Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

(xxii) Groene anjers & gestolen taart

"I am ashamed of my century, 
but I have to smile."

-Frank O'Hara

Zweet parelde op Alans voorhoofd, hoewel het ijskoud was in de lege schuur. Hij wist niet hoe hij er gekomen was, enkel dat de enige uitweg recht voor zijn neus lag. Alles wat hij moest doen was een potje schaak winnen.

Zijn hand zweefde boven het schaakbord en manoeuvreerde zich naar het paard. Hij bedacht zich, zijn hand terugtrekkend.

Bijtend op zijn lip waagde Alan een blik op zijn tegenstander. De machine aan de andere kant van het schaakbord knipperde met diens lichten. Monotoon gepiep echode doorheen de ruimte. Hoe kon hij het ooit winnen tegen een schaakcomputer, tegen de wiskunde?

Simpel. Hij trommelde zijn vingers tegen de grond, niet eens nadenkend over de volgende stap.

De machine begon steeds luider te piepen in protest. Het klonk haast boos. Want Alan wist dat er één ding is waar een computer niet tegen kon. Namelijk de traagheid van de mens. Het gepeins en getwijfel.

Hij wist niet hoelang hij al opgesloten zat, of hoelang het al zijn zet was.

Hij liet zijn hand tergend traag langs de stukken glijden. Zoals verwacht begon er rook uit de machine te komen.

Het zelfvernietigingsproces was uit wanhoop in gang gezet. Alan had gewonnen.

Hij had nog nooit zo in een machine kunnen vinden.

Zijn droom vervaagde traag, als een typische Engelse mistwolk. Het geluid van de machine die in een tikkende tijdbom transformeerde, nam plaats voor dat van kletterend ijzer.

Alan opende zijn ogen wenste onmiddellijk dat hij terug in zijn droom was. Enkele stralen zonlicht schenen doorheen de stalen buizen van zijn cel. In de droom was hij ook opgesloten geweest, maar kon hij op zijn minst doen alsof de realiteit niet bestond.

'Goedemorgen.' De stem klonk opvallend teder. En bekend.

Kreunend draaide Alan zich met zijn rug weg van de deur. Zijn ogen moesten wennen aan de plotse explosie van licht terwijl de deur openging.

Het eerste wat hij zag was een verwaande scheve glimlach die hij zo hard gemist had.

'Hugh?' Wrijvend in zijn ogen ging hij recht zitten op het gevangenisbed.

'Wat hebben ze je toch aangedaan?' Hugh drapeerde zijn vest om Alans schouders, die het dankbaar strakker om zich heen trok. 'Luister, ik ben zo snel mogelijk van Bletchley naar hier gekomen. Ik heb je borg betaald, laten we je hier zo snel mogelijk wegkrijgen.'

Alan werd rechtgetrokken. 'Heb je geld betaald om me uit de gevangenis te krijgen?' Hij werd overspoeld door emoties. De afgelopen dag had hij naar de muur van zijn cel gestaard, met een leeg gevoel in zijn maag, onwetend over hoe lang hij hier nog moest zitten en malend over alle foute beslissingen. Was het zijn schuld dat Arnold ook in de penarie zat? Hij wist het nog steeds niet.

'Toch tot je proces.' Hugh klikte met zijn tong. 'Ik moet eens bijhouden hoe vaak ik je hachje al gered heb. Laat staan hoeveel geld je me nog tegoed hebt.'

Hoewel Alan aangestaard werd door een cipier op de gang, lachte hij. Extra luid zelfs. Hij omhelsde zijn oud-collega en fluisterde een bedankje in zijn oor.

De cipier snoof. Alan herkende hem als degene die hem 's nachts wakker maakte, voor zijn eigen plezier, aan de opvallende zijscheiding in zijn grijze haren. Hoewel ze niet allemaal slecht waren, eentje had Alan zelfs een keer een frisse appel gebracht. Hij had nog nooit zoiets lekkers gegeten.

Hij moest zich inhouden om niet in huilen uit te barsten, want de waarheid was dat hij bang was. In de diepe leegte in zijn borst kolkte een angst voor wat er met hem zou gebeuren, die tijdens zijn voorhechtenis steeds groter werd. Daarbovenop kwam het feit dat hij niet wist waar Arnold was en hoe hij het stelde. Hij keek in het rond, naar de andere cellen, in de hoop een glimp van lichtblonde haren op te vangen.

'Je vriend zit hier ook ergens,' antwoordde Hugh op zijn onuitgesproken vraag. Hij schudde zijn hoofd naar Alans hoopvolle blik. 'We kunnen hem nu niet vrij krijgen, hij wil geen geld van anderen aanvaarden.'

'Te trots,' mompelde Alan furieus.

'En die jongen had zelf ook geen spaargeld, ik heb het nagevraagd. Blijkbaar is hij op staande voet ontslagen.'

Alan incasseerde die klap. Arnold was zo bang geweest om zijn baan te verliezen. Als je dat doet, dan is mijn leven voorbij. Dat van mijn vader ook. Hij balde zijn vuist, nagels groeven zich in zijn handpalm. Het was niet eerlijk.

'Hoe wist je dat ik was gearresteerd?' vroeg hij om van onderwerp te veranderen, zijn tranen verbijtend.

'Ah, dat is het slechte nieuws.' Hugh wierp hem een zijdelingse blik toe.

'Wat was alles hiervoor dan? Een luchtig onderonsje?'

Hugh negeerde dat. 'Je broer heeft me opgebeld. Hij komt naar hier voor de rechtszaak. Hij klonk niet blij.'

Geconcentreerd probeerde hij de groene anjer in zijn vest juist te steken, al was het maar om zijn broer te enerveren. De bloem diende als steun, ook al zou niemand de betekenis ervan weten. Het proces kon elk moment beginnen, diep vanbinnen wist Alan al hoe het zou aflopen.

'John,' begon hij voor de derde keer die ochtend. 'Ik weet dat je een advocaat bent en alles beter denkt te weten, maar ik ben een volwassen man. Ik heb je hulp niet nodig.'

Zijn broer wreef verwoed het zweet van zijn snor. 'Het is nochtans je eigen schuld dat je hier zit. Hoe dwaas kan je dan ook zijn om gewoonweg toe te geven dat je gemeenschap had met een man.' Dat laatste fluisterde hij, alsof het uitspreken van die woorden hem regelrecht naar de hel zou sturen. 'Ze hadden geen bewijs.'

'De agenten hebben me erin geluisd.' Hij was degene die per se naar de politie wilde stappen voor de inbraak, nu moest hij de gevolgen daarvan aanvaarden.

John wees naar de deuren van de rechtszaal. 'Luister, je kan niet liegen daarbinnen.'

'Ik lieg nooit. Als je me zou kennen zou je dat weten,' kaatste hij terug.

'Als je zegt dat je onschuldig ben, lieg je.'

'Ik ben ook onschuldig.' Alan keek op van de bloem in zijn vestzak.

John schudde zijn hoofd. Zijn blik sprak van verraad, zelfs zijn eigen broer stond niet achter hem. 'Je snapt het nog steeds niet. De feiten die je hebt gepleegd zijn strafbaar, dus ben je schuldig. Heb je echt een relatie gehad met een man?'

Alan bleef hem aanstaren.

'Oh God, misschien heb je gelijk en ken ik je helemaal niet.' John begroef zijn gezicht in zijn handen. 'Je lijkt me gewoon niet het type.'

'Ik heb geen idee wat je bedoelt.'

Op dat moment weergalmden voetstappen doorheen de gang. Het eerste wat Alan zag was een man met een witte pruik, gevolgd door een agent en een kleine jongen met bijna even licht haar als de strafpleiter, die een blik op hem durfde te werpen.

Met een ruk draaide Alan zijn hoofd weg. Hij kon Arnold niet onder ogen komen. Als Arnold door hem nog een dag langer in de gevangenis moest blijven, zou hij het zichzelf nooit vergeven.

Hij hoorde zijn naam geroepen worden en kneep zijn ogen dicht.

John priemde met zijn vinger langs Alan heen. 'Dat type. Een flikker. Jij bent toch niet zo hopeloos je te verlagen tot dat.'

Alan stond recht en weerde Johns poging om zijn vest goed te trekken af. 'In feite ben ik dat wel en ik zou niets anders willen.'

Hij wilde de zaal binnenwandelen, zijn noodlot tegemoet, maar werd tegengehouden.

John keek hem recht in de ogen. 'Ik ben niet de beste broer geweest en het spijt me, maar je moet me beloven dat je je best gaat doen daarbinnen. Ik kan je niet verdedigen, dus het beste wat je kan doen is knikken.'

Alan knikte. Als pleger van een seksueel misdrijf had hij zijn recht op juridische bescherming verspeeld, hij stond er helemaal alleen voor.

Toch was hij niet van plan om zijn mond te houden. Hij draaide zich om op zijn hiel en liep de zaal binnen.

De stem van de rechter was schor toen hij sprak. 'Alan Turing, een persoon van het mannelijke geslacht, heeft een daad van grove onzedelijkheid begaan met Arnold Murray, een andere persoon van het mannelijke geslacht.'

Deze keer was het Alan die een blik waagde op Arnold. De jongen zat ineengekrompen aan de andere kant van het gangpad. Liefst van al wilde hij over de spreekstoel springen en hem omhelzen. Maar dat was net de reden dat ze hier zaten.

De raspende stem trok zijn blik weer naar voren. 'Uit de vijf pagina's lange verklaring van Turing, valt deze veroordeling niet te betwisten.' Het zwarte gewaad van de rechter weerspiegelde de kleur van zijn ogen die hij op Alan vestigde. 'Het was haast poëtisch geschreven, u hebt een schrijftalent.'

Achter hem hoorde hij twee mannen lachen.

De rechter ging verder, op een serieuzere toon. 'Ik geloof dat meneer Turing dacht dat wat hij deed juist was.'

Omdat het dat is, wilde hij roepen. Arnolds neergebogen hoofd hield hem tegen. Hij moest zichzelf onder controle houden. Zeggen wat ze wilden horen.

'Maar het is niet erg realistisch van hem om te denken dat een dergelijke ongelijkwaardige relatie zich als een liefdesverhouding tussen twee vrije mensen kon ontwikkelen.'

Alan schuifelde ongemakkelijk op het houten bankje. Hun relatie was nooit ongelijkwaardig geweest, hij zou nooit zijn macht misbruiken. Arnold wist dat, maar de jongen sprak de rechter niet tegen. Zijn vader, die in het publiek zat, had hem verboden iets te zeggen, dat moest haast wel.

'Heeft u daar iets op te zeggen?' De gehele zaal staarde Alan aan terwijl hij rechtstond.

Vanuit zijn ooghoeken zag hij zijn broer zitten. Dit was een schaakspel dat hij niet kon winnen. Net zoals in zijn droom zou elke zet die hij maakte een vergeefse poging zijn. John wist dat. Alan opende zijn mond.

Met een betekenisvolle blik schudde John zijn hoofd, wetende dat zijn kleine broer niet naar zijn advies ging luisteren.

'Heeft u ooit Alice in Wonderland gelezen edelachtbare?'

John begroef zijn hoofd in zijn handen.

'Op het einde van het verhaal, vond zich ook een rechtszaak plaats. Iemand had de cake van de Rode Koningin opgegeten. Ze eiste dat de daders hoofd die dag nog op de grond zou rollen.'

'Ik zie niet hoe dit relevant is,' sputterde de rechter tegen.

'Verdiende die persoon het om onthoofd te worden?'

'Nee, dat is belachelijk. Daar zouden geen straffen op moeten staan.'

'En toch staan we hier voor een mindere misdaad. Het stelen van cake is ronduit onbeleefd. Maar mijn enige misdaad is het houden van iemand en het uitten van die liefde.'

De zaal was in stilte gehuld toen Alan terug ging zitten.

'Dat is een hele ludieke vergelijking, maar irrelevant. Ik volg de wet en uit clausule 42 in het wetboek van 1885 staat dat u een strafbaar pleit hebt gepleegd. Ontkent u dat?'

Alan boog zijn hoofd, de woorden zaten vast in zijn keel. Als hij schuldig zou pleiten, zou hij hen laten winnen. Aan de andere kant had hij de feiten wel gepleegd.

'Nee, ik ontken het niet.'

Alan hoorde het bloed langs zijn oren stromen, de rest van de zitting ging voorbij in een waas. Hij slaagde erin een glimlach op zijn gezicht te toveren toen Hugh naar voren stapte in zijn verdediging. Hij vertelde dat zijn vriend een aanwinst voor de natie was. Dat Alan bijzonder eerlijk en oprecht was.

Zelfs zijn buurman was uit het niets komen opduiken. Roy Webb lichtte toe hoe Alan vaak op zijn baby paste en hij hem vertrouwde.

De woorden gingen aan Alan voorbij, de rechter zou het toch niet geloven.

Wat hij ook zou zeggen, hij zou zichzelf er niet uit kunnen praten. Maar misschien zou hij Arnold nog kunnen redden. Hij moest het proberen.

Alan stond op zonder toestemming en sprak over het protest van de rechter heen. 'Onze relatie was inderdaad ongelijk. Arnold had geld nodig en zou daar alles voor doen. Ik gebruikte hem als een speelpop.'

Voor de eerste keer klonk zijn leugen standvastig, misschien omdat er een kern van waarheid in zat. Alan fixeerde zijn ogen op de zwarte irissen van de rechter, opdat hij de gapende expressie van Arnold niet kon zien.

Hij was zich vaag bewust van het gejoel van Arnolds vader, die met trots zijn gelijk verkondigde. Zijn zoon deed het gewoon voor het geld. Wat een opluchting. De rechter maande de zaal tot stilte.

Alan rechtte zichzelf pas op toen het geklop van de houten hamer weerklonk, die daarna naar Arnold opgegeven werd. 'Het is me duidelijk geworden dat deze jongeman beïnvloed werd. Daarom spreek ik hem vrij, op voorwaarde dat hij zich goed zal gedragen.'

Arnolds blik vloog naar hem, in zijn ogen een storm van emoties. Opluchting, angst, misschien zelfs hartstocht.

De glimlach op Alans gezicht verdween toen de rechter zich naar hem draaide. 'U begrijpt dat u wel aan een straf onderworpen zal worden?' Hij knikte. 'Deze vorm van geestesziekte wordt normaal bestreden in de gevangenis maar er is ook een modernere oplossing voor gevonden. Met een hormonenbehandeling zou u uw ziekte kunnen genezen. Het oestrogeen zal uw onnatuurlijke driften uitdoven.'

Alan liet een gekwelde lach ontsnappen. Hij had al eerder van zulke behandelingen gehoord. In de concentratiekampen hadden de Nazi's geëxperimenteerd met zulke hormonen op homo's. Het was wreed. Jaren van zijn leven had hij gespendeerd met het verslaan van Duitsland en dit was zijn dank? Alsnog onderworpen worden aan hun kwellingen?

Een herinnering aan Chris flitste voor zijn ogen voorbij. De dromen die ze samen gedeeld hadden zou hij in de gevangenis nooit waar kunnen maken.

Dus koos hij voor de laatste optie, want op een dag zou hij gelijk krijgen. Ooit zou het houden van een persoon geen misdaad zijn. De vraag was enkel wanneer? Tot dan moest hij enkel wachten tot de machine zichzelf zou vernietigen. En zo zou hij toch het schaakspel winnen.

De frisse wind sloeg in zijn gezicht toen Alan het gerechtsgebouw verliet. Het leek alsof hij een compleet nieuwe wereld instapte. Al wist hij nog niet waarom. Misschien omdat hij niet verwacht had de buitenlucht nog te kunnen voelen.

Maar toen zag hij Arnold staan en zijn hart sloeg een slag over. Nooit zouden ze hem zijn gevoelens kunnen afnemen.

Met opgeheven hoofd liep hij langs de blonde jongen heen, hun handen streken tegen elkaar. Hij was ervan overtuigd dat dat hun laatste aanraking ooit zou zijn. Ze konden het risico niet nemen om de andere ooit nog te zien.

Toen draaide Arnold zijn hand en nam zijn pols beet. Alan werd meegesleurd en een haag ingetrokken. Ze stonden in een bloemenperkje tussen de rechtbank en de priemende blikken van voetgangers in.

'Ik kon je niet laten gaan, zonder je te bedanken.' Arnolds vingers lieten zijn pols niet los. De zwarte nagellak was vervaagd gedurende zijn tijd in de gevangenis.

'Voor wat daarbinnen gebeurde? Ik kon je niet mee het graf insleuren.'

Arnold zag er anders uit. Toen hij zijn hoofs schudde, bewoog er geen oorbel mee. Zijn ogen waren even leeg als de eerste keer dat hij hem zag.

Alan werd met afgrijzen gevuld toen hij besefte wat dat betekende. Daarbinnen was hij misschien degene geweest die een straf had gekregen, maar Arnold had iets veel kostbaarder verloren.

Zichzelf.

Hij was terug bij af. De manier waarop hij zijn kaak spande vertelde hem dat hij nooit meer dezelfde Arnold zou zijn. Dat nu ook hij niet meer wist wat liefde was.

Alan nam de bloem uit zijn vestzak en plaatste hem achter Arnolds oor. 'Een groene anjer. Mensen zeggen dat de kleur abnormaal is, een foutje van de natuur. Net daarom vind ik het één van de mooiste bloemen.'

Het symbool had hij ontleent aan Oscar Wilde. Hij was een eeuw geleden ook in de gevangenis beland om dezelfde reden als hen. In al die jaren was er niets veranderd.

Arnold hief zijn hand naar de bloem, de andere nog steeds om zijn pols heen, zijn lege ogen glazig. 'Ik wilde je bedanken omdat de elite me meestal aanziet als uitschot, een speelpop zoals je zelf zei. Maar jij Alan, je hebt me altijd behandeld als een gelijke, als een vriend.'

Alan streek met zijn duim over de sproeten van de jongen, alsof het tranen waren die hij kon wegvegen. Was het verdriet maar zichtbaar vanbuiten, nu gingen de wonden veel dieper.

'Snap je nu waarom ik geen waarde hecht aan materiële dingen? Mijn fraaie medaille en titel betekenden niets daarbinnen. Maar dit,' hij schudde Arnolds hand in de zijne, 'dit betekent wel iets. Iets dat ik nooit zal vergeten.'

'Dus,' begon Arnold, zijn handen kropen naar de kraag van zijn shirt. 'Dit betekent ook niets?' Hij hief de ketting over zijn hoofd, en haalde er één ID-plaatje af, die hij in zijn broekzak stak. De ketting werd aan Alan overhandigd, die ze sprakeloos aannam. 'Ik zal mijn prof die nog steeds niet kan flirten ook nooit vergeten.' Er speelde een weifelende glimlach op Arnolds lippen.

Dat gaf Alan een sprankje hoop. Alles in hem wilde die lippen aanraken, al was het maar voor een laatste keer. Maar al te goed wetend dat Arnold nog steeds zijn lucht was, dat hij zonder hem niet kon ademen, lieten ze elkaars handen los.

Hij verstevigde zijn grip op de ketting. Bij elke hartslag, elke stap die hem verder van de jongen verwijderde, weergalmde het gedicht van Oscar Wilde. Dezelfde vers die hij tegen Joan had gepreveld.

Elke man doodt hetgeen dat hij bemint, maar niet elke man moest zijn leven opofferen.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro