1
Daar lag ze dan.
Bewegingloos, geruisloos, roerloos.
Ogen wijd opengesperd, starend naar de hemel.
Kijkend door de wirwar van takken.
Van de immense boom waar ze onder lag.
Ieder persoon zou haar dood achten.
Maar het tegenovergestelde was waar.
Het leven vloeide door haar bloed.
Het leven vulde haar aderen.
Het leven verreikte haar lucht.
Ze was eindelijk weer een.
Een met de lucht.
Een met de aarde.
Een met zichzelf.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro