24. Hart vol vlammen
Er was iets betoverends aan op de grond druppende benzine. De regenboogkleuren die het had wanneer het licht erop scheen, verhulde hoe gevaarlijk het was. Hoe een vonk was genoeg zou zijn om een auto in vlammen op te laten gaan. Hoe makkelijk het huis wat er naast stond mee zou branden. Dat kreeg je als je spelletjes speelde met iemand die niks meer te verliezen had.
Nicka's benen voelden zwaar, toen ze naar het kleine schuurtje liep, alsof haar lichaam weigerde mee te werken aan wat haar hoofd al besloten had. Ze opende de ruw houten deur en liet haar ogen over de plan met gereedschap glijden tot ze de witte aansteker naast een veroeste bijl zag liggen. Er lag een laagje stof op alsof iemand hem al lang vergeten was. Voorzichtig veegde ze hem schoon. Even draaide ze aan het wieltje waardoor een kleine vonk ontstond. Dit was haar nieuwe wapen. Ze haalde diep adem en liep de schuur uit. Het was tijd om een eind te maken aan haar gevangenis. Wat ze hierna zou doen, wist ze niet en het maakte haar ook niet langer uit. Iemand die meewerkte aan de moord op een kind verdiende dit. Met stevige passen liep ze richting de auto. Wat zou haar moeder van haar denken als ze dit zag? Ze schudde de gedachten uit haar hoofd. Ze was een vreemde voor haar ouders. Waarom zou dit hen uitmaken?
Ze zette haar vinger op de aansteker. Alles zou verdwijnen net als haar woorden aan Quinten. Haar woede zou opbranden als het deed in een gevecht. Ze keek naar haar rode knokkels. Ze had al zo vaak gestreden. Een keer vaker kon ze het nog wel doen. Hierna hoefde ze het niet meer te doen, beloofde ze zichzelf. Als het vuur achter haar tot de hemel reikte zou ze zich bij haar lot neerleggen. Hierna was het genoeg geweest.
De zoetige geur van benzine drong haar neus binnen toen ze naast het voertuig hurke. Langzaam liet ze de aansteker zakken. Een klein stemmetje drong zich haar hoofd binnen.
Ze luisterde er niet naar.
Vlak voor de vlam de vloeistof raakte, grepen twee stevige handen haar vast. 'Laat dat vallen.' Een strenge mannenstem klonk in haar oor. Voor ze de kans kreeg om te reageren sloeg hij de aansteker uit haar hand en trok haar naar achter. Het ding viel op de grond. Er ontstond een barst in het witte plastic.
Ze rukte zich uit zijn armen en balde haar vuisten om hem een klap te geven. Haar voeten slipten weg in de benzine. Ze kon nog net haar evenwicht bewaren.
'Nicka! Nu is het genoeg geweest.' De stem van de man galmde over het erf.
Ze keek hem woest aan. 'Je hebt hem vermoord.' Ze stapte op hem af. 'Je mocht alles doen, maar niet dat.'
Hij stapte niet achteruit en keek haar recht aan. Woede brandde in zijn ogen. Toch leek het een klein beetje te doven, alsof het was gaan regenen. 'Wie heb ik vermoord?'
'Quinten,' siste ze, terwijl ze naar zijn scheve neus keek. Het had geen zin om die te breken, dat had iemand al een keer voor haar gedaan.
'Wat heb je met dat joch?' Zijn ogen gleden over de benzine. Het leek alsof het nog niet helemaal tot hem doordrong dat ze hem zou doden. In zijn hart klopte woede, in het hare haat.
'Niks, tot die Zumpolle van jou hem gevangenzette! Jullie zijn kindermoordenaars.' Haar woede brandde de boerderij weg, al lag de aansteker nog in de regenboogkleurige plas. Er was geen vlam nodig om een brand te stichten. Soms was haat genoeg. Ze brandde op, terwijl ze aanviel. Haar vuist schoot naar voren als een speer. Hij klapte tegen zijn ribbenkast. De man zette een stapje naar achter en zijn gezicht vertrok van de pijn, maar hij deed niks om haar te stoppen.
Nogmaals ontmoette haar vuist zijn ribbenkast. Als hij iets kleiner was geweest had de slag het bot kunnen breken. Hij kreunde zacht. 'Nicka, je lost je problemen niet op door de wereld te haten.'
'En jij lost ze wel op door hem te bellen en zeggen dat ik niet luister zeker!' Ze staarde hem aan, klaar om nog een klap uit te delen. 'Heb je enig idee wat je gedaan hebt?'
'Rustig.' Hij legde zijn grote handpalm op haar vuist. 'Ik heb niemand gebeld en er is niemand dood.' Hij keek haar streng aan. 'We halen nu de scheppen uit de schuur en bedekken deze troep met zand. Daarna gaan we naar binnen en praten dit uit.'
Niet? Met wie was hij dan aan de telefoon. Waarom zou ze nog meer leugens geloven? Ze keek hem besluiteloos aan. Haar ogen gleden langzaam over zijn sweater richting zijn met eelt bedekte hand die nog steeds op de hare lag. Hij sloeg haar niet. Hij deed geen enkele poging om haar te breken. Waarom?
Zijn hand liet de hare los en hij raapte de aansteker op. Hij keek er hoofdschuddend naar, haalde een gestreepte zakdoek uit zijn zak en veegde het voorwerp dat hem bijna zijn auto en misschien ook zijn huis had gekost droog. Toen liep hij richting het schuurtje. Als bevroren bleef ze staan. Waarom vermoordde hij haar niet? Als iemand haar wereld in de fik probeerde te steken, had ze dat gedaan.
De man kwam het schuurtje uit met twee grote scheppen. Zonder een woord te zeggen drukte hij er een in haar handen. In zijn ogen was nog steeds woede te lezen, maar het was gemengt met iets vreemds. Medeleven.
Berat legde de eerste schep aarde op de benzine, zij de tweede. De vloeistof werd langzaam door de aarde geabsorbeerd. Zonder een woord te zeggen ruimden ze de brandbare vloeistof op. Toen ze klaar waren, was er amper te zien dat ze een kwartier geleden van plan was geweest om de wereld in vlammen op te doen laten gaan. Het was Berat die haar wenkte om naar binnen te komen. Ze volgde hem aarzelend. Haar hoofd voelde zwaar toen ze op de stoel tegenover hem plofte. Het koste haar moeite hem aan te kijken, maar ze wilde niet zwak zijn.
De man vouwde zijn armen over elkaar en leunde wat naar voren. 'Er is veel wat je me niet hebt verteld.'
Ze knikte langzaam. Hoe zou hij reageren als hij haar waarheid kende? Zou hij schreeuwen, zwijgen of haar in stilte aankijken? Vroeger deed ze vaak alsof het haar niet boeide wat anderen van haar dachten. Nu kon ze dat niet langer. Ze wilde geen crimineel zijn, al spraken al haar daden dat tegen.
Berat keek haar aan. 'Wil je het me uitleggen?'
'Dat weet ik niet.' De woorden kropen langzaam over haar lippen. Ze wilde begrepen worden, alleen ze wist niet of hij dat zou kunnen.
Even was de man stil terwijl hij nadacht. 'Zullen we het zo doen. Ik vertel je eerst mijn verhaal en dan vertel jij dat van jou.'
Het was eerlijk, dus ze knikte. Het was alsof het lijstje steeds langer werd:
Oog om oog, tand om tand, moord om moord en verhaal om verhaal.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro