9. Verder van huis
De bus reed het terrein van het ziekenhuis. Lijn 310, richting Heverdam. Nicka probeerde te verbergen dat ze nerveus was. Ze had de stad niet vaak verlaten. Wat had ze buiten Dinser te zoeken gehad? Hier had was alles wat ze nodig had. Dit was de plek waar ze de regels kende en had leren overleven.
Nu zouden ze de bus nemen en zou Nicka haar leven hier achter laten. Waarschijnlijk om nooit meer terug te komen. Ze was hier niet langer veilig. Het voelde als een slechte film.
De rode bus kwam tot stilstand en ging sissend open. De luide klanken van de radio kwam hen tegemoet. 'Jullie mogen wel achterin instappen!' riep de chauffeur over de begintonen van Bluefire. Hij had duidelijk geen idee in wat voor een waanzin hij was beland. Zou hij hen de bus in hebben gelaten als hij wist dat hij bijpersonage zou worden?
Nicka gaf de een knikje en rolde de rolstoel naar de achterdeur van de bus. Piepend schoof er een gele drempel uit. Ze had nooit geweten dat bussen die hadden. Quinten leek minder verbaasd. Hij was het gewend om in een rolstoel te zitten, iets wat haar fout was. Zou hij het zich nog herinneren?
Ze rolde de rolstoel de bus in en maakte hem vast met de gordel die daarvoor bestemd was. Ze keek hem even aan voor ze naar de chauffeur liep om een kaartje te kopen. Het kind moest het nog weten. De dag dat je leven over de kop wordt gegooid vergeet je niet. De buschauffeur keek haar aan en draaide de radio zachter. 'Wat kan ik voor je doen?'
'We moeten naar de laatste halte.' Ze overhandigde hem een briefje van twintig waarna hij haar twee kaartjes in de hand drukte en de la opende op wisselgeld te pakken.
'Dat is een lange reis.'
Ze knikte instemmend. 'Ze konden mijn broertje daar niet helpen, dus moesten we hier heen. Gelukkig is de busverbinding goed.' De leugen gleed verrassend makkelijk uit haar mond.
De buschauffeur reed bij het ziekenhuis weg. 'Mag ik vragen wat er is?'
'Daar heb ik het liever niet over,' zei ze snel. Ze had geen idee hoe ze het moest uitleggen.
De man glimlachte vriendelijk. 'Is goed hoor, beterschap in elk geval.'
Ze gaf hem een knikje, liep naar Quinten toe en nam plaats in een van de klapstoeltjes. De chauffeur draaide de radio weer harder waardoor de muziek door de hele bus galmde.
'In the morning you'll realise that I won't be a hero in your story,' zong hij vrolijk mee. De man had duidelijk geen idee waar het nummer over ging.
'Dus, zus, wat gaan we doen als we in Heverdam zijn?' Quinten keek haar met een onschuldig gezicht aan.
'Een hotel opzoeken en kijken hoe we jou op een veilige plek kunnen krijgen.' Nicka staarde naar het voorbij vliegende landschap. Quinten was geen slechte jongen, maar ze was blij als ze niet meer voor hem hoefde te zorgen. Ze was nu al moe en het was nog maar ochtend. Ze dommelde weg terwijl de bus door de straten hobbelde.
Het openingsmuziekje van het journaal doorbrak de radio uitzending zo abrupt dat ze in een keer wakker schrok.
'De politie vraagt uw aandacht voor de vermissing van de elfjarige Quinten,' galmt een vrouwenstem door de bus. 'Het kind is na schooltijd niet meer thuisgekomen in zijn woning in Dinser. Hij heeft zwarte krullen haren, draagt een spijkerbroek en een geruite blouse. Een belangrijk detail is dat de jongen niet zelf kan lopen en waarschijnlijk in een rolstoel zit. Het is nog onbekend of het om een misdrijf gaat.'
Quinten keek haar verschrikt aan. 'W-we moeten hier weg,' fluisterde hij zacht.
'Ja, maar de chauffeur gaat er vanuit dat we tot de laatste halte gaan,' fluisterde Nicka terug. 'Als we nu uitstappen belt hij sowiso.'
Het kind beet nerveus op zijn lip. Zijn handen klemden zich rond de armsteunen van de rolstoel. 'Ze mogen ons niet vinden.'
'Dat gaat niet gebeuren,' beloofde Nicka, maar ze was er niet zeker van. Als een iemand hen herkende zaten ze in de problemen. 'Misschien moeten we in Heverdam naar het politiebureau gaan. Als je ze daar uitlegt dat je niet naar de politie kon wegens een mol, zoeken ze vast een oplossing.'
'Nee,' zei Quinten zacht. Een rilling trok door zijn lichaam. Hij was echt bang.
Nicka moest een zucht onderdrukken. 'We moeten iets doen. We kunnen niet blijven vluchten.'
'Alsjeblieft niet naar de politie,' smeekte hij. Vocht welde op in zijn ogen.
'We hebben het er wel over als we op een veilige plek zijn.' Ze wierp een blik op de buschauffeur. Hij keek hen aan met een vreemde blik in zijn ogen. Alsof hij het doorzag. Ze twijfelde er aan of ze hun eindbestemming wel zouden bereiken. Nicka haalde diep adem. Ze had niks verkeerds gedaan. De politie wist niet van haar kleine inbraak en het pistool. Ze had helemaal niks te vrezen. Alles wat ze moest doen was uitleggen wat er was gebeurd en ze was vrij om te gaan. Maar Quinten... Ze moest een leugen bedenken en snel ook.
'Ethan, laten we een paar haltes eerder uitstappen en even bij tante langsgaan.' Haar stem galmde door de bus. Ze was er bijna zeker van dat iedereen haar leugen doorzag. Het was alsof ze wachtten op Quintens reactie om te zien of hij bang was.
Een grote glimlach verscheen op de lippen van het kind. 'Ja! Zij heeft toch die lekker ijsjes?'
Opnieuw stond ze versteld van zijn acteerkunsten.
'Ik weet het niet.' Kwam er uit haar mond. Het klonk wat dom. Zelfs als ze het niet wist, zou een goede zus nog een beter antwoord hebben. Maar ze had nooit broertjes of zusjes gehad en familiebezoek was niet vanzelfsprekend in haar familie. Zweetvlekken ontstonden onder haar oksels. Haar vinger ging trillend naar het knopje wat ze gehaast indrukte. Ondertussen zat Quinten naast haar met een enthousiaste glimlach op zijn gezicht. Als ze niet geweten had hoe bang hij was, zou ze hebben gedacht dat hij echt naar zijn tante ging. Ook al zat hij in een goedkope ziekenhuis rolstoel, leek op de beschrijving en werd vergezeld door iemand die duidelijk wat klappen te verduren had gehad.
De bus kwam met een ruk tot stilstand bij een halte aan de rand van Heverdam. Nicka stak haar hand op naar de chauffeur, waarna ze de gordel van de rolstoel losmaakte. Zenuwachtig keek ze toe hoe de plank van de bus piepend uitschoof. Er was geen politie te zien. Waren ze ontkomen? Ze kon het niet goed zeggen. Gehaast duwde ze Quinten naar buiten. De rustige straat in. Het zonnetje scheen en enkele kinderen renden gehaast over het woonerf in het zijstraatje. Een van hen stond bij de boom te tellen. Ze moesten van Quintens leeftijd zijn. Hij was nog maar elf, schoot door haar hoofd. Ze was het opnieuw bijna vergeten.
'Nicka, misschien moeten we hier weg.' Quintens zachte stem onderbrak haar gedachtestroom.
'Je hebt gelijk.' Nicka zuchtte en duwde hem verder de straat in, op zoek naar een plek waar ze veilig konden staan. 'Ik heb geen idee wat we moeten doen, want ik denk niet dat we een hotel in kunnen lopen.'
Quinten bleef stil alsof hij ook geen idee had. 'Misschien kunnen we daar zitten,' zei hij na een paar minuten. Hij wees naar een parkje dat zich tussen een paar huizen had gewurmd. Het was niet meer dan een groepje bomen met een modderige zandbak en versleten bankjes waar niemand gebruik van maakte.
Ze knikte en duwde hem het grasveld op. Ze zette hem naast het bankje neer en nam plaats op het krakende hout. Ze haalde de prepaid telefoon uit haar zak en typte Esmays nummer in. Aarzelend keek ze naar haar scherm. Wist ze zeker dat ze de straatvechter kon vertrouwen.
'Wat doe je?' Quinten keek haar nieuwsgierig aan.
Ze keek op en probeerde haar trots opzij te duwen. Ze kon hem niet onder een brug laten slapen en ze gingen zelf geen plek vinden. 'Ik bel een kennis die ons misschien kan helpen.'
Ze drukte op het hoorntje. Nu kon ze niet meer terug.
'Met Esmay.' De stem aan de andere kant van de lijn klonk verveeld.
'Esmay, ik heb je hulp nodig.' Nicka nam geen tijd voor beleefdheden. Die zouden ze beiden niet waarderen.
'Nicka! Waarin heb jij je wel niet verwikkeld? De blauwen kwamen het hele huis overhoop halen. Ze zoeken je.'
Een scheldwoord verliet haar mond. 'Esmay ik ben bij het vermiste kind. Het is ingewikkeld. We hebben een plaats nodig om te overnachten.'
'Wat?!' Nicka kon bijna voor zich zien hoe Esmay's mond open viel. 'Waar ben je?'
'Heverdam,' antwoordde ze direct. 'Ik heb een plek nodig waar ze niet kleppen.'
'Ik kan je wel wat adresjes geven, maar daar kun je geen kind vasthouden. Hij is elf.'
'Ik hou hem niet vast. Ik kan het nu niet uitleggen, maar ik heb hem niks aan gedaan en dat ben ik ook niet van plan.'
'Kan ik je vertrouwen?' Er klonk een aarzeling in de stem van de vechter.
'We zijn beiden van Halover.'
Er klonk een korte lach door de telefoon. 'Elisadam 82 is veilig. Het is een goedkoop hotel. Ik laat ze weten dat je komt, maar wat moet ik ze over het kind vertellen? Als we dat niet uitleggen laten ze je er niet in.'
'Hij is op de vlucht voor zijn eigen veiligheid. Zodra we weten dat het vertrouwd is, breng ik hem naar de blauwen.'
'Oké, maar als ik erachter kom dat je hierover liegt, stuur ik de blauwen direct jouw richting uit.'
'Ik lieg niet,' siste Nicka gefrustreerd. Waarom leek zelfs Esmay haar niet te geloven?
'Ik hoop het. Je wordt beschuldigd van de ontvoering van een kind met een handicap. Dat is echt doorgedraaid.'
Een hand tikte op de hare. Nicka keek op naar Quinten.
'Moet ik?' vroeg hij met een zacht stemmetje.'
'Ja, als je haar zou willen vertellen dat ik je niet ontvoerd heb, zou het fijn zijn.' Ze duwde de telefoon in zijn kleine hand.
'Hallo met Quinten.' Het jongetje fluisterde in de telefoon. 'Nee, ze wilde me naar de politie brengen, maar dat kan niet.'
Quinten gaf haar de mobiel weer terug, waarna Nicka hem naar haar oor bracht. 'Geloof me je nu?'
Esmay negeerde de vraag, waarschijnlijk had ze geen zin om haar verlies te erkennen. 'Pas goed op hem. Ik zorg ervoor dat jullie het hotel in kunnen. Neem de achteringang'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro