🌎 Maylene Hunt - Opdracht 5 🌍
Alice in Horrorland
Het was geen witte kerst, maar dat maakte voor mij niks uit. Mijn kerst was dat jaar al grauw en daar kon niks aan veranderd worden. Mijn zus zat vast aan de andere kant van het land en mijn vrienden zaten allemaal ergens anders. Ik was alleen. Hoe veel versiering ik ook aan de kerstboom hing, het bleef ongezellig in mijn appartement. Daarom was ik naar het park gegaan, om gezelschap te vinden bij de kale bomen. Ik neuriede Jingle Bells, terwijl ik langs het bevroren park wandelde. Mijn kleurige muts kriebelde als een gek, maar als ik hem af zou zetten, zou ik binnen een aantal seconden een ijssculptuur zijn. Het was donker en bewolkt. Slechts de lantaarnpalen aan weerszijden van het pad verlichtten de weg. Ik zuchtte. Non-stop waren mijn gedachten gevuld hoe deze kerst had kunnen zijn. Ik had mijn nichtje weer kunnen zien, ongelooflijk dat ze al een jaar oud is.
De kerkklokken luidden. Zachtjes telde ik mee. Het was twee uur. Spookuur, volgens A Christmas Carol, herinnerde ik. Gestimuleerd door het idee, vervormde ik het park in gedachten in een spookpark: doden die vastzitten onder het ijs dat het meer bedekte, bomen die je wurgen en huilende weerwolven in de verte. Ik schrok me dood toen er plots iets bewoog in mijn ooghoek. Abrupt hield ik stil. Weer bewoog iets. Ik ging van het pad af om te zien wat het was, in mijn achterhoofd het idee dat mijn verbeelding werkelijkheid was geworden. Opgelucht liet ik mijn adem ontsnappen. Het was maar een konijn. Ik wilde me al weer afwenden om door te gaan met het bedenken van spooktaferelen, toen de maan vanachter de wolken tevoorschijn kwam. Het licht onthulde dat het konijn niet zomaar een konijn was. Hij droeg een blauw, gescheurd jasje, dat duidelijk te groot was. Het konijn was uitgemergeld. Zijn vel hing losjes om zijn botten. Geschrokken merkte ik op dat er op sommige plekken in de huid gaten zaten, waardoor de botten van het konijn duidelijk te zien was. Er waren geen spieren, slechts botten en huid. Mijn adem stokte in mijn keel. Alles in me vertelde me om te keren en weg te rennen, maar ik kon niet anders dan blijven kijken. Want hoewel het een afschrikwekkend, beeld, maar ik herkende het. Ik graafde in mijn geheugen, diep in mijn geheugen, maar kon niet zeggen waarvan ik dit konijn herkende. Mijn hart sloeg op hol. Langzaam naderde ik het konijn, om het beter te kunnen te bekijken. Hij opende zijn mond en een vreselijk, rochelend geluid kwam op uit zijn keel. Ik schreeuwde. Het dier schrok en dook in een groot gat in de grond. Ik ging op de grond liggen naast het gat. Ik moest en zou weten wat dat gevoel van herkenning had opgeroepen. Hoe had ik zo'n afschrikwekkend konijn kunnen herkennen?
Een aantal minuten verstreken en ik was in een tweestrijd. Zou ik naar huis gaan en deze rare gebeurtenis vergeten? Ik schudde mijn hoofd. Vastbesloten stak ik een voet in het konijnenhol. Mijn voet vond geen bodem, vreemd genoeg. Ik ging zitten aan de rand van het gat en stak mijn andere voet in het gat. Het paste net. Ik liet me langzaam zakken. Toen ik tot mijn middel in het gat zat, trok een onzichtbare kracht me naar beneden. Ik slaakte en gil en probeerde de rand vast te pakken, met als enig resultaat dat er wat aarde met me mee het gat in ging.
Ik bevond me in een enorme leegte. Het was er koud, kouder nog dan het in het park was geweest. Ik viel en viel en viel en viel, maar er kwam geen einde aan. Mijn hart klopte sneller dan ik voor mogelijk had gehouden en ik probeerde te bedenken waarom ik dacht dat dit een goed idee was geweest. En waarom ik weer een gevoel had alsof dit de normaalste zaak van de wereld was. Haast alsof ik thuis was. Het was angstaanjagend.
Het werd steeds lichter, totdat ik boomtoppen onder mijn voeten zag verschijnen. Ik fronste mijn wenkbrauwen, maar veel tijd om me te verwonderen over het feit dat ik in een hele andere wereld was, had ik niet. Ik stortte te pletter op de donkere grond. Ik landde op mijn voeten en de klap schokte na door de rest van mijn lichaam. Ik kreunde.
Het konijn zag ik nergens, stelde ik teleurgesteld vast. Ik was duidelijk wel op de goede plek, want de wereld om me heen had een gelijkbaar sinister uiterlijk als het konijn. De bomen stonden krom en verrot, de vogels in de bomen waren bijna kaal en zongen af en toe een schel, spookachtig deuntje. Het was verder helemaal stil. Nee, niet helemaal. Er klok gelach. Er láchte zowaar iemand. Ik rende in de richting van het geluid. Al snel kwam ik bij een open plek. Er stond een grote tafel, met daaromheen een stuk of tien stoelen. Op de tafel stond een compleet theeservies, dat in tegenstelling tot de rest van de wereld er nog uitzag alsof mensen hier zouden kunnen leven. Er zat thee in de kopjes en suiker in de suikerpot. Ook de tafel en de stoelen waren nog helemaal intact. Tot mijn verbazing zat er zelfs iemand op een stoel, die er niet eens halfdood uitzag. Hij had een geruit jasje aan en een vreemde hoed op zijn hoofd. In zijn hand hield hij een theekopje, en hij lachte uit volle borst. Ik snapte niet waar je op dat moment, op die plek, om zou kunnen lachen, maar mocht hem wel. Tot mijn ergernis herkende ik hem óók.
'Hallo?'
De jongeman stopte onmiddellijk met lachen. Hij hield het bij een glimlach dit keer. 'Nee maar, ik had nooit verwacht een ander gezond persoon tegen te komen. Goedendag. Wie mag jij wel niet wezen?'
Ik ging zitten op een stoel. 'Ik ben Alice, wie ben jij?'
De man, of jongen, ik was er nog niet over uit, spuugde zijn thee uit over het tafelkleed. 'Alice? Nee, dat is onmogelijk! Maar, laat het alsjeblieft waar zijn! Oh, wat geweldig!' Hij stond op en maakte een vreugdesprongetje. 'Iedereen moet dit horen! Hoe enig dat je terug bent! Ik wist wel dat je terug zou komen!'
'Terug? Ik ben hier nog nooit geweest, als ik het me goed herinner.' Ik liet mijn blik glijden over het servies op tafel. 'Al komt het me wel allemaal bekend voor.'
De man met de hoed keek me verschrikt aan. 'Dus het is waar? Je weet echt niks meer? Nou, dan moet ik je maar snel een rondleiding geven, vind je niet? Pak even de theepot en een kopje, we kunnen natuurlijk niet zonder thee. Noem me maar Hoedenmaker, of Gekke Hoedenmaker als je dat wilt, herinner je je zelfs mijn naam niet meer?'
Ik haalde mijn schouders op en schud mijn hoofd. De Hoedenmaker schudde zijn hoofd en mompelde wat. Even leek hij van de wereld te zijn, maar toen richtte hij zich weer op mij. 'Het had ooit een andere naam, maar goed, welkom in Horrorland!'
De Hoedenmaker huppelde vrolijk het bos in. Ik haastte me achter hem aan, met een zware theepot in de ene hand en een vies theekopje in de andere. Wat was er in hemelsnaam aan de hand?
A/N Er is een kans dat ik dit verhaal verder ga schrijven, want ik houd echt van dit idee. Blijkbaar houd ik ook wel van een beetje horror schrijven xD
Voor @MayleneHunt staat hieronder hoe het verhaal doorgaat (Spoilers!)
De Hoedenmaker leidt Alice, die steeds meer begint te herinneren, rond, en we komen allemaal karakters uit Alice's Adventures in Wonderland tegen. Uiteindelijk blijkt dat Wonderland/Horrorland gecreeerd was door Alice en haar fantasie en die regelmatig bezocht, in haar dromen of als ze verveeld was. Toen ze iets van vijftien was, kreeg ze een 'kleine' ruzie met de Hartenkoningin en heeft de Hartenkoningin Alice een vergeteldrankje gegeven, zodat ze nooit meer terug zou komen. Dit leidde ertoe dat Wonderland een soort van afstierf. Het konijn was het hol uit gegaan, omdat hij Alice's aanwezigheid merkte en hij probeerde haar te vertellen van de gebeurtenissen die waren voorbijgegaan tijdens Alice's afwezigheid. Zijn stembanden waren echter ook aan het afsterven en daarom kwam er alleen maar een gerochel uit.
En holy sh*t wat een moeilijke opdracht. Ik vertel je niet welk archetype ik heb gekozen, omdat ik benieuwd ben of je het vindt. Ik denk het eerlijk gezegd niet, ik heb het tenminste niet helemaal goed kunnen uitbeelden zeg maar. Wel was dit een geweldig uitdaging.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro