Episode 3
Ik haatte het om alles te vertellen. Om de herinneringen van die fatale nacht weer boven te brengen en om ze uit te leggen dat ik er niets aan kon doen.
Lucy, Susan en Edmund luisterde aandachtig. Maar Peter..
Peter liep steeds een en weer met zijn handen achter zijn rug geslagen, hij gaf soms afkeurende kreunen als ik vertelde dat de Telmarijnen weer meer in Narnia hadden geplunderd.
We overnachtten in Cair Paraval. Ik kon niet slapen, ik staarde alleen naar de avondlucht en naar de fonkelende sterren.
'Ik snap het nog steeds niet.'
Ik duwde me met mijn handen omhoog. Peter zat met zijn benen gekruist me aan te kijken. Ik ging recht zitten en zuchtte.
'Wat snap je niet?'
'Dat je met ons mee bent gekomen, ik snap niet dat niemand ons iets heeft gezegd over jouw, niemand in Narnia heeft je naam ooit laten vallen.'
'Dat komt omdat ik nog niet geboren was, idioot,' zei ik tegen hem op een ''duh'' toon.
'Maar je bent zomaar met ons meegekomen, je was op het zelfde moment op het station als ons.'
'Alles wat Aslan doet heeft een reden,' zei ik. Ik keek weer naar de sterren. 'Hij wilde dat ik dichtbij jullie bleef en wanneer de tijd rijp was dat ik met jullie terug ging naar Narnia.'
'Dat heb je ons niet vertelt,' zei hij beschuldigend.
'Denk je dat ik het leuk vind om erover te spreken,' zei ik bars. 'Ik schep niet zo op over die tijd als jou.'
Ik raakte een gevoelige snaar bij hem volgens mij, want hij ging op zijn rug liggen en sloeg zijn handen onder zijn hoofd. Ik zuchtte nog een keer diep, ging liggen en sloot mijn ogen. Ik was op dat moment blij dat ik niet kon slapen, want Susan stond twintig minuten later op en liep weg. Peter volgde haar.
Ik spitste mijn oren, mijn moeder zei altijd tegen me dat mijn gehoor goed was. Of zoiets in ieder geval, ik kan het me niet zo goed meer herinneren.
'Je moet niet zo tegen haar doen, Peter,' zei Susan een beetje boos.
'Ik doe niet zo tegen haar,' zei Peter, 'ik vind het gewoon raar-'
'Dat ze misschien net zoals ons is,' voegde Susan aan tot zijn zin.
'Ja.'
'Op het begin klonk het ook raar, geloof me, maar ik denk dat ze gelijk heeft, alles slaat erop dat ze hetzelfde heeft meegemaakt als ons.'
'Maar-'
'Geloof het nou maar Peter.'
'Ik wil gewoon niet dat ze doet alsof ze bij onze familie hoort,' zei hij uiteindelijk.
'Dat doet ze niet,' weerde Susan tegen, 'ik zie aan haar dat ze zich een buitenstaander voelt.'
'Maar goed ook,' zei Peter bars.
'O kom op, Pete,' zei Susan ongelooflijk, 'ze heeft veel dingen meegemaakt.'
'Wij ook.'
'Maar niet zo'n dingen als haar, heb jij ooit gezien hoe onze moeder werd vermoord?'
'Nee,' zei Peter nog steeds bars.
'En tenslotte ze hoort op een of andere manier bij ons, Lucy is erg onder de indruk van haar.. En Edmund ook.'
Ik hoorde hoe Peter snoof.
*•*•*•*
Het was fantastisch om mijn normale kleren weer aan te doen, de wambuis paste precies om mijn bovenlichaam, mijn jas kwam nog steeds tot een stuk over mijn knieën en mijn broek paste ook nog. De schede paste om mijn middel. Mijn bijl voelde wel wat lichter aan, mijn pijlenkoker zat vol met pijlen en de niet gebroken boog stopte ik er ook in.
Ook de Pevensies hadden hun oudere kleding aangedaan en hun wapens meegenomen.
We liepen weg van Cair Paraval. Ik wilde het vernietigde paleis niet meer zien.
We werden meteen verwelkomt door het geluid van een rivier. We renden de heuvel op die voor ons lag.
Voor ons bevond zich een rivier, over het water gleed in boot. In de boot stonden twee mensen, de rechter had met zijn handen de derde persoon vast aan zijn schouders en de linker aan zijn voeten. Maar het was niet zomaar iemand.
Het was een dwerg.
Hij was vastgebonden en zo te zien wilde ze hem over boord gooien. Ik herkende het wapenuitrusting van de Telmarijnen. Susan legde een pijl op haar boog en schoot. De pijl raakte het hout van de boot en het wiebelde even. Ik maakte mijn bijl los uit de schede en draaide het even in mijn handen. Peter en Edmund ontblootten hun zwaarden.
'Laat hem los!' riep Susan naar de soldaten. Een van de soldaten vloekte. Ze wisselde even blikken en gooide de dwerg het water in.
Ik liet mijn bijl op de grond vallen en rende naar de rivier. De linker van de soldaten greep naar zijn kruisboog en wilde schieten. Maar hij werd doorboort door een pijl. Hij viel van de boot af en zijn maat volgde hem desnoods.
Ik bereikte het water en dook erin. Het koude water verwelkomde me als een oude vriend. Ik kneep met mijn ogen en zwom naar beneden. De dwerg bereikte de grond van het meer. Ik zag hoe hij zich hopeloos uit de touwen probeerde te bevrijden.
Ik bereikte de dwerg en pakte hem bij zijn kleding vast en trok hem naar boven. We bereikten het oppervlakte, ik haalde diep adem en blies het weer uit. Ik trok de dwerg naar de kust. Al snel kon ik staan en sleepte ik de dwerg het zand op.
Lucy kwam al aan rennen en sneed de touwen door. Met zijn bevrijde handen trok de dwerg het doek van zijn mond af, hij spuugde het water uit zijn mond en krabbelde overeind.
Hij keek ons een voor een aan. Susan ging naast me staan en Edmund aan mijn andere kant. Hij was ook nat. Susan keek me even dankbaar aan. Maar de dwerg dacht niet aan een bedankje.
'Laat hem los,' citeerde hij woedend. 'Had je niet eens iets anders kunnen bedenken.'
'Dank je zal wel voldoende zijn,' zei Susan.
'Ze konden me ook zonder jullie verzuipen,' zei de dwerg. Hij wees boos naar de rivier. Ik nam de dwerg even in me op. Hij had blonde haren die erg lang waren en samensmolten met zijn baard. Er zat een snee bij zijn oog en hij had doorzichtige blauwe ogen.
'Misschien hadden we inderdaad niets moeten doen,' zei ik geïrriteerd tegen hem. De dwerg keek me met zijn doordringende ogen aan.
'Waarom probeerde ze je eigenlijk te vermoorden?' vroeg Lucy.
'Dat doen Telmarijnen nou eenmaal,' antwoordde de dwerg.
'Ik dacht dat ze zich nu wel koest hielden,' zei ik verbaasd. Ik had inderdaad niet verwacht dat de Telmarijnen zich nog met Narnia bemoeiden. Maar ik was natuurlijk weer eens fout.
De dwerg keek me nog eens aan. 'Dan heb je het verkeerd,' zei hij. Hij wierp zijn blikken weer op de anderen, 'wie zijn jullie?'
Niemand antwoordde echter. Susan leek zich iets te herinneren en gaf me mijn bijl. Ik knikte dankbaar en maakte hem vast aan mijn schede. De dwerg keek naar mijn bijl, zijn ogen flitsten meteen naar het teken wat op het handvat was gekerfd. Zijn houding werd wat afstandelijker en ik keek hem vragend aan.
'Dat kan niet waar zijn,' zei hij op een barse toon. 'Zijn jullie t'? De koningen en koninginnen van weleer?'
Peter stapte naar voren, hij hield zijn hand uit.
'Hoge koning Peter, de Grote.' De dwerg nam zijn hand niet aan, maar week juist meer van ons weg.
'Dat laatste had wellicht niet gehoeven,' zei ik tegen Peter. Hij gaf me een irriterende blik.
'Wellicht,' grinnikte de dwerg een beetje opgelaten.
'Je zou nog vreemd opkijken,' zei Peter. Hij trok zijn zwaard uit de schede en stak het uit naar de dwerg.
'Dat zou ik niet doen, jongen,' bemoeide de dwerg zich ermee.
'Ik ook niet,' begon Peter, 'maar zij wel.' Hij richtte zijn blik op mij.
Meen je dit.
Peter knikte. Ik zuchtte. Edmund gaf zijn zwaard aan mij. Het lemmet voelde raar en het was onstabiel. Maar ik had vaker met zo'n wapens gevochten. Dit keer zou het ook goed gaan. Hopelijk.
Ik zwaaide het zwaard een paar keer op en neer en ging voor de dwerg staan. Peter overhandigde hem zijn zwaard. Het leek eerst dat de dwerg zou bezwijken onder het gewicht.
Ik stond klaar.
Hij tilde het zwaard plotseling omhoog en liet het tegen mijn zwaard aanvliegen. Het geluid van ijzer op ijzer klonk zo bekend dat ik meteen wist wat ik moest doen. Ik weerde de slag af.
De dwerg deed een linkse slag, ik weerde hem af. Nog een linkse, ik weerde het weer af. Hij sloeg plotseling het zwaard over de grond, om mijn voeten een soort van af te hakken. Ik sprong, de slag vloog onder me door.
Ik zorgde nu dat ik in de aanval ging. Mijn zwaard kletterde tegen die van hem. Nog meer slagen. De dwerg sloeg Peters zwaard helemaal naar achteren en zwaaide het naar voren. Ik sprong naar achteren. Het zwaard kwam terecht in het zand.
Toen gebeurde het dat we in een strijd kwam van linkse slag, rechtste slag en weer opnieuw. Ik draaide Edmunds zwaard om de zijne en het lemmet werd uit zijn handen geslagen. Het zwaard plofte twee meter verder op de grond.
Edmunds zwaard stond nu tegen het strot van de dwerg aan.
'Gewonnen,' zei ik nuchter.
De dwerg liet zich zakken op de grond. 'Baarden en besteden,' fluisterde hij. 'Die hoorn werkte dan toch.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro