. Hij viel op de grond. Mijn handen begonnen hevig te trillen. Was hij dood? Ik durfde zijn polsslag niet te controleren. Ik deed een paar stappen achteruit. Weg van dit monster.
Mijn hartslag ging tekeer, nog steeds in shock deed ik nog wat stappen naar achter.
Plotseling klonk er een schot, een kogel vloog rakelings langs mijn oor.
Instinctief draaide ik me om. Op zekere afstand zag ik iemand op me afkomen. Een kale man met een verbeten uitdrukking op zijn gezicht liep in grote stappen op me af, met een wapen op me gericht. Dus richtte ik mijn revolver, dat ik al die tijd nog in mijn hand vasthield, nu op hem en schoot terug. Maar ik had niet goed gemikt. Snel rende ik weg, weg van André, weg van die kaalkop. O nee, hij rende me achterna.
Snel verschool ik me achter een boom.
Nog paar kogels gingen af, en ik schoot nog eens terug. Allemaal gemist.
Zo ging dat een paar minuten door. Niemand kwam dichterbij.
Ineens klonk er een schreeuw. Voorzichtig gluurde ik van achter de boom.
Henry had de kale man doorboord met een pijl.
Ik liep op hem af en vloog hem om de armen.
'Je leeft nog!'
'Natuurlijk leef ik nog,' zei hij.
'Hoe heb je me hier gevonden?'
'Voetsporen, en ik ging ook op het geluid af van pistoolschoten. En waar is André? Ik zag dat hij het bos in rende, ik kon hem niet achterna gaan, want ik was al in gevecht met andere klootzakken.'
'Ik-ik denk dat ik hem vermoord heb.
Henry keek me verbaasd aan, en had dit duidelijk niet verwacht.
'Nee! Echt?'
'Ja, kom. Ik zal het je laten zien.'
Hij volgde me naar de plaats waar André lag.
Toen we daar aankwamen was ik verbijsterd. Verschrikt keek ik in het rond. Hij lag er niet meer...
---------------------------------------------------------------
In multimedia staat André.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro